| |
| |
| |
Gerard Brands
door Wilma van der Pennen
Foto: Klaas Koppe
Gerard Brands is het pseudoniem van Gerard Bron, die op 22 november 1934 in Amsterdam werd geboren. Onder de naam Brands is hij voor verschillende media werkzaam als journalist. Daarnaast is hij redacteur van enkele tijdschriften, waaronder het populair-wetenschappelijk tijdschrift voor jongeren Kijk en het vogelbeschermingstijdschrift De Lepelaar. In 1958 richtte hij met J. Bernlef en K. Schippers het literaire tijdschrift Barbarber op. Hij publiceerde verhalen in onder meer Vrij Nederland en de Haagse Post. Zijn eerste dierenverhalen voor kinderen maakte hij op verzoek van de redactie van het avro-radioprogramma Ko de Boswachter. In 1975 kwam Het boek van Ko de Boswachter uit, met bijdragen van Gerard Brands, Burny Bos en Sjoerd Kuyper.
Brands debuteerde in 1970 met Kraaien tellen tot vier, een compilatie van eerder verschenen columns. Na eerst een aantal boeken voor volwassenen te hebben gepubliceerd, kwam in 1978 zijn eerste boek voor kinderen uit: Padden verhuizen niet graag. In 1979 kreeg hij daar een Zilveren Griffel voor. In 1993 mocht hij dezelfde onderscheiding in ontvangst nemen voor Allemaal bedrog, en in 1989 een Vlag en Wimpel voor Bolletje.
| |
Werk
In Barbarber, dat de ondertitel ‘tijdschrift voor teksten’ had, werden voornamelijk gewone teksten uit de alledaagse werkelijkheid opgenomen; in een nieuwe context geplaatst, kregen ze opeens iets opvallends. Zo nam de redactie prijslijsten op en allerlei berichten uit de samen- | |
| |
leving, die gewoonlijk over het hoofd werden gezien, met de bedoeling juist op die alledaagsheid de aandacht te vestigen. In zijn latere werk hanteert Brands eenzelfde uitgangspunt: met oog voor details weet hij van het schijnbaar gewone, alledaagse iets bijzonders, iets verrassends te maken. Brands schrijft over het ongewone van de gewone dingen om ons heen.
Brands' eerste boeken waren bundels dierenverhalen. Hij beschrijft daarin het gedrag van dieren op een zakelijke, informatieve, licht satirische manier. Het is informatie, verpakt in verhalende literatuur. Brands wil daarmee educatieve onderwerpen op een amusante manier aan de orde stellen.
Zijn verhalen gaan vooral over dieren uit de directe omgeving, soms ook over wilde en exotische dieren. Hij wil de lezer tonen hoe verrassend, maar ook absurd de natuur kan zijn. Hij maakt daarbij gebruik van een combinatie van wetenschappelijke feiten en zijn eigen beleving. Hij wil de lezer deelgenoot maken van zijn bewondering voor de natuur, van het belang van het bewust omgaan met het milieu, zonder te moraliseren. En en passant ruimt hij allerlei onwaarheden over dieren uit de wereld. Padden verhuizen niet graag gaat voornamelijk over dieren in en om het huis, in de wei, in en langs de sloot, aan de bosrand en in het bos. En dan volgt nog een restgroep, onder de noemer ‘Zo maar wat over beesten en een kluizenaar’. In Een krekel voor de keizer (1980) beschrijft Brands exotische en inheemse dieren. Net als in zijn vorige boek wil de auteur de ongegronde angst voor veel dieren uit de wereld helpen. Uit alle dierenverhalen spreekt Brands' grote liefde voor de natuur, vooral voor de kleine, vaak wat minder in het oog lopende aspecten ervan. En daarmee doet hij zijn lezers veelal versteld staan over de meest doodgewone dingen.
Na een aantal bundels met dierenverhalen voor volwassenen en kinderen komt Brands in 1983 met Meneer Beek gaat even een krant kopen. Het is gebaseerd op vreemde verhalen, krantenberichten en bijzondere anekdotes, die uitgangspunt zijn voor een nieuwe vertelling. Ook voor Allemaal bedrog (1992) verzamelde Brands wonderlijke en griezelige verhalen. Gedeeltelijk verschenen ze eerder in Vrij Nederland en in Kijk. Deze tweede soort verhalen worden bizarre verhalen genoemd.
Met De jongen die de zee wilde zien (1983) verlaat Brands het principe van het korte verhaal. Net als Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld (1986) is het uitvoeriger, met een uitgebouwde verhaallijn. In beide verhalen zijn de natuur en de dierenwereld aanwezig, zij het meer als decor. In Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld combineert Brands in feite zijn beide soorten verhalen: het dierenverhaal en het bizarre verhaal, waardoor een
| |
| |
bijzondere mengeling ontstaat van realiteit en fantasie. Charlotte is slechts achtenveertig en een halve centimeter groot. Haar oom wil haar aan de wereld laten zien en geld verdienen aan haar opvallende verschijning. Charlotte vlucht daarom het bos in, waar ze de dieren leert kennen. Zo ontstond een fantasieverhaal, waarin de dieren grotendeels in hun natuurlijke omstandigheden zijn te zien. Het verhaal bevat een indirect pleidooi voor de natuurlijke levenswijze van de dieren en voor de eigenheid van elke soort. Ook Charlotte verdient het om als gewoon kind te worden behandeld en niet als bijzonder geval.
Met Bolletje (1988) keert Brands terug naar het korte verhaal; het is een wat uitgebreidere anekdote en gaat terug op ‘De witte eend’, dat werd opgenomen in Kraaien tellen tot vier. Brands schetst het verhaal van een eendje dat hij samen met zijn vrouw heeft grootgebracht. Net als in de illustraties van Peter Vos is de ontwikkeling van kuiken tot volwassen eend op de voet te volgen. Opnieuw staat de beschrijving van het kleine, alledaagse centraal, aangevuld met persoonlijke ervaringen van de auteur.
Brands' manier van vertellen is helder en precies, zonder opsmuk of franje. Hij spreekt de lezer direct aan, vaak in de ik-vorm, waardoor hij een grote betrokkenheid bij de lezers weet te bereiken. Zijn toon is humoristisch, soms licht satirisch. Mede door zijn vlotte schrijfstijl zijn de teksten toegankelijk en sluiten ze goed aan op de belevingswereld van kinderen vanaf ongeveer acht jaar, de leeftijdsgroep waarop Brands zich richt.
| |
De jongen die de zee wilde zien
De jongen, die ook verder in het verhaal geen naam heeft, is een wees die na de dood van zijn ouders bij een pleegvader heeft gewoond. Deze pleegvader, een houtzager, had hem uitgebuit en mishandeld. Met instemming van de houtzager ontfermt een oude man zich over het lot van de jongen. Samen wonen ze een tijd in een afgelegen hut in de bergen, waar de oude
Illustratie van Jenny Dalenoord uit De jongen die de zee wilde zien
| |
| |
man de jongen leert jagen en overleven. Omdat hij naar school moet, besluiten ze dan in een stad aan de zee te gaan wonen. De oude man vindt een eenvoudig huis en koopt een vrachtwagentje om aan de kost te komen. De jongen krijgt eerst privéles en al snel kan hij naar school. Ze leven gelukkig samen, totdat de houtzager op een dag opduikt om de jongen op te eisen. Hij heeft een goedkope arbeidskracht nodig voor zijn zaak. De jongen voelt er niets voor, omdat hij een herhaling van zijn eerdere ervaringen met de houtzager vreest. De oude man en de jongen besluiten stilletjes te vertrekken en zich over de grens te vestigen, buiten de machtsinvloed van de houtzager. Hoewel hun vlucht aanvankelijk succesvol lijkt, komen ze de grens niet over. Voor de oude man betekent het vermoedelijk zijn dood. Hoe het verder met de jongen gaat blijft open.
De tijd waarin het speelt, de omgeving, de figuren, alles blijft vaag en wat abstract, maar tegelijk maakt deze onbepaaldheid het tot een verhaal van alle tijden en iedereen. De manier van schrijven is beeldend. De warme vriendschap tussen de jongen en de oude man is door alles heen voelbaar. Het verhaal heeft de kenmerken van een sprookje, maar wel een waarin het goede niet vanzelfsprekend zegeviert over het kwade.
| |
Allemaal bedrog
In 32 verhalen vertelt Brands over leugen, list en bedrog, oplichterij en meer van dat soort ondeugdelijke praktijken uit de mensen- en dierenwereld. Deze verhalen zijn gebaseerd op publicaties van goochelaars, misdaadverslaggevers, wetenschappers en anderen. Het boek is opgebouwd uit drie delen, waarvan de deeltitels de inhoud van het betreffende deel duidelijk weergeven. Het eerste deel, dat ‘Soms is het hartstikke leuk om bedrogen te worden’ heet, bevat de verhalen over bedrog als amusement. Zo vertelt Brands over de truc van het doorgezaagde meisje en over allerlei kermisattracties, waarmee hij de lezer een kijkje achter de schermen van de wereld van illusie gunt. In het tweede deel, ‘Maar je krijgt ook wel eens de pest in als het je overkomt’, staan vooral (historische) verhalen over zwendel en oplichterij. Brands laat daar de andere kant zien van list en bedrog. Bijvoorbeeld in het verhaal van de man die een aantal keer de Eiffeltoren aan een handelaar in schroot verkoopt. Met sympathie schrijft Brands over de meest gewiekste oplichters en hun slachtoffers. In het derde deel, ‘En dieren kunnen er ook wat van!’, staan de dierenverhalen over bedrog. Het zijn verhalen over wat dieren doen, veelal onbewust, om hun soortgenoten om de tuin te leiden. Brands concludeert in zijn boek: ‘Maar over welk niveau van bedrog we ook praten, één ding is zeker: de natuur, en daar maakt de mens deel van uit, hangt van leugens
| |
| |
aan elkaar. Zonder bedrog zou het leven op aarde heel anders zijn’. Het boek wordt afgesloten met een bibliografie, waarin de auteur zich verantwoordt voor zijn keuze uit boeken en tijdschriften.
| |
Waardering
Brands wordt gewaardeerd om zijn manier van schrijven. Jan Paul Bresser in de Volkskrant over Een krekel voor de keizer: ‘Geen opgeklopte, overbodige stijlfiguren, geen geforceerde literaire hoogstandjes, geen prietpraat. Het gaat hem om verstaanbaarheid, om toegankelijkheid en natuurlijk om verbeelding’. Carolien Zilverberg in nrc Handelsblad: ‘[-] in de manier van vertellen toont hij zich dan ook een meester: helder en luchtig, zonder ook maar één moment op de knieën te gaan voor zijn lezers.’ In het juryrapport naar aanleiding van de bekroning van Allemaal bedrog wordt met nadruk Brands' manier van schrijven geprezen: ‘nergens zit hij op de hurken, hij daagt uit, is geestig [-]’. Zijn werk wordt in dit juryrapport getypeerd als begrijpelijk, meeslepend en amusant. Het is vooral de relativerende humor waarmee Brands veel waardering oogst. Jan Smeekens noemt Brands' keuze van onderwerpen in Allemaal bedrog aantrekkelijk, ‘zeker als zulke verhalen staan opgeschreven in een laconieke stijl die de lezer de mogelijkheid biedt zich samen met de schrijver te verkneukelen over de goedgelovigheid van anderen’ (Provinciale Zeeuwse Courant). Joke Linders in een bespreking van datzelfde boek: ‘Brands maakt nieuwsgierig en onthult tegelijk en die combinatie maakt zijn informatieve verhalen zeer bijzonder’ (Algemeen Dagblad).
De jongen die de zee wilde zien is een knap literair werkstuk genoemd. Gertie Evenhuis in Trouw: ‘Een adembenemend verhaal, dat het niet hoeft te hebben van knallende schietpartijen en dat vervuld is van de innige genegenheid tussen twee eenzame menselijke figuren, die nooit en nergens met rust worden gelaten, hoewel ze niets eisen dan wat vrijheid.’ Sommige critici betwijfelen of de afstandelijke manier waarop de toch tragische gebeurtenissen beschreven worden, voor jonge kinderen toegankelijk is.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Barbarber: een keuze uit dertig nummers. Door J. Bernlef, G. Brands en K. Schippers (1964), Kraaien tellen tot vier (1970), Een bever als knecht (1973), De paarden van Krall (1974), De gorilla's komen (1980), Barbarber-alfabet. Door J. Bernlef, G. Brands, K. Schippers (1990). |
Jeugdboeken
|
Samen met Burny Bos en Sjoerd Kuyper, Het boek van Ko de boswachter. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1975. (Gebaseerd op het avro-radioprogramma Ko de Boswachtershow) |
| |
| |
Padden verhuizen niet graag: avonturen met dieren. Met illustraties van Lilian van Haeften. Amsterdam, Querido, 1978. |
Het schaap in de luie stoel en andere avonturen met dieren. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1980. (Geheel herziene verhalen; eerder verschenen in Het boek van Ko de Boswachter, 1975.) |
Een krekel voor de keizer: dierenverhalen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1980. |
Meneer Beck gaat even een krant kopen en vierentwintig andere gekke verhalen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1983. |
De jongen die de zee wilde zien. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Amsterdam, Querido, 1983. |
Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1986. |
Bolletje. Met illustraties van Peter Vos. Amsterdam, Querido, 1988. |
Allemaal bedrog. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1992. |
Over Gerard Brands
|
Herman Kakebeeke, Lees met plezier Padden verhuizen niet graag door Gerard Brands. In: kro luisterwijzer, jaargang 1978-1979, nr. 2, blz. 51-52. |
Joke Linders-Nouwens, Pissebedden in een weckpot. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 6 (1979), nr. 5, blz. 169-170. |
Paula Gomes, Griffels voor katten en padden. In: Haagsche Courant, 3-10-1979. |
Anton van der Kolk, Dierenverhalen van Brands. In: Utrechts Nieuwsblad, 16-6-1980. |
Jan Paul Bresser, Gerard Brands: oog voor detail. In: de Volkskrant, 18-11-1980. |
Ton Hooijmaaijers, Kinderen snappen beter wat mooi is. In: Leestekens, jaargang 5 (1984-1985), nr. 5, blz. 6-7. |
Wam de Moor, Gerard Brands doet in kleine waarnemingen. In: Leestekens, jaargang 5 (1984-1985), nr. 5, blz. 1-2. |
Rindert Kromhout, Een verhaalslot als een mokerslag. In: Leestekens, jaargang 5 (1984-1985), nr. 5, blz. 4-5. |
Gertie Evenhuis, De jongen die de zee wilde zien. In: Trouw, 6-2-1985. |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 10 (1986), nr. 11. Den Haag, NBLC, 1986. |
Lia de Schepper, Gerard Brands. In: Jeugdboekengids, 32 (1990), nr. 5, omslag. |
Joke Linders, Wat is echt? In: Algemeen Dagblad, 3-12-1992. |
Carolien Zilverberg, Bedrog. In: nrc Handelsblad, 8-1-1993. |
Jan Smeekens, Gehocuspocus voor hooggeeerd publiek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 29-1-1993. |
Piet Augustijn, De kinderboeken van Gerard Brands: ‘Ik probeer kinderen op een amusante wijze respect bij te brengen voor de natuur’. In: De Schoolmediatheek, jaargang 17 (1994), nr. 2, blz. 14-15. |
44 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1997
|
|