| |
| |
| |
Marie Boddaert
door Wilma van der Pennen
Maria Agathe (Agatha) Boddaert werd op 6 februari 1844 in Middelburg geboren als oudste dochter van rechter Jhr. Mr. Jacques Pheunix Boddaert en Anna Petronella, Baronesse van Heeckeren van Brandsenburg. De jonge freule kreeg twee broertjes en vijf zusjes. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Jacques Boddaert met haar jongere zuster, die hem in 1866 een dochter schonk: Elisabeth Caroline, de stichtster van de nu nog bekende Boddaert-tehuizen.
De familie Boddaert was een oud Zeeuws geslacht dat al vanaf de zestiende eeuw vooraanstaande ambten bekleedde in de provincie. Mr. Pieter Boddaert (1694-1760) en zijn kleinzoon Pieter Boddaert junior (1766-1805) kregen bekendheid als dichter; de eerste met stichtelijke verzen (vrome Pieter), de tweede met erotische gedichten (vieze Pieter). Sinds de grootvader van Marie in 1832 in de adelstand werd verheven, mogen de nazaten de titel jonkheer en jonkvrouw dragen.
Op 23 november 1870 trouwde Marie Boddaert met Rudolphus Enno Hillegondus Muntz Gelderman, een luitenant van de infanterie. Het echtpaar kreeg kort na elkaar twee dochters, die nog heel jong waren toen hun vader in 1877 overleed. De band tussen Marie en haar dochters is altijd heel hecht gebleven. Beide dochters keerden, na een mislukt huwelijk, naar het huis van hun moeder terug. Ze bleven samenwonen tot de dood van Marie op 12 april 1914.
Als jong kind schreef Marie Boddaert verhalen over paleizen, kastelen en wondergrotten, maar vanwege haar slechte gezondheid werd haar het schrijven verboden. Ook later verzette de familie zich tegen haar literaire aspiraties. Zij debuteerde laat, in 1876, met gedichten die zij onder verschillende pseudoniemen publiceerde in tijdschriften als De Gids, De Nederlandse Spectator en het Weekblad voor Muziek. In 1887 werd een aantal gedichten gebundeld in Aquarellen. Daarnaast schreef ze de libretto's voor twee opera's, plus andere muziekteksten. In de jaren tachtig verscheen ook proza van haar hand in tijdschriften, onder de pseudoniemen Luctor en Bricole. Sturmfels werd in 1889 eerst als extra feuilleton in Het Nieuws van den Dag gepubliceerd. Niet lang daarna verscheen
| |
| |
het in boekvorm. In 1890 publiceerde ze onder het pseudoniem Rudolph Curtius de tendensroman Buiten de wet. Daarna bleef het lange tijd stil, tot in 1905 haar eerste boek voor kinderen verscheen, Jong leven. Het grootste deel van haar literaire nalatenschap ontstond in de laatste tien jaar van haar leven, toen ze de zestig al was gepasseerd.
In 1893 werd Marie Boddaert lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. In 1899 werd zij aangenomen als lid van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, wat voor een vrouw in die tijd bijzonder eervol was.
| |
Werk
Het oeuvre van Marie Boddaert is niet groot: naast drie bundels poëzie (de laatste verscheen pas na haar dood) publiceerde zij drie romans voor volwassenen, waaronder het later voor jongeren bewerkte Sturmfels (1889). Dit boek en het historische verhaal Roswitha (1909) zijn beide tot in de jaren vijftig herdrukt. Net als haar overige werk worden ze gekenmerkt door een romantische sfeer. Het zijn avonturenverhalen die spelen in respectievelijk de Romantiek en de riddertijd. Historische feitelijkheden blijven achterwege; de geschiedenis doet dienst om het verhaal kleur te geven. Het decor is gevormd uit een omgeving die haar bekend en vertrouwd was; Marie Boddaert bracht een deel van haar leven door op kasteel Westhove op Walcheren. Door haar buitenlandse reizen kende ze ook het Duitse landschap waarin zij haar verhalen graag situeerde.
Haar belangstelling voor de geschiedenis blijkt ook uit het in 1913 gepubliceerde verhaal De schipper van de Jacomina: 1813-1814. Het verbeeldt de geschiedenis van Walcheren aan het eind van de Napoleontische tijd. Ter gelegenheid van de honderdjarige herdenking daarvan schonk Boddaert 69 exemplaren van haar boek - zij was toen 69 jaar oud - aan scholen op Walcheren. Over dezelfde periode had ze enkele jaren eerder het jongensboek Frans en het geheim: een verhaal uit den laatsten tijd der Fransche overheersching (1909) geschreven.
Naast historische verhalen publiceerde Marie Boddaert een aantal sprookjesachtige verhalen: Prins Almanzor's makker (1912) en het door Ella Nieuwenhuis schitterend geïllustreerde Naar het tooverslot van de witte vrouw (1913), dat eerst verscheen in ‘Het Zondagsblad’ van De Avondpost (13 oktober 1912 tot en met 1 december 1912).
| |
Roswitha
Het verhaal begint in 1235. Roswitha is de enige dochter van Ridder Dagobert, slotheer van de Valkenburcht, een kasteel in de buurt van Keulen. Op de terugweg van een bezoek aan de Rijksdag ontmoet hij graaf Eberstein, de geduchtste vijand van keizer Frederik II. Deze brengt Dagobert in verlegenheid als
| |
| |
Illustratie van B. en J. Midderigh-Bokhorst uit Roswitha
hij hem vraagt zich over zijn dochter Godelieve te ontfermen. Dagobert wil zich niet inlaten met de vijand van de keizer, maar heeft medelijden met het meisje en neemt haar mee naar de Valkenburcht.
Na enige tijd wordt Dagobert verzocht naar de keizer te komen om te strijden tegen de opstandelingen onder leiding van Eberstein en de zoon van de keizer, prins Hendrik. Dagobert geeft onmiddellijk gehoor aan dit verzoek, maar komt niet in het kamp van de keizer aan. Men verdenkt hem ervan naar de tegenpartij te zijn overgelopen. Als Roswitha hoort dat haar vader verdacht wordt van verraad, besluit ze hem te gaan zoeken, teneinde zijn naam van elke smet te zuiveren. Dankzij Roswitha's onwankelbare geloof in de oprechtheid van haar vader en door haar trouw aan de keizer, kan de zaak ten goede worden gekeerd. Oprechtheid en riddertrouw worden beloond; het kwade gaat roemloos ten onder.
De eerste uitgave van Roswitha verscheen bij de Gebroeders Kluitman, met grote illustraties van het echtpaar B. en J. Midderigh-Bokhorst. De platen in zwart-wit passen goed bij de sfeer van het verhaal en volgen nauwkeurig de uitgebreide beschrijvingen. De kloeke gebonden uitgave in prachtband wordt vanwege de uiterlijke verzorging als van blijvende waarde beschouwd. Het boek is acht keer herdrukt; de laatste verkorte versie dateert uit 1954.
| |
Waardering
Marie Boddaert voelde zich in haar dichtkunst verwant aan de Tachtigers, van wie zij niet altijd waardering ondervond. Albert Verwey en Willem Kloos lieten zich kritisch uit over haar romantisch gekleurde poëzie. Daar staat tegenover dat verscheidene teksten van haar door in die tijd bekende componisten (onder anderen Catharina van Rennes, Cornélie van Oosterzee en H. van Tusschenbroek) op muziek zijn gezet. Haar liederen werden gewaardeerd om hun eenvoud en
| |
| |
ongekunsteldheid en waren aan het begin van deze eeuw erg populair.
Het proza van Marie Boddaert past in de traditie van de negentiende-eeuwse roman en staat ver af van de beginselen van de Tachtigers. In tegenstelling tot het l'art pour l'art-principe van deze groep is het werk van Boddaert moralistisch en didactisch. Het goede wint het altijd van het kwade. G.C. van 't Hoog naar aanleiding van haar overlijden: ‘Doch al zijn haar groote menschenboeken niet geheel vergeten, LEVEN doet M.B. op het oogenblik het meest in haar boeken voor de jeugd, en ik heb nog geen kind ontmoet die ze niet gaarne lazen.’
Er zijn niet veel besprekingen bewaard gebleven, maar in latere bronnen wordt met instemming over Boddaert's boeken gesproken, met name over Sturmfels en Roswitha. Een anonieme recensent van het blad Onze Kinderen schrijft begin jaren vijftig dat hij blij is dat ‘de beide folianten van Marie Boddaert’ niet verdrongen zijn door ‘de schaamteloos oppervlakkige “bakvisromans”, voor 16-jarigen geschreven, door 12 à 13-jarigen om strijd verslonden’. Aukje Holtrop noemt in De hele Bibelebontse berg beide werken ‘de vrouwelijke tegenhangers van boeken als Fulco de Minstreel, die toch vooral door jongens gelezen werden’.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Poëzie: Aquarellen (1887), Serena: gedichten (1898), Naar lichte hoogten: nagelaten verzen (1916). Proza: Sturmfels (ca. 1890); onder het pseudoniem Rudolph Curtius: Buiten de wet (1890). |
Jeugdboeken
|
Sturmfels. Amsterdam, Bureau Nieuws van den Dag, ca. 1890. (Derde druk met illustraties van B. en J. Midderigh-Bokhorst. Alkmaar, Kluitman, [1917]). |
Jong leven. Met illustraties van W. Hardenberg. Rotterdam, Masereeuw & Bouten, [1905]. |
Roswitha: verhaal uit de 13e eeuw. Met illustraties van B. en J. Midderigh-Bokhorst. Alkmaar, Kluitman, 1909. |
Frans en het geheim: een verhaal uit den laatsten tijd der Fransche overheersching. Met illustraties van Louis Landré. Alkmaar, P. Kluitman, 1909. (Tweede druk met illustraties van O. Geerling. Alkmaar, Kluitman, [1913]) |
Prins Almanzor's makker. Met illustraties van B. en J. Midderigh-Bokhorst. Alkmaar, Kluitman, [1912]. |
Naar het tooverslot van de witte vrouw. Met illustraties van Ella Nieuwenhuis. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1913]. |
Op Wendehuis. Met illustraties van O. Geerling. Alkmaar, Kluitman, 1913. |
Jonge kracht. Alkmaar, Kluitman, [1913]. (Bevat Frans en het geheim en Op wendehuis) |
De schipper van de Jacomina: 1813-1814. Met illustraties van Louis Raemaekers. Alkmaar, Kluitman, 1913. |
Over Marie Boddaert
|
Ida Heyermans, Marie Boddaert. In: De Vrouw. Veertiendaagsch blad gewijd aan de onderlinge opvoeding der vrouwen, jaargang 21, 18-25 april 1914. |
G.C. van 't Hoog, Marie Boddaert. In: Amsterdams Weekblad, 23-4-1914. |
Johanna Snellen, Levensbericht van Mevrouw M.A. Gelderman-Boddaert. 6 febru- |
| |
| |
ari 1844 - 12 april 1914. In: Levensberichten der Afgestorven Medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden. Bijdragen tot de Handelingen van 1913-1914. Leiden, 1914. |
Marie Boddaert over Marie Boddaert. In: Zeeland waarom, daarom. Onder redactie van Hans Warren, A. Oosthoek, M. Ros [et al.]. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1970, blz. 90-106. (Ook verschenen in Maatstaf, jaargang 18 (1970), nr 3, blz. 294-310) |
G.G. Trimpe-Burger Mekking, De zeeuwse schrijfster Marie Boddaert (1844-1914). In: Het Zeeuws tijdschrift, jaargang 4 (1982), blz. 120-126. |
Hanneke Eggels, De sluier van Marie Boddaert. In: Bzzlletin, jaargang 14 (1985-1986), nr. 129, blz. 83-88. |
Marlijne Hemelaar, Marie Boddaert. In: Uit het oog...: acht jeugdboekenauteurs uit het interbellum. Onder redactie van Toin Duijx. Leiden, Rijksuniversiteit, 1992, blz. 176-204. |
40 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1996
|
|