| |
| |
| |
Miriam Borgermans
door Kitty Nooy
Miriam Borgermans is op 14 oktober 1965 in Vught geboren; kort daarop verhuisde het gezin naar België. Na een studie voor bio-ingenieur werkte ze enkele jaren in het bankwezen. Vervolgens legde ze zich fulltime toe op het schrijven. Ze begon met korte verhalen voor volwassenen, maar vanwege haar voorkeur voor absurde en fantasierijke verhalen koos ze al snel voor kinderboeken. Ze debuteerde in 1995 met De wormenfabriek. Borgermans wil met haar boeken de creativiteit, fantasie en het leesplezier bij jonge kinderen bevorderen. Ze woont met haar man en twee dochters in Kalmthout.
| |
Werk
Miriam Borgermans schrijft voornamelijk humoristische en absurde verhalen voor kinderen vanaf een jaar of negen. Haar boeken zijn niet alleen grappig, ze bevatten vaak ook een dieper liggende boodschap. De hoofdpersonen zijn meestal kinderen die willen genieten van het leven, maar daarin worden gehinderd door hun ouders. Liesje uit Helemaal nooit kusje gehad (1996) droomt van gele laarsjes, om daarmee in regenplassen te kunnen springen. Haar moeder vindt rekenen belangrijker. Liesje loopt weg en ontdekt dankzij een raadselachtige opdracht dat nonsens toegang bieden tot een gelukkig leven. Harold en Hermientje uit Oma is een beetje mal (1996) vinden neuspeuteren leuk, volgens hun ouders een vieze gewoonte. Ze wonen in een net, degelijk huis met een keurige tuin eromheen. Hun ouders zijn fatsoenlijke mensen, die niet van malle ideeën houden. Daartegenover staat oma, die vol grappige geheimen zit en alles net een tikkeltje leuker maakt, waardoor ‘nare dingen verdwenen, als zeepbelletjes in de zon’. Het absurde in dit boek uit zich in de gekke dingen die oma doet. Zo hakt ze midden in de winter een gat in het ijs van de vijver
| |
| |
en neemt daar een bad. Of ze laat haar keuken vollopen om er te kunnen zwemmen. Het absurde zit ook in de vele komische bijfiguren die Harold en Hermientje onderweg naar oma tegenkomen. Eerst ontmoeten ze een mevrouw die zo netjes is dat ze de kinderen ontsmet. Vervolgens komen ze een echtpaar tegen dat gescheiden leeft in een woonkamer, met een dikke, rode lijn op de vloer. De wezens die Liesje tegenkomt in Helemaal nooit kusje gehad zijn nog vreemder. Zoals de niedels, die op kleine cijfers lijken. Of een dame met zulk vet haar dat je er kroketjes in kan frituren.
Ook de taal van Miriam Borgermans is humoristisch. In Het geschenk voor de koningin (2001) is sprake van een ‘woordenvermenigvuldigaar’: een politicus die veel ingewikkelde zinnen nodig heeft om iets simpels te zeggen. In De wormenfabriek (1995) spreekt een vrouw de ‘kunstgebittentaal’. Ze is heel deftig, maar haar gebit zit los, waardoor ze bijna onverstaanbaar is. Liesje wordt gered door een schildpad die in verkleinwoorden praat: ‘Bennen wij moetjes? Het water is ook veel te diepjes.’ Het dier zegt ook de kromme zin die als titel van het boek is gebruikt: ‘Helemaal nooit kusje gehad.’
De luchtige toon maakt de verhalen niet per se gemakkelijk. Naast grapjes zijn er veel en soms lange natuur- en decorbeschrijvingen. Borgermans gebruikt regelmatig woorden die jonge kinderen niet dagelijks uitspreken, zoals ‘naargeestig’ of ‘resoluut’. Het geschenk voor de koningin begint tamelijk literair: ‘Er was eens een aardappelman, die een hoofd en hart als een aardappel had. Want het verdriet in hem was hard en stoffig, en soms schuurde het als zand.’ In dit boek wordt geëxperimenteerd met de vormgeving: verschillende lettertypen in telkens andere kleuren en grootte. Bovendien filosofeert de hoofdpersoon over wat Iets en wat Niets is. Of hij heeft gedachten als ‘Liefde is een blauw woord’.
Een aantal verhalen van Borgermans is nogal grimmig. In Wolvensporen (2002) wordt Maarten gepest op school. Hij doet dan alsof hij een wolf heeft die in een hondenhok is ondergebracht. Later blijkt er een wolfshond te wonen die verwaarloosd wordt. Samen met een andere jongen redt Maarten het dier. De karateclub (2002) gaat over Sebastiaan die mishandeld wordt. Hij draagt T-shirts met lange mouwen die de striemen op zijn armen verbergen. Op karateles leert hij omgaan met zijn woede.
Het geheim van het Rozenhotel (1998) is een spannend fantasieverhaal. Lang geleden zijn er twaalf jongetjes in honden omgetoverd. Als de vloek niet snel verbroken wordt, zal er meer rampspoed volgen. De hoofdpersoon, Amelie, is een soort Pippi Langkous: ze staat boven op tafel, schommelt aan een kristallen lamp en glijdt van de wenteltrap. Amelie is zo eenzaam dat ze vriendschap sluit
| |
| |
Illustratie van Leo Timmers uit Het geheim van het Rozenhotel
met haar spiegelbeeld en tikkertje speelt met een harnas. In haar dorp woont ook een verhalenverteller die af en toe commentaar geeft: ‘Je weet nooit hoe een verhaal afloopt. Het verloop is grillig als een bergrivier.’ Of hij denkt na over de taal in verhalen: ‘Soms is het zo dat woorden zich voortslepen, als de tred van een oude, wijze man die te veel weet, en soms rollen ze over een afgrond. Wie de woorden volgt, springt mee naar beneden. Soms struikel je, haperen de zinnen.’
In De wormenfabriek, het boek waarmee Miriam Borgermans in 1995 debuteerde, zijn veel van de hierboven genoemde elementen al aanwezig. De vader van Jonas ziet het leven somber in, hij is werkloos en doet niets anders dan klagen. Hij denkt rijk te moeten zijn om gelukkig te kunnen worden, maar spant zich daar nauwelijks voor in. Jonas mag van hem niet omgaan met de mensen in het caravanpark naast hun huis. Hij ontdekt dat deze buren nog armer zijn dan zij, maar dat ze wel gelukkig zijn en iets van het leven maken. Er is een oma die ‘een beetje mal’ is en er zijn komische types zoals dikke Nel die in een rolstoel zit en twee bonbons tegelijk in haar mond stopt. Jonas verzint een slim plan om aan geld te komen. Iedereen werkt mee en uiteindelijk verdienen ze met de verkoop van wormen voldoende om een nieuwe caravan aan te kunnen schaffen. Aan het eind van het verhaal zijn de ouders van Jonas trots op hun zoon.
| |
Klein Zwijn
Bart, de hoofdpersoon in deze jeugdroman, is een veertienjarige jongen die gepest wordt. Hij houdt een ‘overlevingsdagboek’ bij waarin hij beschrijft wat hem overkomt. De leerlingen op zijn school lijken roofdieren, met Bart als prooi. Om zichzelf te beschermen leest Bart boeken over het gedrag van roofdieren en past zich aan: hij draagt schutkleuren en ontwijkt blikken. Steeds meer trekt hij zich terug in een droomwereld waarin hij Klein Zwijn heet en sterk en machtig is; deze fantasieën staan gecursiveerd in het boek. De meeste personages zijn
| |
| |
naamloos, Bart gebruikt omschrijvingen als ‘het monster’, ‘het meisje’, ‘de indringer’ of ‘de man’. De docenten kijken lijdzaam toe en ook thuis hoeft Bart niet op steun te rekenen. Zijn moeder wordt in beslag genomen door problemen met haar nieuwe vriend. Op een dag is ze zomaar vertrokken voor een reisje.
Als de klas op kamp gaat, blijkt hoeveel Bart van het bos weet. Hij kan vuur maken en een vlot besturen. Zijn klasgenoten zijn onder de indruk en Bart verovert een plek in de groep. Voortaan scheldt niemand hem meer uit voor zwijn.
| |
Waardering
Het werk van Miriam Borgermans is niet uitgebreid besproken. Alleen het Vlaamse tijdschrift Leesidee Jeugdliteratuur schonk er regelmatig aandacht aan. Haar eerste twee kinderboeken kregen een kritische ontvangst. Volgens de recensenten bevatten ze zo veel bizarre figuren en absurde wendingen dat het ten koste gaat van het verhaal. ‘Te veel toevalligheden, abrupte karakteromslagen en karikaturale persoonsbeschrijvingen doen afbreuk aan de geslaagde passages,’ schreef Herman Kakebeeke over De wormenfabriek (1995). Oma is een beetje mal (1996) werd ‘onsamenhangend’ (Odile Jansen) en ‘onevenwichtig’ (Martin Hermens) genoemd. De recensenten vonden de tegenstelling ‘braaf versus anti-autoritair’ een afgezaagd thema, dat door Borgermans bovendien weinig creatief is uitgewerkt.
Helemaal nooit kusje gehad (1996) daarentegen werd door Roos Truwant omschreven als een heerlijk nonsensicaal boek dat ook qua opbouw bijzonder goed in elkaar zit. In Klein Zwijn (1998) slaagt de schrijfster er volgens Karin Van Camp in om een overbekend thema als pesten op een heel aparte wijze te benaderen. Bovendien zorgen haar verteltechniek en schrijfstijl ervoor dat de lezer tot de laatste bladzijde geboeid blijft. Het grillige spel dat Borgermans in Het geschenk voor de koningin (2001) speelt, leidde volgens Harlinda Lox tot een eigenzinnig, speels boek dat het alledaagse overstijgt. Over De karateclub (2002), Wolvensporen (2002) en De man in de pan (2003) - boekjes in de reeks Leesparade - wordt gezegd dat ze mooi, gevoelvol en poëtisch zijn.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
De wormenfabriek. Met illustraties van Leo Timmers. Hasselt, Clavis, 1995. |
Oma is een beetje mal. Met illustraties van Leo Timmers. Hasselt, Clavis, 1996. |
Helemaal nooit kusje gehad. Met illustraties van Leo Timmers. Hasselt, Clavis, 1996. |
Het geheim van het Rozenhotel. Met illustraties van Leo Timmers. Hasselt, Clavis, 1998. |
Klein Zwijn. Hasselt, Clavis, 1998. |
Het geschenk voor de koningin. Met illustraties van Erika Cotteleer. Amsterdam etc, Clavis, 2001. |
| |
| |
De karateclub. Met illustraties van Erika Cotteleer. Amsterdam etc, Clavis; Drunen, Delebus, 2002. |
Wolvensporen. Met illustraties van Ilse Heylen. Amsterdam etc, Clavis; Drunen, Delebus, 2002. |
De man in de pan. Met illustraties van Riske Lemmens. Amsterdam etc, Clavis; Drunen, Delebus, 2003. |
Over Miriam Borgermans
|
Herman Kakebeeke, De wormenfabriek. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 1, blz. 23. |
Odile Jansen, Oma is een beetje mal. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 4, blz. 116. |
Martin Hermens, Mal. In: Gelderlands Dagblad, 7-8-1996. |
Roos Truwant, Helemaal nooit kusje gehad. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 7, blz. 241. |
Karin Van Camp, Klein zwijn. In: Leesidee, jaargang 5 (1999), nr. 1, blz. 30. |
Harlinda Lox, Het geschenk voor de koningin. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 9, blz. 400. |
Karin Van Camp, De karateclub. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 4, blz. 147. |
Sophie Van de Wouw, Wolvensporen. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 4, blz. 147. |
Websites
|
www.borgermans.be |
www.villakakelbont.be |
80 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2009
|
|