Jeanneke uit Itamars hemelpoort (2003) is iemand die kijkt en luistert. Uit de gesprekken tussen haar moeder en tante, uit brieven en verhalen ontrafelt ze beetje bij beetje wat zich vroeger tussen de twee zussen heeft afgespeeld en wat zij daar zelf mee te maken heeft. Jeanneke is heel gevoelig. Wanneer zij en haar moeder bij de tante in Portugal aankomen, voelt ze meteen dat ze niet welkom zijn. Ze vindt steun bij Itamar, de zoon van een visser, die haar meeneemt naar de ‘hemelpoort’, waar volgens zijn opa de goede geesten uit de hemel naar de aarde komen.
Aan Boonens eerste langere verhaal,
Mijn vingers zijn niet lang genoeg, viel de complexe structuur op. Het boek bestaat uit gesprekken tussen de voorwerpen in het huis, afgewisseld met flarden uit Charlottes droom. Die droombeelden verlopen associatief en soms is de fantasie wel erg bizar: een wolkje chocolademelk heeft zin in een kopje chocolade. In
Anna en Alexander wisselen heden en verleden elkaar af. Alle stukjes samen vormen een caleidoscopisch geheel. De verbanden zijn vaak niet meteen duidelijk, de lezer moet de fragmenten zelf een plaats geven. Het verhaal volgt Anna's associaties. Een herinnering aan een muizenbeet doet haar denken aan hoe zij en Alexander bloedbroeders werden. In
Duivelshanden zijn de hoofdstukken als puzzelstukken waarmee Manon reconstrueert hoe ze duivelshanden heeft gekregen. Ook hier lopen heden en verleden voortdurend door elkaar.
Illustratie van Gerda Dendooven uit Mijn vingers zijn niet lang genoeg
De verschillende verhaallijnen zijn hechter met elkaar verknoopt en de motieven zijn beter geïntegreerd dan in haar eerdere boeken. Intrigerend is de rol van de kleur rood, het rood uit Manons angstdromen, maar ook het rood van de onbekende pijn in haar buik.
Itamars hemelpoort heeft een iets eenvoudiger verhaallijn, al vraagt ook dit boek veel van de lezer. Die moet samen met Jeanneke de geheimen van haar moeder ontraadselen. Het verleden hangt als een donderwolk boven het heden.
Tegenover de complexe structuur