| |
| |
| |
Godfried Bomans
door Joke Linders
Godfried Jan Arnold Bomans werd geboren op 2 maart 1913 in Den Haag. Hij groeide op in een ‘Rijk Roomsch’ gezin te Haarlem. Zijn vader, actief in de plaatselijke, provinciale en landelijke politiek, voedde de kinderen op met strenge hand, overlaadde ze met verhalen en huiselijke tradities. Op 13-jarige leeftijd ging Godfried naar het Triniteitslyceum van de paters Augustijnen, waar hij ‘Godje’ werd genoemd, bijdragen leverde aan de schoolkrant Tolle Lege en bij zijn afscheid het toneelstuk Bloed en Liefde (1933) schreef, een parodie op het klassieke heldendrama. Hij ging rechten studeren in Amsterdam, debuteerde in Het Algemeen Literair Maandblad Het Venster en publiceerde in De Dijk - het landelijke orgaan van de R.K. Studentenverenigingen - zijn eerste, politiek getinte sprookje ‘De twaalfde Koning’. Spoedig besteedde hij meer tijd aan schrijven (o.a. de Pieter Bas-verhalen) en aan het geheime genootschap ‘De Rijnlandsche Academie’ (samen met Harry Prenen) dan aan zijn studie. Als student in de psychologie te Nijmegen werden die literaire aspiraties uitgediept met als resultaat Erik of Het klein insectenboek (1941). Na de oorlog werd hij redacteur voor Elseviers Weekblad en voor de Volkskrant.
De eerste poging tot het inzegenen van het burgerlijk huwelijk met Pietsie Verscheure, die hij in Nijmegen had leren kennen, mislukte. Bomans schrok op het laatste moment terug voor de verantwoordelijkheid en kwam niet opdagen. De inzegening volgde anderhalf jaar later op 17 augustus 1945.
Bomans werd bewonderd om zijn scherpe, ironische pen. Hij was een
| |
| |
uitstekend redenaar, een ijverig columnist, een verwoed schaker en enthousiast musicus. Hij bewonderde en vertaalde Dickens, en was vertwijfeld op zoek naar God en geloof. Openbare radio- en televisie-optredens, toespraken, grappen en grollen vormden voor hem een uitdaging. Velen menen dat Bomans zich verschool en zelfs verdwenen is achter de vele gedaanten waarin hij zich mondeling en schriftelijk presenteerde. Het was zijn tragedie dat hij geen ‘nee’ kon zeggen en altijd aardig gevonden wilde worden.
Als sprookjesverteller, als de geestelijke vader van De avonturen van Pa Pinkelman en De avonturen van Tante Pollewop, met verhaaltjes als Het locomotiefje of De ontevreden vis en de leesboekjesserie Pim, Frits en Ida heeft hij bijdragen geleverd voor de kinderliteratuur.
In 1968 werd hij ridder in de Orde van Oranje Nassau. Literaire prijzen heeft hij nooit mogen ontvangen, maar hij was wel de eerste Nederlandse schrijver met een eigen fanclub. In de zomer van 1971 verbleef hij, in opdracht van avro en vara, korte tijd op Rottumerplaat. Hij leed er erg onder de eenzaamheid en kwam er ziek en angstig van terug. Kort daarna, op 22 december 1971, overleed hij net zo oud als Dickens (58 jaar) aan een hartaanval.
| |
Werk
Een van de belangrijkste drijfveren voor Bomans' schrijverschap was een sterke noodzaak zich te onderscheiden van zijn dominante vader, in bijna alles zijn gelijke én tegenpool. Hij debuteerde met het schrijven van memoires, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas (1936) autobiografische verhalen waarin hij afstand neemt van zijn vader en getuigt van een antipolitieke en anti-autoritaire visie.
Erik of Het klein insectenboek (1941) daarentegen is geschreven vanuit de positie van een jongetje dat de wonderlijke wereld onbevangen aanschouwt. ‘Het resultaat is in beide gevallen hetzelfde,’ aldus Kees Fens,
Illustratie van Harry Prenen uit Memoires of gedenkschriften van Mr. Pieter Bas
| |
| |
‘de volwassen wereld krijgt de gestalte van een wijs en vaak ook onwijs toneelstuk. En de schepper ervan zit mede in de zaal hartelijk te lachen om de situaties.’
In zijn satirische en spottende Kopstukken (1947) of Buitelingen (1948) bijvoorbeeld voerde Bomans geen herkenbare personen of actuele verschijnselen op, eerder typen en tot algemeenheden teruggebrachte verschijnselen. Hij was een humorist wiens pen bijna altijd gedoopt werd in de inkt der ironie en heeft zichzelf in zijn werk tal van keren herhaald.
Hij had een grote behoefte aan mystificatie, waaruit tal van genootschappen, onder andere de Haarlemse sociëteit Teisterbant, zijn voortgevloeid. Dit genootschap stelde zich ten doel kunstenaars, kunstlievenden en het bevorderen van de kunst daadwerkelijk te ondersteunen met plannen. Bomans omringde zich met vrienden en was een bevlogen briefschrijver. Fens noemt hem een dorpsschrijver, omdat het zijn ideaal geweest moet zijn heel Nederland en Vlaanderen als een dorp van gelijkgestemden te zien. Niet voor niets had de veilige beslotenheid van een kloostergemeenschap voor hem een bijzondere aantrekkingskracht. Een halve eeuw Trappistenleven (1957) over het kloosterleven in Zundert behoort tot een van zijn mooiste boeken.
| |
Pa Pinkelman
Een aantal werken die Bomans in eerste instantie schreef voor volwassenen, zijn door kinderen
Illustratie van Carol Voges uit De avonturen van Pa Pinkelman
| |
| |
geannexeerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor De avonturen van Pa Pinkelman die als vervolgverhaal vanaf 12 november 1945 in de Volkskrant verschenen. ‘Kinderen, gewoonlijk de eerste lezers van dit soort verhalen,’ aldus Anton van Duinkerken, ‘voelden direct dat zij met iets bijzonders te maken hadden en betrokken hun ouders al spoedig in het vraagstuk wat voor een raar verhaal het leven van Pa Pinkelman is.’ Discussies die zich weldra uitbreidden naar de stamtafels van koffiehuizen, vergaderingen van kegelclubs, gemeenteraden en letterkundige genootschappen. Volgens Jeroen Brouwers werd de strip iedere ochtend door ondermeer het hele kabinet gelezen en ook de Grote Romme, r.-k. politicus en staatkundig hoofdredacteur van de Volkskrant, die zichzelf in de strip veelvuldig ‘in zijn hemd’ zag staan, begon er zijn dag mee. Pa Pinkelman is een soort dolende ridder die het leven intens bemint en voor wie niets onmogelijk is: paardje rijden op een leeuw, in een kanonneerboot uit het Merwedekanaal wegstomen en belanden bij de bewoners van Mars of te midden van vulkaanuitbarstingen toevallig het sleuteltje oprapen dat toegang geeft tot het geheime kabinet van doktor Chi Lang Wang. Het is allemaal volstrekt logisch en door de overdrijving kolderiek.
Na zijn verschijnen op televisie (1976) is Pa Pinkelman wel vergeleken met de Amerikaanse Archie Bunker. Tante Pollewop is de verbeelding van de Hollandse Moeke bij uitstek. Zij zorgt altijd voor de inwendige mens en redt haar Theo als hij zich in de moeilijkheden heeft gewerkt. Jongeheer Kareltje en zijn donkergetinte Flop fungeren als aangevers voor Pa Pinkelman.
| |
Sprookjes
Ook voor de Sprookjes geldt dat Bomans ze niet speciaal voor kinderen geschreven heeft. In Elseviers Weekblad beweerde hij in 1946: ‘Ik geloof niet in kinderboeken. Ik geloof wel in boeken voor volwassenen die om een of andere reden, ook door kinderen worden gelezen... Geboeid wordt een kind eerst - en dit heeft het met de volwassenen gemeen - door wat boven hem ligt.’
De sprookjes van Bomans zijn in de geest schatplichtig aan die van Andersen. Het zijn cultuursprookjes met de fictionaliteit van het volkssprookje. De figuur van de sprookjesverteller wordt regelmatig sprekend ingevoerd en er zijn tal van verwijzingen naar de ontstaansgronden of naar bekende sprookjes. Ook heeft Bomans zijn eigen problemen en levensbeschouwing in die sprookjes verwerkt. ‘De vleugelman’ over de man die zo graag wil leren vliegen, omdat hij naar de hemel wil zonder dood te gaan, of ‘De adder in het gras’ over de anti-Christ en de onbetrouwbaarheid van collectanten, kruideniers, kerk- | |
| |
meesters en leden van het zangkoor zijn voorbeelden daarvan.
Bomans maakt veelvuldig gebruik van spreekwoorden, buit de letterlijke en/of figuurlijke betekenis van woorden en begrippen uit en speelt met grammaticale constructies: Er woonde eens een jonge kikker in een gummibal die zeer verliefd was...
Naar de vorm voldoen zijn verhalen aan de sprookjesstructuur. Bekende figuren als heksen, prinsessen, koningen, tovenaars of juist eenvoudige burgers als soldaten en herbergiers spelen er de hoofdrol in. Het getal drie is heilig en de afloop altijd bevredigend. Motieven als het zoeken van geluk, liefde, rechtvaardigheid en de dood spelen een belangrijke rol. En vaak blijkt dat Bomans de theorie huldigde dat de mens bedrogen wil worden.
‘Sprookjes schrijven is moeilijk,’ vond Bomans zelf, ‘omdat men van mogelijkheden dient af te zien. Ironie en sarcasme, elke vorm van humor behalve die welke in de situatie zelf gelegen is - men moet het allemaal prijsgeven in ruil voor een directe, snelle en heldere wijze van zeggen.’
De sprookjes van Bomans kenmerken zich door een snelle, heldere verteltrant en een speelse taal, waaruit de dubbele bodems vanzelf te voorschijn rollen.
In de verzameling sprookjes speelt Wonderlijke nachten een bijzondere rol. Het is een wat langer verhaal over het jongetje Simon dat tien nachten lang door de huiskabouter mee wordt genomen om avonturen te beleven. Zo komt hij op gelijke voet te staan met muizen, ontdekt hij belangwekkende zaken over dood en leven en krijgt hij als keizer van China de heerlijkste lekkernijen voorgeschoteld (onder meer de befaamde verrassinkjespudding), die hem hevige buikpijn bezorgen. De nachtelijke avonturen leren hem net als Erik uit Erik of Het klein insectenboek lessen voor het leven. Doordat Simon net als Erik andere proporties krijgt, ziet hij de wereld vanuit zijn nieuwe gezichtspunt op een andere manier. De verhoudingen komen daardoor anders te liggen.
| |
Korte verhalen
Bomans heeft ook een aantal verhalen speciaal voor kinderen geschreven. Jan de zebra, Het luie jongetje. Het locomotiefje, De ontevreden vis, De verliefde zebra of het latere Juffrouw Langneus vertonen sprookjesachtige kenmerken - het loopt altijd goed af -, maar zijn door de toonzetting duidelijker gericht op kinderen. Zo richt de schrijver zich meer dan eens nadrukkelijk met een vermanend of opwekkend woord tot de lezer. Deze verhalen zijn op tal van manieren gebundeld en heruitgegeven.
| |
Leesboekjes
De serie leesboekjes voor de basisschool Pim, Frits en Ida met illustraties van Rien Poortvliet
| |
| |
(acht delen) schreef Bomans tussen 1966 en 1968 op verzoek van de uitgever. Zijn enige kind, Eva, was toen net toe aan de eerste beginselen van het leesonderwijs. De serie viel op door originele stijl en thematiek. Als geen andere schoolboekenschrijver wist hij schoolse zaken (leerelementen) logisch te integreren in de tekst. Volgens Annerieke Freeman onderscheidt deze serie zich van het doorsnee-leesboekje omdat niet de gebeurtenissen centraal staan, maar de personen. Daardoor zijn die personen genuanceerder en realistischer getekend. In de vervolgdelen worden ze ouder. Dat wat voorbij is, vormt een essentieel onderdeel van het nu. Zo worden clichés vermeden.
| |
Waardering
Bomans werd algemeen geroemd om zijn scherpe, virtuoze stijl. Toch is zijn werk nooit bekroond en neemt hij in de literatuur een randpositie in, tussen de humorist, sprookjesschrijver, columnist, kinderboekenauteur en rooms-katholieke prozaschrijver. Omdat hij nadrukkelijk stelling nam tegen het onderscheid in literatuur voor volwassenen en die voor kinderen, heeft Bomans een belangrijke bijdrage geleverd aan de emancipatie van de kinder- en jeugdliteratuur.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas (1936), Erik of Het klein insectenboek (1941); Kopstukken (1947); De avonturen van Bill Clifford (1948); Buitelingen (1948); Een halve eeuw Trappistenleven (1957); Op het vinkentouw (1957); Beminde gelovigen (1970); Een Hollander ontdekt Vlaanderen (1971); Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat (1972, 5e druk 1976). |
Werk ook geschikt voor kinderen
|
Sprookjes. Met illustraties van Harry Prenen. Amsterdam, Elsevier, 1946. |
Avonturen van Tante Pollewop. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Elsevier, 1948. |
Wonderlijke nachten. Met illustraties van Karel Thole. Utrecht, Bruna, 1949. |
Tom Trikkelbout van E.B. White, bewerkt door Godfried Bomans met illustraties van Garth Williams. Amsterdam, De Bezige Bij, 1947. |
De avonturen van Pa Pinkelman. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Elsevier, 1952. |
De onsterfelijke Pa Pinkelman. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Elsevier, 1952. |
Pa Pinkelman in de politiek. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Elsevier, 1952. |
Het ogenboek. Met illustraties van Harry Prenen. Kwattafabriek z.j. |
Jan de zebra. Met illustraties van Jan Emmink. Amsterdam, Duwaer, 1953. |
Het locomotiefje. Met illustraties van Jan Emmink. Amsterdam, Duwaer, 1953 (Herdruk met illustraties van C. van Velsen. Utrecht, De Lanteern, 1962.) |
Het luie jongetje. Met illustraties van Jaap Pander. Amsterdam, Duwaer, 1953. |
De ontevreden vis. Met illustraties van Jaap Pander. Amsterdam, Duwaer, 1953. (Herdruk met illustraties van C. van Velsen, Utrecht, De Lanteern, 1962.) |
De verliefde zebra. Met illustraties van Jan Em- |
| |
| |
mink. Amsterdam, Duwaer, 1953. (Herdruk met illustraties van C. van Velsen, Utrecht, De Lanteern, 1963.) |
De ijdele engel. Met illustraties van Jaap Pander. Amsterdam, Duwaer, 1953. |
El Pintor's Toverboek van 1001 nacht verteld door Godfried Bomans. Uitvouwbaar boek met drie verhalen uit 1001 nacht en uitklapbare prenten, z.j. en zonder vermelding van illustrator of uitgever. |
Pinkelman omnibus. Bevat De avonturen van Pa Pinkelman, Pa Pinkelman in de politiek, De onsterfelijke Pa Pinkelman. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Elsevier, 1955. (Vierde druk 1961 met toevoeging van De avonturen van Tante Pollewop.) |
Het zondagskind. Met tekeningen van Wim Bijmoer. Amsterdam, Elsevier, 1958. |
Sprookjesboek. Met illustraties van Alison Korthals Altes. Amsterdam, Elsevier, 1965. |
Pim, Frits en Ida. Met illustraties van Rien Poortvliet, Zeist, Dijkstra, 1966-1968 (8 delen). |
Juffrouw Langneus. Met illustraties van C. van Velsen. Amsterdam, Amsterdam Boek 1972. |
Het verdwaalde eendje. Met illustraties van C. van Velsen. Amsterdam, Amsterdam Boek 1972. |
Groot sprookjesboek. Met pentekeningen van Wouter Hoogendijk. Amsterdam, Elsevier, 1975. |
De avonturen van Pa Pinkelman en Tante Pollewop. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1976. |
Groot verhalenboek. Met pentekeningen van Topy ten Hove. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1977. |
De verdere avonturen van Pa Pinkelman en Tante Pollewop. Met illustraties van Carol Voges. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1977. |
Het luie jongetje en andere verhalen. Met illustraties van Helme Heine. Amsterdam, Elsevier, 1978. |
Het locomotiefje en andere verhalen. Met versjes van Jules de Corte en illustraties van C. van Velsen. Utrecht, Westers, 1979. |
De sprookjes van Godfried Bomans. Met tekeningen van Harry Prenen. Amsterdam, Van Goor, 1989. |
De avonturen van Pa Pinkelman en De avonturen van Tante Pollewop. Met illustraties van Carol Voges. Amsteredam, Amber, 1990. |
Over Godfried Bomans
|
Jeroen Brouwers, De spoken van Godfried Bomans. Synthese-stromingen en aspecten. De Arbeiderspers/Wetenschappelijke Uitgeverij 1982. |
Louis Ferron, De keldergang der heren. Geschiedenis van de Haarlemse sociëteit Teisterbant. Bussum, Unieboek, 1981. |
Michel van der Plas (red.), Herinneringen aan Godfried Bomans. Amsterdam, Elsevier, 1972. (Zevende herziene en aangevulde druk 1979, waarin een volledige bibliografie van de werken van Bomans, gemaakt door A.M. Feilzer-de Meijer.) |
Michel van der Plas, Godfried, Het leven van de jonge Bomans 1913-1945. Bussum, Villa, 1982. |
Michel van der Plas, Buurmans gras. Herinneringen aan Boll, Bomans en Van Duinkerken. Baarn, de Prom, 1986. |
24 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1990
|
|