Niet alleen het ritme en de vorm doen hier denken aan het rijmpje ‘Koen maak je mijn schoen?’, ook de strenge slotzinnen hebben dezelfde strekking:
Hee, juffer, gooi nog eens een houtje op.
Ik ben bang dat ik anders ook ermee stop.
Met andere woorden: Voor wat hoort wat. Zoals in veel versjes vertelt Biemans hier een klein verhaaltje met een diepere achtergrond dan bij eerste lezing duidelijk wordt.
Herhalingen, een sterk ritme, rijm zijn elementen die de overeenkomst met de bakerrijmpjes zeker rechtvaardigen. Maar in tegenstelling tot de ingesleten, bijgeslepen tekst van de oude versjes, zijn de versjes van Ienne Biemans zorgvuldig geformuleerd. Ze zijn vertrouwd en vervreemdend tegelijk, vol grillige taalspelletjes en dubbele bodems. Ze suggereren veel, maar geven soms pas bij herhaaldelijk lezen hun geheim prijs. De illustraties hebben in dit verband een goede, ondersteunende rol. Zij verhelderen vaak wat in de gedichtjes niet direct tot uiting komt. Sommige versjes zijn qua inhoud erg moeilijk voor kleuters, maar liggen prettig in het gehoor. De gedichtjes zijn soms grappig, soms ontroerend en hebben vaak een onverwacht slot, waardoor een wat raadselachtige tekst ineens op zijn plaats valt zoals in ‘Bij juffrouw Jeuken in de keuken’. Er staan vreemde dingen in deze keuken:
Al lezend neemt de verwondering over de vreemde keuken toe. De laatste zin geeft een verrassende ontknoping:
Juffrouw Jeuken is een oude pop.
Ienne Biemans laat zich door zeer uiteenlopende onderwerpen inspireren. Niet alleen afgeleide fragmenten van oude bakerrijmpjes klinken door in haar gedichtjes:
Ook gedichten voor volwassenen krijgen via de pen van Biemans een nieuwe inhoud. ‘Hummel, hommel, hemelvaart’ is bijvoorbeeld sterk verwant aan ‘En rade’ van Jan Engelman:
Van haar staartje tot haar tong.
Hummel gaat in dit gedichtje niet per schip naar verre steden, maar verkiest de trein.