| |
| |
| |
Bibliotherapie
door R. Bouckaert-Ghesquiere
Verzamelnaam voor allerlei vormen van creatieve therapie waarbij teksten een rol spelen bij de behandeling van psychische en psychosomatische klachten. Bibliotherapie is onder meer verwant met dramatische therapie, muziektherapie, bewegings- en danstherapie. Het is de bedoeling van bibliotherapie om via ‘taal’ de weg naar het herstel te bevorderen en de scheppende mogelijkheden van de mens vrij te maken. Dit kan leiden tot een (her)ontdekking van de eigen persoonlijkheid en tot een betere zelfrealisatie.
Het verbale karakter staat in de bibliotherapie steeds centraal. Via taal leert de mens (opnieuw) situaties beschrijven, gevoelens en ervaringen in woorden te vatten. Het boek of de tekst kan reeds zinvol functioneren doordat de patiënt een gespreksonderwerp krijgt, iets waarover hij met anderen kan praten. Aanvankelijk zal het gaan over de personages uit het boek, maar gaandeweg kan de therapeut de tekst laten functioneren als spiegel van de eigen ziel. Het intersubjectief karakter van de taal plaatst de genezing via bibliotherapie in een sociale context. Naast de verbale dimensie is ook de interpretatie belangrijk. De teksten kunnen patiënten bewust maken van gevoelens, gedachten, wensen en herinneringen die verdrongen werden.
Poëzietherapie is een meer specifieke term die verwijst naar het werken met poëzie, maar die ook duidt op een meer produktieve aanpak. Het schrijven van teksten vormt dan een belangrijk onderdeel van de therapie.
| |
Geschiedenis en opvattingen
Het werken met teksten in een genezingsproces is een oude techniek. Denk aan rituele teksten, de catharsisgedachte of genres als troostbrieven en -gedichten. Ook de autobiografie kende men vaak een therapeutische functie toe.
De bibliotherapie ontstond in de negentiende eeuw toen artsen als Pinel (Frankrijk), Tuke (Engeland) en Reil (Duitsland) op zoek waren naar een vermenselijking van de psychiatrische praktijk. In het begin van de twintigste eeuw is het werk van de Russische arts Vladimir N. Iljine en van de Amerikaan W.H. Rivers baanbrekend. De eerste trachtte via korte teksten (verhalen, sketches) de problematiek van de patiënten te belichten. In een volgend stadium werden
| |
| |
de teksten door de patiënten zelf gedramatiseerd. Dr. W.H. Rivers ontwikkelde een therapie in samenwerking met de dichter Greaves. Hij geloofde in de helende kracht van poëzie die vergelijkbaar is met de droom. Reeds in 1939 werd het eerste Comité voor Bibliotherapie in de Verenigde Staten opgericht en werd de tak erkend als een onderdeel van de bibliotheekwetenschap. In de jaren vijftig startte Eli Greifer, apotheker en jurist, poëziegroepen bij kinderen met mentale achterstand en in beschutte werkplaatsen. De psychiater Jack Leedy nodigde hem uit om dezelfde techniek in ziekenhuizen te introduceren. Bibliotherapie is nu erg populair in Amerika. Er zijn therapiecentra in alle grote steden.
In Duitsland is het Fritz-Perls-Instituut, met zijn driejarige opleiding tot literatuurtherapeut de draaischijf. Arther Lerner heeft er de bibliotherapie zowel theoretisch als praktisch verder uitgewerkt.
Bij bibliotherapie kan men een onderscheid maken tussen een receptieve en een produktieve benadering. In het eerste geval leest de patiënt teksten (verhalen, poëzie) die zorgvuldig gekozen worden door de therapeut op grond van het ziektebeeld. De therapie beoogt vooral herkenning en affectieve beleving van het verleden. Bij de produktieve benadering wordt de patiënt aangemoedigd zelf teksten te schrijven die dan in een groep of alleen met de therapeut besproken worden. Het accent van deze therapie ligt meer op de opbouw van weerstanden en op het zich weerbaar opstellen voor de toekomst. Lerner heeft in zijn therapie systematisch het receptieve en het produktieve op elkaar afgestemd.
Sommige therapeuten laten zich leiden door een humanistische psychologie. Het zoeken naar de zin en de betekenis van het leven staan dan centraal. Volgens hen kunnen boeken dit - voor sommige individuen - moeizame en pijnlijke proces begeleiden. Andere therapeuten zijn aanhangers van de dieptepsychologie. Zij laten teksten eerder fungeren als dagdromen. Bibliotherapie kan zowel individueel als collectief worden aangewend.
| |
Toepassingen
Bibliotherapie wordt aangewend bij de behandeling van allerlei psychische problemen (depressies, neurosen, psychosen).
De therapie wordt vaak gebruikt bij kinderen en jongeren met gedragsstoornissen, bij jonge delinquenten en drugsverslaafden en bij kinderen die zich in een bijzondere situatie bevinden, bijvoorbeeld werden opgenomen in een ziekenhuis. Via identificatie met de personages uit het verhaal, of met de gevoelens verwoord in de tekst, probeert de therapeut bij het kind/de jongere het inzicht te vergroten in zichzelf en in zijn
| |
| |
omgeving, maar ook spanning, aggressiviteit en angst weg te werken. Vaak wordt het tekstmateriaal verder verwerkt in een emotioneel beleven via rollenspel of dramatisering. Kobak beschrijft een experiment met gedragsgestoorde jongeren van zestien jaar, die getypeerd worden als agressief, passief en zeer gesloten. Ze worden gevraagd om in kleine groepjes gedichten en verhalen te lezen en te schrijven. Vooral het samenwerken aan eenzelfde tekst wordt positief ervaren: het egocentrisme wordt doorbroken, het concentratievermogen verhoogd, spanningen komen aan de oppervlakte en via hun verwoorde fantasie groeit er een inzicht in het onrealistische karakter van bepaalde wensen, dromen en verwachtingen. Lerner vertelt de therapie van een jongen die leed aan chronische depressie, veroorzaakt door een sterk minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van een oudere broer (Kaius-complex). Martin wordt uitgenodigd om met behulp van teksten na te denken over de relatie met zijn broer. De gevoelens en gedachten die bij hem opkomen worden besproken in een kleine groep. Daarna krijgt hij de opdracht om daarover iets te schrijven. De groep ondervraagt hem verder over de oorzaak van zijn minderwaardigheid en de andere leden verwoorden eigen gevoelens en ervaringen die hierbij aansluiten. Ook zij schrijven teksten. Dit versterkt de herkenning bij Martin, die nu gevraagd wordt te zoeken naar toekomstgerichte initiatieven. Hoe kan hij zich weerbaar opstellen ten opzichte van deze negatieve gevoelens? In elke fase worden teksten passief gerecipieerd en actief geproduceerd.
In het ziekenhuis kunnen boeken de typische ziekenhuissfeer doorbreken en de angst die een opname voor de kinderen meebrengt even relativeren. Voor veel kinderen vormen boeken op dat ogenblik een schakel naar de vertrouwde wereld. Opvallend is dat de meeste kinderen volgens Gutbrod (1985) in het ziekenhuis beneden hun niveau lezen, hetgeen verklaard wordt door hun verminderde mogelijkheden ten gevolge van ziekte, maar ook door het bewust zoeken naar vertrouwde ervaringen. Strips, prentenboeken en ontspannende verhalen scoren hoog, maar probleemboeken worden geweerd. Voor de verwerking van het boek is het gesprek met de begeleiders belangrijk. Vaak zal het boek een aanleiding vormen om een persoonlijk probleem, bijvoorbeeld angst uit te praten. Bernstein (1977) en Kobakow (1976) bespreken in hun werk een aantal boeken die kunnen helpen om kinderen door een moeilijke periode heen te helpen. Ze besteden vooral aandacht aan scheidingsangst die in heel diverse situaties optreedt (verhuizing, opname in ziekenhuis, vakantie, dood van een lievelingsdier- | |
| |
tje, dood van grootouders of gezinsleden) en aan de begeleiding van het verschijnsel.
| |
Kritiek
Het zou kunnen dat sommige begeleiders te hoge verwachtingen hebben ten opzichte van teksten. Prof. Dellart drukt zijn teleurstelling als volgt uit: ‘De boeken hadden zelden het inzicht dat ik ervan verhoopte’ (Auwera, 1972). Lerner wijst ook op het probleem om voor elke lijdenssituatie een passende tekst te vinden. Het succes van de therapie lijkt vooral afhankelijk van de kwaliteit van de therapeut. Hij moet het verhaal/gedicht als een sleutel weten te hanteren. Dit vereist een grote kennis van teksten, een grote kennis van mensen en een luisterbereidheid zodat op elk moment kan worden bijgestuurd. Altmann en Nilsen merken op dat onvoldoende geschoolde therapeuten niet alleen de kans lopen om geen resultaat te behalen, maar dat ze zelfs een negatief effect kunnen veroorzaken. Bij jonge kinderen stelt de bibliotherapie bijzondere eisen. De therapeut dient rekening te houden met de relatief begrensde ervaring, de geringe woordenschat en de beperkte verwoordingskracht van de kinderen. Voorlezen en het werken met audiovisueel materiaal zijn hier vaak aangewezen. Jonge kinderen kunnen zich ook niet lang concentreren, daarom dienen de gekozen teksten en de werksessies kort te zijn.
| |
Bibliografie
H. Altmann, B. Nilsen, Books and Empathy help troubled children. In: The Canadian Library Journal, jaargang 31 (1974) blz. 284-287. |
F. Auwera, Scenotherapie: gesprek met prof. Dr. Dellart. In: Dietsche Warande en Belfort, jaargang 117 (1972), blz. 23-29. |
J.E. Bernstein, Books to help children cope with separation and loss. London/New York, 1977. |
A. Berger, Self-discovery for teacher and youngster through poetry. In: J.J. Leedy, Poetry as healer. Mending the troubled mind. New York, 1985 (1973) blz. 175-196. |
L. Buck, A. Kramer, Opening new worlds to the deaf and the disturbed. In: J.J. Leedy, Poetry as healer. Mending the troubled mind. New York, 1985 (1973), blz. 157-187. |
K.F. Euler, Krankenlektüre. Stuttgart, 1964. |
K. Gutbrod, G. Haas, K. Höffken, Bibliotherapie mit kindern und Jugendlichen im Krankenhaus. In: H. Petzold, Poesie und Therapie: über die Heilkraft der Sprache. Poesietherapie, Bibliotherapie, Literarische Werkstatten Paderborn, 1985, blz. 363-376. |
M.C. Hannigan, W. Henderson, Narcotic addicts take up reading. In: Bookmark, jaargang 2 (1963), blz. 281-286. |
M. Kobakow Rudman, Children's Literature. an Issues Approach. New York/London, 1984 (1976). |
P. Kobak, Poetry therapy in a ‘600’ school and in a counseling center. In: J.J. Leedy, Poetry as healer. Mending the troubled mind. New York, 1985 (1973), blz. 249-257. |
A. Lerner (Ed.), Poetry in the therapeutic experience. New York/Toronto, 1980. |
M.R. Morrison, Poetry therapy with disturbed adolescents. In: J.J. Leedy, Poetry as healer. Mending the troubled mind. New York, 1985 (1973), blz. 212-228. |
H. Petzold, I. Orth (Ed.), Poesie und Therapie: über die Heilkraft der Sprache. Poesietherapie, Bibliotherapie, Literarische Werkstätten, Paderborn, 1985. |
| |
| |
R.M. Tews, Bibliotherapy. In: Library Trends, jaargang 11 (1962), blz. 95-228. |
R.L. Schechter, Poetry: A therapeutic tool in the treatment of drugabuse. In: J.J. Leedy, Poetry as healer. Mending the troubled mind, New York, 1985 (1973), blz. 287-294. |
L. von Werder, Triffst du nur das Zauberwort, eine Einführung in die Schreib- und Poesietherapie und in der Arbeit literarischer Werkstätten. München/Weinheim, 1986. |
17 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1988
|
|