Werk
Hoewel Nelly Bodenheim wel vergeleken is met zulke uiteenlopende schilders als Bosch, Brouwer, Ensor, Chagall en Klee en de illustratoren Blake, Crane, Greenaway, Potter, Kreidolf en Van Hoytema is deze illustratrice eigenlijk altijd buiten elke stroming gebleven. Haar originaliteit en humor worden geroemd en als ze soms samen met Beatrix Potter en Kate Greenaway wordt genoemd, is het omdat haar tekeningen oorspronkelijker, pittiger en sfeervoller gevonden worden.
In haar illustraties bediende ze zich van potloodtekeningen, aquarellen, lithografieën en silhouetten. Meestal liet ze het op steen brengen van haar gekleurde tekeningen over aan vaklithografen, waardoor haar uitgaven niet altijd voor vol werden aangezien. Op tentoonstellingen blijken de oorspronkelijke tekeningen dan ook veel mooier te zijn. Toch is nagenoeg alles wat over haar geschreven is in super-
Uit Handje Plak
| |
latieven: verrast, verrukt en overrompeld geven de recensenten uiting aan ‘hun’ ontdekking. De lezers en verzamelaars van haar boeken, kinderen en volwassenen, hebben door hun enthousiasme gemaakt dat een aantal van haar boeken klassiek is geworden en tot op heden wordt herdrukt. In 1915 was ze zo populair dat er van haar silhouetten bij Van Looy een mapje prentkaarten kon verschijnen en in 1949 (ze was toen 75) vond er een grote overzichtstentoonstelling van haar werk plaats in het Stedelijk Museum in Amsterdam, waarmee de erkenning definitief had plaatsgevonden.
Haar vriendinnen vergeleken haar met een ‘frisse, pas gewassen kers’ en noemden haar ‘de mooie Nel’. Ze was een van de acht vrouwen van de schildersgroep ‘De Amsterdamse Joffers’. Hun werk wordt gekenmerkt door een hoge kwaliteit en meer aandacht voor het ambachtelijke dan voor schilderkunstige vernieuwingen. Hieruit kwam onder meer de samenwerking voort met Lizzy Ansingh (vooral bekend door poppenschilderijen), die voor twee van haar boeken de versjes schreef. Afkomstig uit een Amsterdamse welgestelde familie hoefde ze, evenals de andere ‘Joffers’, niet voor haar brood en dus ook niet commercieel te werken.
De onderwerpen voor haar boeken koos ze meestal zelf: bakerrijmpjes, volksliedjes en sprookjes. Een enkele keer schreef of bewerkte ze de tekst dan ook zelf. Sterk beïnvloed is ze door haar leermeester Jan Veth en door de films van Charley Chaplin, waar ze een uitgebreide bibliotheek over had. In haar eerste boeken voeren knusheid, gemoedelijkheid en nostalgie de boventoon. Dit neemt in haar latere werk wat af, waarna het vooral gekenmerkt wordt door geraffineerdheid, vlugheid, pittigheid en absurde poëzie.
In 1951 zei Margrit de Sablonière bij de dood van Nelly Bodenheim: ‘Kinderen en grote mensen zullen er wel bij varen indien de herdrukken van haar werk er vele zullen zijn.’ Verschillende voltooide boeken waren onder andere door de heersende papierschaarste toen nog niet uitgegeven, en zijn dat nog niet. Nog vóór de ‘nostalgische golf’ zijn er vanaf 1951 behalve ‘Handje Plak’ en ‘Het Regent het Zegent’ geleidelijk aan een aantal boeken van Nelly Bodenheim herdrukt.
| |
Bibliografie
Nelly Bodenheim illustreerde de volgende prenten- en kinderboeken:
T. van Berken, Rietjes' Pop. Amsterdam, Becht, 1896. |
Handje Plak. Amsterdam, Van Looy, 1900. (14e druk, Leiden, Sijthoff, 1979.) |
Het Regent het Zegent. Amsterdam, Van Looy, 1900. (13e druk, Leiden, Sijthoff, 1979.) |
Raadsels. Samengesteld door J.G.J. Boekenoogen. Amsterdam, Van Looy, 1902. (2e druk, Leiden, Sijthoff, 1969.) |
In Holland staat een huis. Amsterdam, Van Looy, 1903. (4e druk, Leiden, Sijthoff, 1981.) |
Backe Backe Kuchen. Amsterdam, Van Looy, 1904. |
Twaalf sprookjes en rijmpjes. Amsterdam, Van Looy, 1908. |
Luilekkerland. Amsterdam, Van Looy, 1915. |
A.B.C. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1917. (2e druk, Leiden, Sijthoff, 1970.) |
Groen Groen Grasje, (Alphabet). Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1923. |
G.W. van Vierssen Trip. De gelaarsde Kat; vertelling van een merkwaardige strafzaak. Den Haag, Leopold, 1924. (4e druk, Maarssen enz., Stichting Ars Aequi, 1977.) |
P. Seraphin, De pruik van Cassander. Bewerkt door E. Hess-Binger. Gouda, Van Goor, 1925. |
L. Ansingh, Een vruchtenmandje. Amsterdam, De Spieghel, 1927. |
Fransche liedjes. Deel 1. Amsterdam, De Spieghel, 1934. |
Waarom en Waardoor; nieuwe natuurlijke historie; oude volksverhalen. Tekst bewerkt door C.C. van der Graft. Amsterdam, De Spieghel, 1936. |
M.F. van Putten, Haken en ogen. Amsterdam, Albach, 1941. |
M.F. van Putten, Naatje Papegaatje. Amsterdam, Albach, 1942. Chansons de France; depuis le quinzième siècle jusqu'à nos jours. Amsterdam, De Spieghel, 1946. |
L. Ansingh, Tante Tor is jarig. Amsterdam, De Roos, 1950. |
Over Nelly Bodenheim en haar werk
|
J. Veth, Hollandsche Teekenaars van deze tijd. Amsterdam, 1905. |
C. Veth, Nelly Bodenheim, illustratrice. Bussum, 1947. (Bevat bibliografie) |
J. van Eikeren. De Amsterdamse Joffers. Bussum, 1947. (Bevat bibliografie) |
P. Scheen, Lexicon van Nederlandse Beeldende Kunstenaars. 1750-1950. Deel 1. Den Haag, 1969-1970. |
A. Venema, De Amsterdamse Joffers. Baarn, 1977. (Bevat bibliografie) |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 2 (1978), nr. 7. (Bevat bibliografie) |
Lexicon jeugdliteratuur
september 1982
|
|