| |
| |
| |
Bewerkingen voor de jeugd
door Sandra van Bruinisse
Wat is een bewerking? Volgens het Lexicon van literaire termen is een bewerking of adaptatie een ‘behandeling van een reeds bestaand werk om het voor een specifiek doel geschikt te maken’. Vaak zijn het ‘klassieke boeken’ die bewerkt worden. Hierdoor vinden ze telkens weer een nieuw publiek. Volgens Nicolaas Matsier zijn kinderklassieken in drie soorten te onderscheiden. In de eerste plaats de oorspronkelijk als kinderboek verschenen klassieken. Daarnaast zijn er klassieken die hun carrière begonnen zijn in de literatuur voor volwassenen, maar tegenwoordig nauwelijks meer door hen gelezen worden. In vaak bewerkte vorm leiden ze een tweede leven als jeugdboek. Ten derde literatuur voor volwassenen die door hen nauwelijks gelezen wordt. Als op maat gesneden kinderboek bieden deze klassieken een opstapje naar de ‘grote’ literatuur.
| |
Grondvormen van literaire bewerking
Er zijn velerlei soorten bewerkingen die alle in een bepaalde relatie staan ten opzichte van de originele tekst. Kenmerkend is dat ze allemaal een bepaalde relatie hebben met een brontekst of bronverhaal, dat wil zeggen met het oorspronkelijke verhaal. Alle tekstuele ingrepen die op een bestaande tekst worden toegepast (bijvoorbeeld vertaling, versimpeling of samenvatting) vallen onder het begrip ‘bewerking’. Volgens Gärtner zijn er bij de literaire bewerking vier grondvormen te onderscheiden: 1. Inkorting: delen of fragmenten uit het oorspronkelijke werk worden geschrapt. 2. Uitbreiding: hoofdstukken, verhaallijnen of elementen worden aan het oorspronkelijke verhaal toegevoegd. 3. Behoedzame bewerking: het oorspronkelijke werk wordt op stilistisch niveau geactualiseerd. 4. Vrije bewerking: de kern van het oorspronkelijke werk is nog wel herkenbaar, maar de bewerker heeft er een volledig nieuw werk van gemaakt.
| |
Bewerkingen door de jaren heen
In verschillende periodes werden om uiteenlopende redenen bewerkingen gemaakt. De meeste oudere ontstonden vanuit pedagogische overwegingen. Deze adaptaties, veelal afkomstig van volwassen opvoeders, moesten kinderen beschermen tegen de gruwelijkheden des levens.
| |
| |
Een voorbeeld zijn de vele versies van het sprookje Roodkapje. In het oorspronkelijke sprookje brengt Roodkapje wijn naar haar grootmoeder. In bewerkingen is dat melk geworden. Wijn werd kennelijk te veel geassocieerd met dronkenschap en alcoholisme. Daarnaast probeerden bewerkers de erotische laag in het verhaal weg te werken.
Vanaf de Verlichtingspedagogen, die kinderen een jeugd gunden zonder zorgen en narigheid, betekende het bewerken voor kinderen vooral aanpassing van inhoud, vorm, stijl en medium. Literaire teksten moesten meer aansluiten bij het niveau van het kind. Omdat er geen specifieke teksten voor kinderen waren, leidde dit tot het bewerken van oorspronkelijk voor volwassenen bestemde literatuur. In veel gevallen gebeurde dat door het oorspronkelijke verhaal flink in te korten. Anderen keerden zich juist tegen deze manier van bewerken. Zij waren van mening dat iedere bewerking het oorspronkelijke werk zou schaden. De discussie ging inmiddels al lang niet meer over de bewerkingen zelf, maar had te maken met zorgen over de smaakontwikkeling van jongeren. Adaptatie werd gezien als noodzakelijk in de opvoeding en scholing van de jeugd.
Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw werden schrijvers door hun uitgevers aangespoord om ‘in vroeger eeuw verschenen gekende werken’ te bewerken voor de jeugd. De uitgevers rekenden erop dat de naam van beroemde hoofdfiguren als Robin Hood, Ben Hur of Odysseus succes zouden garanderen. In Nederland zijn verschillende pogingen gedaan om series met bewerkingen van de grond te krijgen. Recente voorbeelden hiervan zijn de reeks ‘Beroemde Avonturen’ bij Het Spectrum en de ‘Averbode Klassiekers’ bij uitgeverij Averbode, een Vlaams initiatief waar ook de Nederlandse uitgeverij Becht aan deelnam.
Henri Van Daele en Ed Franck waren verantwoordelijk voor de Averbode Klassiekers, waarin bewerkingen verschenen van titels als Robinson Crusoë van Daniel Defoe, Tijl Uilenspiegel van Charles De Coster en De avonturen van Tom Sawyer van Mark Twain. Het streven van Franck en Van Daele was om in deze bewerkingen zoveel mogelijk van het oorspronkelijke verhaal te behouden. Bij klassieke werken is hun keuze eigenzinnig, maar wordt er wel gelet op structuur, verhaal, boodschap en identificatiemogelijkheden. De jonge lezers van nu moeten rode oortjes krijgen bij het lezen van deze bewerkte klassieke verhalen. Tijl Uilenspiegel is bijvoorbeeld zo bewerkt dat de naam van Van Daele als auteur op het omslag staat. Het boek is voorzien van een nawoord waarin informatie over Tijl Uilenspiegel en Charles De Coster wordt gegeven. Joep Bertrams voorzag het boek van illustraties; achterin is een verklarende woordenlijst opge-
| |
| |
Omslagillustratie: Joep Bertrams
nomen. Het oorspronkelijke verhaal over Tijl Uilenspiegel is nauwkeurig gevolgd, al zijn op tekstueel en taalkundig niveau delen weggelaten. Dat zijn dan vooral episodes die erotisch of seksueel getint zijn en veel van de typische Tijl Uilenspiegelstreken. Het aantal verhaallijnen is ingekort, waardoor het verhaal meer vaart krijgt.
Vanaf de jaren negentig verschenen steeds meer bewerkingen van sprookjes, volksverhalen, mythen, sagen en legenden. Voorbeelden hiervan zijn de bewerkingen in de Valentijnreeks, de reeks Mythen en Sagen, de Sprookverhalen van Agave Kruijssen en losse titels van onder meer Paul Biegel, Imme Dros, Henri Van Daele, Wim Hofman, Anne Provoost en Evert Hartman.
De reeks Sprookverhalen van Agave Kruijssen bevat eigentijdse navertellingen van oude verhalen en legenden uit de Middeleeuwen, zoals Het lied van heer Halewijn, Elegast, Lancelot, Walewein en Het vrouwtje van Stavoren. Kruijssen noemt zichzelf een ‘sprookspreker’ en vertelt de verhalen zoals zij denkt dat een jong en modern publiek ze graag hoort. Ze graaft naar de eigen culturele wortels, die je volgens haar alleen terugvindt in Middelnederlandse verhalen.
De Valentijnreeks van Ed Franck bevat de liefdesgeschiedenissen van onder meer Medea, Beatrijs, Romeo en Julia en Salome. De keuze van Franck voor bewerkingen heeft alles te maken met zijn opvatting dat we het cultureel erfgoed moeten beschermen en doorgeven aan de jeugd. Het gaat hierbij om verhalen die eeuwigheidswaarde hebben, die generaties lang meegaan. Franck is van mening dat deze verhalen niet verloren mogen gaan. De kern van het verhaal ofwel het hart van het oorspronkelijke werk moet daarom bij het bewerken onaangetast blijven. Verder mag een bewerker inkorten, uitweiden, herhalen, schrappen, structuur veranderen, personages toevoegen, enzovoort. Franck hoopt dat de boeken
| |
| |
uit de Valentijnreeks eye-openers zijn voor de jeugd.
| |
Bewerkingen van sprookjes
Wim Hofman geeft in Zwart als inkt (1997) een nieuwe versie van het sprookje van Sneeuwwitje. De kern van het oorspronkelijke Sneeuwwitjeverhaal is herkenbaar, maar Hofman heeft de tekst van nieuwe perspectieven voorzien en de personages verlevendigd. In Hofmans verhaal is Sneeuwwitje bijvoorbeeld jonger dan in het sprookje van Grimm en de tijd die ze doorbrengt bij de dwergen is voor haar een periode van uitzichtloze verveling. In vergelijking met het oorspronkelijke sprookje lopen er in Hofmans bewerking meer verhaallijnen door elkaar: de verhalen van moeder, dochter, jager, prins en dwergen wisselen elkaar af.
Naast Hofman zijn er meer auteurs die sprookjes voor de jeugd bewerkt hebben. Te denken valt aan twee boeken van Jacques Vriens: Grootmoeder, wat heeft u grote oren (1996) en O, mijn lieve Augustijn (2002), aan Brieven aan Doornroosje (2003) van Toon Tellegen, Rood Roodkapje (2003) van Edward van de Vendel, Assepoes (2000) van Pamela Koevoets en De reusachtige wereld van Klein Duimpje (1997) van Thea Dubelaar.
De Roos en het Zwijn (1997) van Anne Provoost is een bewerking van het sprookje De Schone en het Beest. Centraal staat het seksueel actief worden van een jonge vrouw, Rosalena. Provoost laat in haar bewerking sprookjeselementen uit andere sprookjes terugkeren. De twee zussen kunnen vergeleken worden met de twee zussen in Assepoester, het feit dat Rosalena's lippen zo rood zijn als bloed doet denken aan Sneeuwwitje, evenals de spiegel die een grote rol speelt in het verhaal. Daarnaast voegt Provoost nieuwe elementen toe. De engelen en elfen zijn bijvoorbeeld in het oorspronkelijke verhaal niet terug te vinden. Het einde van het boek verschilt met het oorspronkelijke werk: Thybeert blijft een zwijn aan het eind van het boek en er is in de versie van Provoost sprake van een open einde.
| |
Vrije bewerking
Een andere bewerking van Anne Provoost is De Arkvaarders (2001), gebaseerd op het bijbelverhaal over de Ark van Noach. Re Jana vertelt als kind van het moerasvolk hoe zij met haar vader en haar verlamde moeder afreist naar de woestijn. Daar wordt een reusachtige ark gebouwd. Niet iedereen wordt zomaar toegelaten op de ark. Dankzij de liefde van Cham, een van de zonen van de bouwheer, overleeft Ra Jana de tocht door het verwoestende water. Dit verhaal is een vrije bewerking van het verhaal van de zondvloed.
In Odysseus, een man van verhalen (1999) geeft Imme Dros een vrije bewerking van het verhaal van Homerus. Zij heeft de tekst zodanig aange-
| |
| |
Omslagillustratie: Harrie Geelen
past dat er een nieuw verhaal is ontstaan, waarin niet Odysseus maar zijn zoon Telemachos centraal staat. Door de zoektocht naar zijn vader ontwikkelt Telemachos zich van een onzekere jongeman tot een volwassen held. De vader-zoonrelatie is een belangrijke factor in dit nieuwe verhaal. Daarnaast wisselt Dros van vertelperspectief. De personages vertellen vanuit hun eigen persoonlijke visie, waardoor het bestaan van Odysseus in twijfel wordt getrokken. Odysseus bestaat in het boek alleen als een man van verhalen. Zelf komt hij niet aan het woord. Dros heeft tal van moderniseringen toegevoegd, zoals notulen van een vergadering van de Goden en liedjes.
Het type bewerking van Imme Dros en Anne Provoost verdient volgens Van Os en De Vriend een eigen aanduiding: literaire verwerking. Daarmee doelen ze op bewerkingen waarbij veelal klassieke motieven worden ingezet en waarbij de grenzen niet altijd duidelijk zijn. Het zijn nieuwe verhalen die berusten op oude en die de auteur hebben geïnspireerd tot literaire hoogstandjes. Deze zogenaamde vrije bewerking heeft in de eerste plaats een literair doel en geen pedagogisch of moralistisch.
| |
Bewerkingen tot film, televisie, toneel en musical
Een betrekkelijk nieuw verschijnsel is het bewerken van boeken tot film, televisieserie, toneel of musical. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van kinderboeken die verfilmd zijn en op die manier nieuw leven ingeblazen kregen. Het bekendst bij een ruim publiek zijn de vele sprookjesverfilmingen van Disney zoals Assepoester, Sneeuwwitje en de zeven dwergen, De klokkenluider van de Notre Dame, Belle en het Beest en Doornroosje. Ook zijn er klassieke kinderboeken verfilmd, zoals Kruimeltje en Pietje Bell van Chr. van Abkoude en De Kameleon van Hotze de Roos. Daarnaast zijn er tal van populaire kinderboeken verfilmd zoals Abeltje, Minoes en Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt, Tom & Tho-
| |
| |
mas van Esmé Lammers en Hans Kuyper, Lang leve de koningin van Esmé Lammers, Sjakie en de chocoladefabriek van Roald Dahl en de Harry Potter-boeken van J.K. Rowling.
Volgens Esmé Lammers onderscheidt een filmscenario zich van een boek. In een film gaat het om het drama, de spanning; in een boek is de manier waarop iets gezegd wordt het belangrijkste. Bij het schrijven van een boek krijgt de auteur te maken met keuzemogelijkheden. Door iets te beschrijven legt de auteur onbedoeld nadruk, omdat hij of zij ervoor kiest om juist dat ene te verwoorden. Als in een film een kamer in beeld wordt gebracht, hoeft dat van geen enkel belang te zijn voor de film. De beschrijving van diezelfde kamer drukt in een boek een zeker accent op het verhaal. Films vereisen volgens Lammers een ander soort concentratie van het publiek dan boeken. Iedere scène in een film moet weer boeien, anders is de aandacht van de kijker weg. In een boek is meer ruimte voor beschrijvingen.
Tamara Bos schreef het filmscript voor de film Minoes van Annie M.G. Schmidt. Volgens haar is Minoes een goed verhaal om een film van te maken. Het verhaal heeft een sterk plot en een strakke compositie. In Minoes zijn bepaalde fragmenten weggelaten of op een andere manier in het verhaal gezet. Het gesprek bijvoorbeeld tussen Minoes en de praatdokter vindt in de film plaats tussen Minoes
Omslagfoto: Jaap Vrenegoor
en Tibbe. Het verhaal is voor de film gemoderniseerd. Tibbe schrijft zijn stukjes bijvoorbeeld niet op een typemachine, maar op een computer. Buurmeisje Bibi heeft een programmaatje gedownload waardoor Tibbe's toetsenbord ouderwetse typegeluiden maakt. Het einde van de film verschilt met het boek. In de film zijn alle katten en mensen die in de film voorkomen getuige van het huwelijk van Tibbe en Minoes, terwijl in het boek alleen gespeculeerd wordt dat het tweetal misschien ooit gaat trouwen.
Er zijn ook boeken tot televisiese- | |
| |
rie bewerkt. Voorbeelden hiervan zijn Pippi Langkous, Otje en Abeltje. Maar toneelbewerkingen komen ook steeds meer voor. Bijvoorbeeld de vele toneelbewerkingen van klassiekers als King Lear van Shakespeare, Sprookjes voor je oren door Jeugdtheater Sonnevanck, Pinokkio en Klein Duimpje door Frank Groothof, De nieuwe kleren van de keizer door theater Het Woeste Woud en de Grote Vriendelijke Reus (naar het boek van Roald Dahl) onder regie van Peter de Baan. Daarnaast zijn er musicals, al dan niet gebaseerd op klassieke kinderboeken, zoals De scheepsjongens van Bontekoe, Kikker door Theater Terra, Nijntje met teksten van Ivo de Wijs, Pippi Langkous door Sterk & Co en De Zevensprong (naar het boek van Tonke Dragt) door Beeldenstorm.
| |
Bibliografie
Over bewerkingen
|
H. Gärtner. Literatur ‘ad usum delphini’; Bearbeitung von Kinder- und Jugendbüchern: Probleme, Praxis, Positionen. In: Lucia Binder. Illustrieren, Bearbeiten, Ubersetzen. Wien, Internationales Institut für Jugendliteratur und Leseforschung, 1984. |
H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen. Wolters-Noordhoff, Groningen 1984 |
Eric Hulsens, De gezusters Sneeuwwitje. In: Zo goed als klassiek. Den Haag, NBLC, 1995, blz. 65-69. |
Nicolaas Matsier, Klassieken en kinderen. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 33, lente 1995, blz. 33-39. |
Quirin van Os, Woorden reizen langs kromme wegen. De literaire bewerking voor de jeugd. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 10, 1996, blz. 165-192. |
Tom Baudoin, Illusies en desillusies. Hoop en wanhoop. Over Hofmans Sneeuwwitje. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 43, herfst 1997, blz. 377-394. |
Peter van den Hoven, Een duivelse verleiding. Over Mariken van Peter van Gestel. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 45, lente 1998, blz. 5-27. |
Quirin van Os, Bewegen in het keurslijf van een oud stramien, Het bewerken van klassieke boeken. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 48, voorjaar 1999, blz. 58-65. |
Sandra van Bruinisse, Inkorten mag, zolang je de typische sfeer maar niet aanraakt. Ed Franck over het bewerken van klassiekers. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 50, najaar 1999, blz. 343-350. |
Quirin van Os en Gerard de Vriend, Oude verhalen voor nieuwe lezers. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 57, voorjaar 2002, blz. 7-18. [themanummer over Bewerkingen] |
Joukje Akveld en Martijn de Bont, Tibbes laptop ratelt als een typmachine. Een interview met twee scenarioschrijfsters. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 57, voorjaar 2002, blz. 77-85. [themanummer over Bewerkingen] |
Rita Ghesquiere, Hoe lang duurt klassiek? In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 62, najaar 2003, blz. 69-85. |
Pjotr van Lenteren, Het mag best smakelijk verpakt zijn. Interview met Agave Kruijssen. In: de Volkskrant, 16-1-2004. |
Bewerkingen (selectie)
|
Hans Hagen, Koning Gilgamesj, Amsterdam, Van Goor, 1985. |
Paul Biegel, Anderland: een Brandaan mythe, Haarlem, Holland, 1990. |
Henri Van Daele, Tijl Uilenspiegel, Antwerpen, Averbode, 1993. |
| |
| |
Evert Hartman, De vloek van Polyfemos; de avonturen van Odysseus, Rotterdam, Lemniscaat, 1994. |
Ed Franck, Tristan en Isolde, Antwerpen, Altiora/Averbode, 1995. |
Simone Kramer, De tocht van de Argonauten, Amsterdam, Ploegsma, 1995. |
Wim Hofman, Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Amsterdam, Querido, 1997. |
Anne Provoost, De Roos en het Zwijn. Amsterdam, Querido, 1997. |
Thea Dubelaar (e.a.), De reusachtige wereld van Klein Duimpje. Amsterdam, Ploegsma, 1997. |
Edward van de Vendel en Hanneke van der Hoeven, Gijsbrecht. Amsterdam, Querido, 1998. |
Imme Dros, Odysseus, een man van verhalen. Amsterdam, Querido, 1994. |
Godfried Bomans, De vijvervrouw; en andere sprookjes, Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Jacques Vriens, Grootmoeder, wat heb je grote oren... Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Ronald Grossey, Merlijn, Antwerpen, Altiora/Averbode, 1997. |
Paul Biegel, De zweftochten van Aeneas, Haarlem, Holland, 1998. |
Hans Christian Andersen, De nieuwe kleren van de keizer: het klassieke sprookje, door beroemde mensen naverteld, Rotterdam/Amsterdam, Lemniscaat/Vassalucci, 1998. |
Imme Dros, Ilois: het verhaal van de Trojaanse Oorlog, 1999 |
Imme Dros, Held van de twaalf taken: de mythe van Herakles, Amsterdam, Querido, 2000. |
Ed Franck, Medea, Antwerpen, Altiora/Averbode, 1999. |
Agave Kruijssen, Het lied van heer Halewein, Amsterdam, Fontein, 1999. |
Pamela Koevoets, Assepoes, Amsterdam, De Bezige Bij, 2000. |
Charles en Mary Lamb, William Shakespeare, alle vertellingen, Haarlem, Holland, 2000. |
Paul Biegel, Reinaart de Vos, Haarlem, Holland, 2000. |
Ed Franck, Salome, Antwerpen, Altiora/Averbode, 2000. |
Lida Dijkstra, Wachten op Apollo. Rotterdam, Lemniscaat, 2001. |
Jaap ter Haar, Koning Arthur, Callenbach, 2001. |
Agava Kruijssen, Lancelot ridder van de Ronde Tafel, Amsterdam, Fontein, 2001. |
Anne Provoost, De Arkvaarders, Amsterdam, Querido, 2001. |
Imme Dros, Held van het labyrinth, Amsterdam, Querido, 2002. |
Willy Schuyesmans, De ogen van de tiran, Antwerpen, Averbode, 2002. |
Jacques Vriens, O, mijn lieve Augustijn... Houten, Van Holkema & Warendorf, 2002. |
Toon Tellegen, Brieven aan Doornroosje, Amsterdam, Querido, 2003. |
Edward van de Vendel, Rood Roodkapje, Amsterdam, Querido, 2003. |
Bart Moeyaert, De Schepping, Amsterdam, Querido, 2003. |
70 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2006
|
|