| |
| |
| |
Bewerkingen van Griekse mythen
door Ger van Hoek
Volgens Lexicon van literaire termen (1998) is een mythe een ‘verhaal over goden, halfgoden of helden uit het verleden van een bepaalde cultuurgemeenschap, dat meestal na een lange mondelinge overlevering zijn neerslag gevonden heeft in diverse literaire genres’.
Naast ‘heldenmythe’ gebruiken de schrijvers de term ‘heldensage’, wat aangeeft dat er een kern van waarheid kan zitten achter de heldenverhalen.
Homerus, de dichter van Ilias en Odyssee, is de eerste van wie verhalen op schrift zijn overgeleverd. Er is weinig over Homerus bekend, zelfs niet of hij de enige auteur is van de epische gedichten over de val van Troje en de zwerftochten van Odysseus. Op zijn naam staat ook een verzameling lofzangen op de goden. Hij zou geleefd hebben van ca. 800-750 voor Chr.
Na Homerus duikt de naam op van Hesiodus, over wie evenmin veel bekend is. Hij leefde ca. 750 voor Chr. en schreef de Theogonia (Godenstamboom), waarvan ruim duizend verzen zijn overgeleverd. Hesiodus heeft de godenwereld, die in de overlevering van Homerus nogal een warboel was, geordend. Uranus, de echtgenoot van Gaea, moeder Aarde, wordt verstoten door zijn kinderen: Honderd-armigen, Cyclopen, Titanen en Giganten. Cronus, aanvoerder van de Titanen, volgt Uranus op. Hij, op zijn beurt, wordt door Zeus van de troon gestoten. Zeus past de tactiek van verdeel en heers toe. Zijn broers Hades en Poseidon krijgen respectievelijk de onderwereld en de zee toegewezen. Demeter gaat over de aarde en de gewassen, Hestia over huis en haard. Zus Hera wordt door Zeus tot echtgenote genomen. Zij krijgen drie kinderen: Hebe, Ares en Hephaestus. Tot verdriet van Hera heeft Zeus veel liefjes onder de stervelingen. De nakomelingen maken de godenwereld van de Griekse mythologie compleet: Apollo en Artemis, Athena, Hermes en Aphrodite.
Veel schriftelijke bronnen zijn verloren gegaan. Soms duiken er titels van verhalen op waarvan geen snipper bewaard gebleven is. Zo zou bijvoorbeeld naast de Odyssee, die de terugkeer van Odysseus beschrijft na de val van Troje, een epos hebben bestaan over de terugkeer van de andere Griekse vorsten: Nostoi (meervoud van ‘terugkeer’). Sommige auteurs
| |
| |
volstaan met verwijzingen of korte beschrijvingen, zoals de Griekse dichter Pindarus (518-438 v. Chr.).
Een schat aan thema's is verwerkt door de drie grote Griekse tragedieschrijvers: Aeschylus (ca. 525-456 v. Chr.), Sophocles (ca. 496-406 v. Chr.) en Euripides (ca. 480-406 v. Chr.). Van de honderden stukken die zij geschreven hebben, is er hooguit tien procent over. ‘De sterveling die zich op eigen kracht probeert te verheffen’, zoals Imme Dros het zegt, is de pure tragische held. Stervelingen ontkomen niet aan hun lot en goden dulden geen hybris (overmoed).
Aparte vermelding verdient Apollonius Rhodius (ca. 295-235 v. Chr.). Hij is dé bron van de verhalen over Iason die met het schip de Argo en de dappersten van de Griekse helden in het verre Kolchis aan de Zwarte Zee het Gulden Vlies gaat halen. Zijn Argonautica beschrijft de queeste naar deze magische gouden vacht. Iason wordt geholpen door Medea, de koningsdochter en tovenares die eveneens een belangrijke rol speelt in Griekse mythen.
Aan het verhaal over de Argonauten is goed te illustreren hoe Griekse mythen werden overgeleverd. Het verhaal is pas in de derde eeuw voor Christus opgetekend, maar het moet dateren van de periode vóór Homerus. In de Odyssee wordt gesproken over ‘de Argo die allen ter harte gaat’; in de Ilias en in de Odyssee noemt Homerus enkele personen die in het verhaal over het Gulden Vlies een rol spelen. Er bestond dus al een traditie van mondelinge en schriftelijke versies van 500 jaar, voordat Apollonius het verhaal optekende. De eerder genoemde schrijvers Hesiodus, Pindarus en de drie grote tragedieschrijvers uit de vijfde eeuw verwijzen ook naar het verhaal. Euripides schreef de tragedie Medea. Zo'n lange traditie zorgt onvermijdelijk voor grote variaties in de overgeleverde verhalen.
Metamorfosen moet ook worden vermeld, omdat veel bewerkingen van mythen teruggaan op dit epos van Ovidius (43 v. Chr.-17 n. Chr.). Hij schreef het tussen 1 en 8 na Christus. Veel bewerkers maken gebruik van Latijnse teksten als bron voor de mythen. Enkele verhalen zijn uitsluitend bekend uit Latijnse teksten. Het verhaal over Amor en Psyche bijvoorbeeld is ongetwijfeld van Griekse herkomst, maar de enig overgebleven schriftelijke bron is Metamorphoses, beter bekend als De Gouden Ezel, de oudste volledige roman in het Latijn van de hand van Apuleius uit de tweede eeuw na Christus. De overleveringsgeschiedenis maakt duidelijk dat bewerkingen zelden exact te vergelijken zijn met het origineel, omdat dit niet (meer) bestaat. In feite zijn alle verhalen bewerkingen.
| |
Functies van de mythen
Het naslagwerk Van Achilleus tot Zeus (1987) be-
| |
| |
Omslagfoto: Jean van Lingen
schrijft thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. In de inleiding geven de auteurs een omschrijving van de functies die mythen in de oudheid hadden: ‘Ze verschaften verklaringen voor het ontstaan van wereld en mensdom, voor natuurverschijnselen, voor de oorsprong van steden en volkeren en voor de genealogie van belangrijke geslachten. Ze dienden als uitdrukking van het religieuze denken en van reflectie op het menselijk bestaan en op de contradicties ervan. Ze waren een vehikel voor de inprenting van de moraal, onuitputtelijke bron voor poëzie en epos, soms zelfs instrument van staatspropaganda.’
Welke functies zijn nog van belang voor de lezers van nu? Allereerst is het natuurlijk zo, dat zij zonder kennis van de mythen veel verwijzingen in de literatuur, de beeldende kunst en de podiumkunsten missen. Ook in jeugdboeken komt dit soort verwijzingen regelmatig voor, zoals bijvoorbeeld het thema van Orpheus en Euridyce in Kijk niet om (2006) van Marijn Backer. Daarnaast is de adolescentie dé periode waarin jongeren gaan nadenken over het menselijk bestaan en de tegenstrijdigheden die zich in het leven voordoen. Ed Franck zegt in een interview over het bewerken van klassieke verhalen, dat deze ‘bepaalde facetten van het algemeen menselijk bewustzijn bevatten en een symboolfunctie hebben’. Daarom blijven deze verhalen actueel. De jonge lezer zal misschien niet alles begrijpen, maar hij voelt intuïtief aan dat het om iets wezenlijks gaat. Voor jongeren is het bovendien niet onbelangrijk dat het vaak spannende verhalen over ‘helden’ betreft. Met die helden loopt het zelden goed af. De lezers moeten dus kunnen omgaan met, of beter gezegd leren omgaan met nuanceringen en afwijkingen van traditionele structuren. Imme Dros brengt in De macht van de liefde (1997) kernachtig onder woorden dat Griekse mythen over alles, behalve over romantische
| |
| |
liefde gaan: ‘Veel ervan gaan over oorlog, veel ervan gaan over liefde,/ en dan niet over zorgzame ouderliefde, of trouwe/ kinderliefde, diepe vriendschap tussen gelijken,/ warme gevoelens voor dieren, zieken, armen, verdrukten,/ maar over liefde die blind en doof maakt voor regels en rede./ Dit zijn de mythen van Afrodite, godin van de liefde,/ die onschuldig glimlacht, maar slaapt met de god van de oorlog.’
| |
Vertelstof
Griekse mythen en sagen (1956) van Gustav Schwab is al een halve eeuw een bekend naslagwerk voor de verhaalstof van Griekse mythen. Het is niet compleet en het geeft ook geen betrouwbare weergave van de ‘originele’ versies, maar het bevat wel een handige ordening van de vertelstof.
Die ordening is min of meer chronologisch. Schwab begint met ‘Het ontstaan van de wereld’, gevolgd door een aantal ‘Kleinere sagen’, losse verhalen die grotendeels over de goden en de eerste mensen gaan. Daarna behandelt hij een aantal verhalencycli en epen rond grote helden: ‘De sage van Hercules’, ‘De Argonauten’, ‘Theseus’, ‘Oedipus en de Labdaciden’, ‘De Trojaanse oorlog’, ‘Het noodlot der Tantaliden’ en ‘De zwerftochten van Odysseus’.
Van welke verhalen bestaan Nederlandstalige bewerkingen voor de jeugd?
Over het ontstaan van de wereld handelen twee uitgaven: De strijd van de Titanen (2005) van Simone Kramer en De god beneden de zee (1970) van Leon Garflield & Edward Blishen. Dit laatste boek bevat verhalen over het ontstaan van de wereld, maar ook over de schepping van de mens en hoe goden en mensen in de begintijd met elkaar omgingen. Hephaestus, de god die op de Olympus het minst geliefd was en door Hera uit de godenhemel werd gegooid, is de centrale figuur.
De mythe van Heracles staat beschreven in Held van de twaalf taken (2000) van Imme Dros. Ook de bewerking van Leon Garfield en Edward Blishen, Slangen in de kinderkamer (1973), is exclusief gewijd aan de verhalen rond de held Heracles en de mythen die op een of andere manier met hem verbonden zijn.
Reis naar de liefde (1999) van Imme Dros gaat over de queeste naar het Gulden Vlies. Het verhaal van de Argonauten is ook bewerkt door Ed Franck in Medea (1996), door Auguste Lechner in Het gulden vlies (1987) en door Els Pelgrom in Helden (2006).
De verhalen rond Theseus worden het uitvoerigst beschreven door Imme Dros in Held van het labyrint (2002).
Over het noodlot van de Tantaliden en de verhalen rond Oedipous en de Labdaciden handelt alleen het verhaal ‘Liefde en haat’, opgenomen in de verzamelbundel Griekse mythen (2004) van Imme Dros.
| |
| |
Omslagillustratie: Peter van Poppel
De strijd om Troje is populair: Paul Biegel, Imme Dros, Simone Kramer, Auguste Lechner, Els Pelgrom en M. Zwiers hebben het verhaal bewerkt. Opmerkelijk is dat Els Pelgrom niet Odysseus maar Achilles centraal stelt.
Dros, Kramer, Lechner en Zwiers schreven ook alle vier over de zwerftochten van Odysseus. Daar moet Evert Hartman met De vloek van Polyfemos (1994) aan worden toegevoegd. De titel van het boek zou kunnen suggereren dat het verhaal alleen over de eenogige cycloop gaat, maar de naam Polyfemos is gekozen omdat Polyfemos zijn vader Poseidon wist te bewegen wraak te nemen op Odysseus. Door toedoen van Poseidon moest Odysseus veel gevaren op zee trotseren voordat hij zijn vaderland Ithaka terugzag.
Om te vermijden dat de kleinere sagen als los zand aan elkaar hangen, hebben verschillende schrijvers naar een thematisch verband gezocht. Soms blijkt dat verband alleen uit de titel, soms wordt het expliciet aangebracht. Imme Dros brengt verhalen bij elkaar onder thema's die vaak uit de titel blijken: ‘Anders dan andere mensen’ (opgenomen in Griekse mythen), De huiveringwekkende mythe van Perseus (1996), De macht van de liefde, ‘Liefde en haat’, Liefde en wat ervoor doorgaat (2000). Bovendien verweeft Dros allerlei korte verhalen met de grotere mythen. Zij laat bijvoorbeeld Orpheus tijdens de reis van de Argonauten zingen over het ontstaan van de wereld en over de schepping van goden en mensen. Simone Kramer brengt in haar bundel Mensen, draken en dolfijnen (2003) lijn aan door saters, nymfen, Pegasus, de Centauren en de Muzen en andere vreemde wezens uit de Griekse mythologie als uitgangspunt te nemen. De titel van haar boek De tocht van de Argonauten (1995) is misleidend, omdat slechts 25 van de 225 pagina's over deze
| |
| |
tocht gaan. In de rest van het boek komen onder meer de mythen van Perseus, Hercules, Theseus en Oedipus aan bod. Lida Dijkstra schept in Wachten op Apollo (2002) een kader waarbinnen verhalen over gedaanteverwisselingen worden verteld. De raaf Cornix vertelt ze aan een herdersjongen die in de rij staat om de god Apollo te raadplegen in het heiligdom Delphi.
Anthony Horowitz lijkt in De honden van Aktaioon (1990) een willekeurige keuze te hebben gemaakt; ook de volgorde van de verhalen lijkt willekeurig. De hoofdstukken ‘Het oordeel van Paris’, ‘De Achilleshiel’, ‘Orpheus in de Onderwereld’ en ‘De Minotauros’ beslaan ieder meer dan tien pagina's.
| |
Vormen van bewerking
Om de Griekse mythen toegankelijk te maken voor jongeren, moeten ze begrijpelijk, leesbaar en boeiend of spannend zijn. Ook moeten de verhalen inhoudelijk iets te bieden hebben.
Duidelijkheid kan worden aangebracht door een toelichting bij de achtergronden van de mythen, door inhoudelijke weglating of aanvulling. Ook illustraties kunnen behulpzaam zijn.
De oorspronkelijke mythen zijn over het algemeen nogal hooggestemd of plechtig in zinsbouw en woordgebruik; bovendien zijn ze geschreven in versvorm. Ook bevatten ze veel beschrijvingen; de taal van Homerus heeft als specifieke kenmerken de uitgebreide (zogenoemde homerische) vergelijking en de epitheta ornantia (vaste typeringen) bij de personages. Bewerkers kunnen de leesbaarheid vergroten door woordkeuze en zinsbouw aan te passen en door het gebruik van dialogen.
De vereisten voor een boeiend en spannend verhaal kunnen worden bereikt door verandering van het perspectief, weglating van beschrijvingen, verandering van volgorde en het verwerken van emoties. Ook kunnen bepaalde motieven worden geaccentueerd.
Voor de minder ervaren lezers (10 tot 13 jaar) zijn de verhalen van Paul Biegel, Lida Dijkstra, Evert Hartman, Anthony Horowitz en Simone Kramer geschikt. De versies van Hartman, Horowitz en Kramer zijn heel bruikbaar voor een eerste kennismaking. Biegel en Dijkstra vragen al iets meer leeservaring. De ervaren lezers (14 en 15 jaar) kunnen de bewerkingen van Ed Franck, Auguste Lechner, Els Pelgrom en M. Zwiers lezen. De verhalen van Imme Dros en Leon Garfield & Edward Blishen zijn alleen geschikt voor gevorderde lezers van 15 jaar en ouder.
| |
Bewerkingen voor minder ervaren lezers
De boeken van Simone Kramer zijn erg geschikt voor een eerste kennismaking in de bovenbouw van de basisschool en de eerste klassen van het voortgezet onderwijs. Over het al- | |
| |
gemeen volgt Kramer trouw de grote lijn van de verhalen. Aan de Ilias voegt ze, zoals overigens de meeste bewerkers, de aanleiding tot de strijd om Troje toe: het oordeel van Paris en de schaking van Helena. Ook eindigt ze niet met de begrafenis van Hector, maar met de val van Troje door de list met het houten paard. Haar verhalen zijn erg kort, omdat ze details weglaat. Enerzijds komt dit de begrijpelijkheid ten goede, anderzijds tasten deze inkortingen soms het oorspronkelijke karakter van de mythen aan.
Het taalgebruik is eenvoudig en populair: ‘Met Telemachus, dat kleine ventje, die minkukel van een prins, hielden ze [de vrijers] al helemáál geen rekening.’ ‘Vooruit, sukkel!’ riep ze [Athena tegen Odysseus bij de moord op de vrijers]. ‘Je bent toch zo dapper en sterk. Nou, laat je dan niet kennen!’
De illustraties zijn globaal van opzet, met vaak grove penseelstreken. Els van Egeraat heeft een voorkeur voor monsters en slanke, blote meisjes.
Het oordeel van Michaël Zeeman over De strijd om Troje (2004) is niet erg positief: ‘Vergeet de belabberde, kleuterachtige illustraties. Kramer is een serieuze, maar wat benepen vertelster. Wat zij uit de Illias navertelt is adequaat: de toon is goed, beetje verslaggeverig en niet al te opgewonden. [-] Maar wat is het dun, dun van omvang en van taal. Schrijven schijnt schrappen te zijn, maar is het ook stofvrij maken? Het bedwelmende van de oude boeken schuilt voor het kind immers ook in de mate waarin hun werelden onbereikbaar zijn - en dat is ook een kwestie van taal. [-] Aardig opstapje, maar er is geen reden om het te herlezen.’ Herman de Graef is welwillender: ‘De verhalen zijn helder verteld, ook al lopen er soms wat veel personages in rond. De auteur gebruikt een gewone en directe taal met korte zinnen en legt de nadruk op de actie. De talrijke tekeningen sluiten in kleur, sfeer en tekening van personen erg goed aan bij de verhalen. Ze stralen net als de tekst afwisselend een sfeer van sensualiteit en gevaar uit.’
Evert Hartman komt de eer toe als eerste jeugdboekenschrijver een oud Grieks verhaal te hebben bewerkt. De vloek van Polyfemos was en is populair bij jonge lezers. In 1995 kreeg het boek de Prijs van de Kinderjury. In 2006 verscheen de achtste druk. Hartman vertelt het verhaal in chronologische volgorde en vanuit het perspectief van Odysseus en Telemachus. De scènes op de Olympus, waarin de goden twisten over het lot van Odysseus, heeft Hartman geschrapt; de goden treden wel op in menselijke gedaante om Telemachus en Odysseus raad te geven. Ruud Kraaijeveld meent dat het verhaal door deze ingrepen vaart krijgt en de jonge lezer eerder zal boeien: ‘Juist doordat de gebeurtenissen vrijwel
| |
| |
geen raakvlakken met de hen omringende werkelijkheid bezitten en doordat de gedachtenwereld van Odysseus waarin de goden een grote rol spelen, hen vreemd zal voorkomen, gaat er van het verhaal een sterke fascinatie uit.’ Ook over het taalgebruik is hij lovend: ‘Mooie, flitsende zinnen, een zorgvuldige woordkeus, beeldende taal, opvallend weinig clichés en sterke dialogen.’ Lieke van Duin en Margje Nouwens vinden Hartmans toon levendig, modern en populair, en daardoor geschikt voor kinderen van nu. Nouwens geeft enkele voorbeelden van de populaire toon: ‘En ik barst van de koppijn’, ‘Zij weet donders goed dat Odysseus zo dood is als een pier’.
Horowitz volgt over het algemeen redelijk getrouw het origineel; meestal vertelt hij slechts de kern. Hoe het afloopt met Orpheus bijvoorbeeld, wanneer hij zijn geliefde opnieuw verliest door toch om te kijken, komt de lezer niet te weten. Het taalgebruik is eenvoudig en Horowitz kan spanning opbouwen. Daardoor is De honden van Aktaioon bijzonder geschikt voor lezers die voor het eerst met mythen kennismaken. De jonge lezer zal zich waarschijnlijk niet storen aan het veelvuldige gebruik van anachronismen. De opsomming van de rampen die uit de doos van Pandora komen zal hij eerder grappig vinden. Overigens lijken sommige ‘rampen’ gekozen met een knipoog naar een ouder publiek: geloofsvervolging, belastingen, inflatie, seksisme, terrorisme, kubistische schilderkunst, porno, hamburgertenten, muziek in winkelcentra. De illustraties zijn collages in zwart-wit; ze zijn nogal vaag en soms onduidelijk.
Paul Biegel en Patrick Nieuwenhuyse laten Het beleg van Troje (1995) voorafgaan door een uitgebreide inleiding over het oordeel van Paris en de schaking van Helena. Aan het einde ervan wordt de val van Troje beschreven. Vrijwel alle bladzijden in het boek zijn voorzien van stemmige illustraties die op oude fresco's lijken. Lieke van Duin geeft als voorbeeld van de homerische stijl, typerend voor deze bewerking: ‘De Grieken zijn zich aan het opstellen op het slagveld! Het zijn er net zoveel als zandkorrels op de zeebodem, als bladeren die ritselen in de wind wanneer ze in de herfst zijn afgerukt.’ De scheldpartijen en ruzies klinken alledaags: ‘Leer mij Zeus kennen!’ laat hij Hera woedend uitroepen. ‘Smerige hypocriet! Egoïst!’ zo scheldt Agamemnon Achilles uit, en Menelaos maakt zijn troepen energiek uit voor een ‘stelletje pantoffelhelden!’ als er tegen Hektor geknokt moet worden. Ook van het wapengekletter en de wraakzuchtige moordpartijen wordt in Iliaswaardige geuren en kleuren verhaald.’
Victor Frederik noemt de tekst ‘[-] natuurlijk Biegeliaans soepel van taal. Het leest heerlijk voor. En het is
| |
| |
Omslagillustratie: Dirk Lodewijckx
heus spannend. Maar toch dwalen de gedachten regelmatig weg. De verteller laat zijn publiek door te veel detaillering ontsnappen.’
Biegel, Hartman, Horowitz en Kramer vertellen hun verhaal in prozavorm. Lida Dijkstra ‘experimenteert’ met de taal en gebruikt in Wachten op Apollo een mengvorm van proza en poëzie. In de raamvertelling met verbindende tekst hanteert zij proza met veel dialogen. In de zes binnenverhalen schrijft ze korte zinnen die op dichtregels lijken; rijm en metrum ontbreken, maar de regels kunnen wel enigszins ritmisch gelezen worden. Op enkele plaatsen werkt de typografie ondersteunend. De ritmiek van het weven wordt bijvoorbeeld weergegeven in een patroon van woorden. Bij de confrontaties tussen Apollo en Daphne wordt de woordenwisseling in twee smalle kolommen naast elkaar geplaatst, waardoor de verschillen in reacties goed uitkomen. Over het algemeen gebruikt Dijkstra directe en moderne taal, zonder populair te worden. ‘Ik kan wel merken dat oompje/ de smaak van de liefde/ nog nooit heeft geproefd,’ zei Cupido./ ‘Liefde is vaak suikerzoet/ maar ook wel eens bitter als gal.’/ Hij vloog omhoog./ Om Apollo een lesje te leren/ haalde hij twee pijlen te voorschijn./ De eerste, met de gouden punt/ die het liefdesvuur aanwakkert,/ schoot hij recht in Apollo's hart.’
| |
Bewerkingen voor ervaren lezers
De bewerkingen van Auguste Lechner en M. Zwiers zijn geschreven in prozavorm en dateren uit de jaren zeventig. Het was toen minder vanzelfsprekend dat bewerkers vrij met het origineel omsprongen. Vier van de vijf verhalen wijken niet af van het origineel; in het Odysseus-verhaal van Lechner is een min of meer chronologische volgorde aangebracht. De bewerkingen die Zwiers maakte van de Ilias en de Odyssee tellen net als de originelen elk 24 hoofdstukken. De uitweidingen van het origineel zijn gehandhaafd, maar Lechner is vrij terughoudend in het
| |
| |
beschrijven van gruwelijke details. Het taalgebruik van Zwiers heeft de plechtstatigheid van het origineel: ‘Zing nu, o muze, van de wrok van Achilles, de zoon van Peleus. Veel leed bracht deze held over de Grieken en aan vele helden de dood - de wil van Zeus vervulde zich.’ Zwiers' bewerkingen zijn voorzien van tekeningen die er nogal eigenaardige uitzien en meer passen bij fantasy-verhalen over onaardse wezens.
Trouw aan het origineel is hier niet alleen positief. Het beleg van Troje zegt de jonge lezers niets zonder de aanleiding en de afloop. Zij beschikken niet over de kennis dat Homerus in de Odyssee de blinde zanger Demodocus laat zingen over het houten paard van Troje. Nog minder bekend is dat Vergilius, die in de Aeneis uitvoerig verslag doet over de ondergang van Troje, de belangrijkste bron is voor de list met het houten paard en de fatale gevolgen.
Francks Medea is een vrije bewerking. Zijn verhaal begint bij de aankomst van Iason in Kolchis. Over de reis zelf doet Iason verslag aan Medea tijdens de eerste nacht van hun samenzijn. Medea staat centraal en het verhaal concentreert zich op haar wanhoop. In een proloog geeft Ed Franck de essentie weer: ‘Hoeveel onrechtvaardigheid kan een mens verdragen voor hij in stukken breekt en er giftige dampen uit zijn versplinterde ziel opstijgen? [-] Dit is het eeuwenoude verhaal van een vrouw die onder de slagen van het noodlot en het verraad van de liefde bezweek, en in haar wraak wreed en groots was. [-] Dit is ook het verhaal van een man die met het hart van een vrouw speelde - en meegezogen werd in de kolkende diepte.’ Franck maakt in Medea zijn eigen woorden waar: hij handhaaft de typische sfeer, maar kort het verhaal in en vertelt het zo eigentijds dat de lezer zich makkelijk kan inleven.
Els Pelgrom neemt met Helden in verschillende opzichten een voorsprong op de eerder genoemde bewerkers. Ten eerste kon zij samenwerken met een van de meest gerenommeerde illustratoren van dit moment, Thé Tjong-Khing. Zijn tekeningen zijn een lust voor het oog door kleurgebruik, dynamiek en vlakverdeling. Ze passen in al hun eenvoud en fantasie goed bij de sfeer van de mythen en beelden in essentie uit wat verteld wordt. Helden is de enige uitgave die in uitgebreide achtergrondinformatie voorziet. Blijft in de andere bewerkingen uitleg afwezig, of beperkt tot een woorden- of namenlijst, een register of een landkaart, in Helden staat op vrijwel elke pagina informatie op allerlei gebied: uitleg bij vreemde gebruiken of wezens, verwijzingen naar andere mythen waarin vergelijkbare thema's een rol spelen, én naar verschijnselen in onze taal en cultuur die afkomstig zijn uit de Griekse mythen.
| |
| |
Illustratie van Thé Tjong-Khing uit Helden
| |
Bewerkingen voor gevorderde lezer
De bewerkingen van Imme Dros zijn gebundeld in twee omvangrijke uitgaven: Ilios & Odyssee (2001) en Griekse mythen (2004). Het tweeluik met de bewerkingen van de epische gedichten van Homerus bevat prozateksten. Over beide bewerkingen zijn uitvoerige deelstudies verschenen. Daaruit blijkt dat Dros zich veel vrijheid heeft veroorloofd bij het bewerken. Ze heeft in het verhaal over Odysseus het accent verlegd naar de vaderzoonrelatie en Telemachus tot hoofdpersoon van het verhaal gemaakt. Ook heeft ze de taal gemoderniseerd en hanteert ze verschillende stijlen of registers. Desondanks is de kern van het verhaal niet wezenlijk aangetast.
Martijn de Kuijer laat in zijn analyse van Ilios zien dat, ondanks de keuze van Ares, de god van de oorlog als hoofdpersoon, de bewerking van Dros niet zo veel afwijkt van het origineel.
Beide verhalen zijn met zilver bekroond (Odysseus met een Zilveren Griffel en Ilios met een Zilveren Zoen) en meermalen herdrukt.
De Griekse mythen zijn geschreven in verzen, zonder vast metrum en zonder rijm, die zich ritmisch laten lezen en soms in de richting van de Griekse hexameter gaan. Dit is niet het enige waardoor Imme Dros dicht bij de originele teksten zit: zij gebruikt vaak epitheta ornantia, zoals ‘rozenvingerige Eoos’ (= dageraad), ‘Zeus de god van de donder’, ‘Hera met koeien van ogen’. Ook hanteert ze de homerische vergelijking en verlevendigt ze haar teksten door het inlassen van dialogen en emoties.
Een specialiteit van Imme Dros is het formuleren van algemene uitspraken, waarmee ze het universele karakter van mythen onderstreept.
| |
| |
Het begin van Held van het labyrint laat zien hoe Dros een verhaal inleidt met algemene uitspraken en een homerische vergelijking: ‘Goden zijn. En stervelingen zijn er maar even,/ dwalend over de wegen van de gevaarlijke aarde,/ zoekend wat ze niet vinden, vindend wat ze niet zoeken./ Zo, als wanneer in een storm een schip zonder roer maar een speelbal/ is van de woeste zee - en de zeelui roepen in doodsangst/ om hun moeder - zo is de mens zonder leidraad verloren/ in het onrustbarende labyrint van het leven./ Vrienden, wie worstelt niet/ met de vraag: wie ben ik? wat word ik?’
De recensenten zijn unaniem in hun lof. Het oordeel van Hanneke Leliveld is wat betreft exemplarisch: ‘[-] zij weet als geen ander de helden uit de oude tijden tot leven te wekken voor jonge lezers van nu.’ Het poëtisch taalgebruik vereist leeservaring, maar Dros weet haar verhalen spannend te maken. De in grove streken gepenseelde schilderijtjes van Harrie Geelen lijken er vanouds bij te horen.
Ook voor gevorderde lezers zijn de verhalen van Leon Garflield & Edward Blishen, De god beneden de zee en Slangen in de kinderkamer. Beide vertellen een afgerond verhaal en hebben een eigen hoofdpersoon, respectievelijk Hephaestus en Heracles. De verhalen zijn lastig te lezen door het ouderwetse en hoogdravende taalgebruik met veel bijvoeglijke naamwoorden en ingewikkelde zinsconstructies. Maar ze geven een mooie schildering van de godenwereld en van de tragische held Heracles.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Paul Biegel en Patrick Nieuwenhuyse, Het beleg van Troje. Met illustraties van Jir̆í Bĕhounek. Haarlem, Holland, 1995. (Bewerkte navertelling van Vitezlav Kocourek, Homer's Iliad, Praag, Aventinum 1993.) |
Lida Dijkstra, Wachten op Apollo. Rotterdam, Lemniscaat, 2002. |
Imme Dros, Odysseus. Een man van verhalen. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1994. |
Imme Dros, De huiveringwekkende mythe van Perseus. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, CPNB, 1996. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Imme Dros, De macht van de liefde. De mythen van Pygmalion, Narkissos, Tereus, Orfeus en Helena. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1997. |
Imme Dros, Reis naar de liefde. De mythe van het Gulden Vlies. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1999. |
Imme Dros, Ilios. Het verhaal van de Trojaanse oorlog. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1999. |
Imme Dros, Held van de twaalf taken. De mythe van Herakles. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 2000. |
Imme Dros, Liefde en wat ervoor doorgaat. De mythen van Medeia en Iason, Alkestis en Admetos, Psyche en Eros. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 2000. |
Imme Dros, Ilios & Odysseus, Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 2001. (Bevat Ilios en Odysseus.) |
| |
| |
Imme Dros, Griekse mythen. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 2004. (Bevat De huiveringwekkende mythe van Perseus, Reis naar de liefde, Liefde en wat ervoor doorgaat, ‘Anders dan andere mensen’, Held van twaalf taken, Held van het labyrint, ‘Liefde en haat’.) |
Ed Franck, Medea. Averbode, Altiora, 1996. (Valentijnreeks). (Ook opgenomen in Hou van mij. De mooiste verhalen over de liefde. Met illustraties van Carll Cneut. Leuven, Davidsfonds, 2005.) |
Leon Garflield & Edward Blishen, De god beneden de zee. Het verhaal van de Griekse goden. Vertaald door Nicolaas Matsier. Amsterdam, Querido, 1995. |
Leon Garflield & Edward Blishen, Slangen in de kinderkamer. Het verhaal van de Griekse helden. Vertaald door Nicolaas Matsier. Amsterdam, Querido, 1997. |
Evert Hartman, De vloek van Polyfemos. Rotterdam, Lemniscaat, 1994. |
Homerus, De omzwervingen van Odysseus. Met illustraties van Anne Zuidhoek. Bewerkt door M. Zwiers op basis van de vertaling van dr. Onno Damsté. Utrecht, Het Spectrum, 1978. (Beroemde Avonturen, nr. 6.) |
Homerus, Ilias; de strijd om Troje. Met illustraties van Anne Zuidhoek. Bewerkt door M. Zwiers op basis van de vertaling van dr. Onno Damsté. Utrecht, Het Spectrum, 1979. (Beroemde Avonturen, nr. 14.) |
Anthony Horowitz, De honden van Aktaioon. Griekse mythen en sagen. Vertaald door Annemarie van Ewijck. Met illustraties van Francis Mosley. Antwerpen, Facet, 1990. [5e druk, met illustraties van Dirk Lodewijckx: 2004.] |
Simone Kramer, De tocht van de Argonauten. Verhalen uit de Griekse Oudheid. Met illustraties van Els van Egeraat. Amsterdam, Ploegsma, 1995. |
Simone Kramer, Mensen, draken en dolfijnen. Wezens uit de Griekse mythologie. Met illustraties van Els van Egeraat. Amsterdam, Ploegsma, 2003. |
Simone Kramer, De strijd om Troje. Met illustraties van Els van Egeraat. Amsterdam, Ploegsma, 2004. |
Simone Kramer, De strijd van de Titanen. Met illustraties van Els van Egeraat. Amsterdam, Ploegsma, 2005. |
Simone Kramer, De omzwervingen van Odysseus. Met illustraties van Els van Egeraat. Amsterdam, Ploegsma, 2006. |
Auguste Lechner, Ilias, de strijd om Troje. Vertaald dor Heleen Kerdijk-Eskens. Zeist, Christofoor, 1985. (Eerder verschenen te Bussum, Fibula-Van Dishoeck, 1974.) |
Auguste Lechner, De zwerftochten van Odysseus. Vertaald door Bob Tadema-Sporry. Zeist, Christofoor, 1986. (Eerder verschenen te Bussum, Fibula-Van Dishoeck, 1974.) |
Auguste Lechner, Het gulden vlies. Vertaald door Tineke Leiker-Kooijmans. Zeist, Christofoor, 1987. |
Els Pelgrom. Helden; Griekse mythen. Met illustraties van Thé Tjong-Khing. Tielt, Lannoo, 2006. |
Over Griekse myten
|
H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen. Wolters-Noordhoff, Groningen 1984. (7e, herziene druk, Groningen, Martinus Nijhoff uitgevers: 1998.) |
Eric M. Moormann en Wilfried Uitterhoeve, Van Achilleus tot Zeus; thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen, Sun, 1987. (5e, herziene en vermeerderde druk: 1999.) |
Margje Nouwens, Evert Hartman, De vloek van Polyfemos. In: De Gelderlander, 17-3-1994. |
Herman de Graef, Achilles en Hector in Serajewo. In: Leesidee jeugdliteratuur, 1-9-1995. (Over Paul Biegel, Het beleg van Troje.) |
Victor Frederik, Paul Biegel, Het beleg van Troje. In: Utrechts Nieuwsblad, 3-10-1995. |
Lieke van Duin, Paul Biegel, Het beleg van Tro- |
| |
| |
je. In: Trouw, 22-11-1995. |
Quirin van Os, Woorden reizen langs kromme wegen; de literaire bewerking voor de jeugd. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 10, 1996, blz. 165-192. |
Sandra van Bruinisse, Inkorten mag, zolang je de typische sfeer maar niet aanraakt. Ed Franck over het bewerken van klassiekers. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 13, nr. 50, najaar 1999, blz. 343-350. |
Ruud Kraaijeveld, Een kwestie van smaak. Arnhem, Ellessy, 2000. (Over Evert Hartman, De vloek van Poyfemos.) |
Luc Lannoy, Liefde en haat staan aan het begin en aan het einde. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 3, blz. 126-127. (Over Imme Dros, Liefde en wat ervoor doorgaat; idem, Reis naar de liefde: over Ed Franck, Medea.) |
Herman de Graef, Held van twaalf taken: de mythe van Heracles. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7, (2001), nr. 8. (Over Imme Dros.) |
Bé Breij, Lang gewacht, maar niet gezwegen; een bijzondere bewerking van Ovidius' Metamorfosen. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 16, nr. 57, voorjaar 2002, blz. 32-44. |
Vincent Hunink, Apuleius' Amor en Psyche bewerkt door Imme Dros. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 16, nr. 57, voorjaar 2002, blz. 19-31. |
Herman de Graef, Simone Kramer, Mensen, draken en dolfijnen. Griekse mythen en sagen. In: de leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 3. |
Michaël Zeeman, De goden worden bedankt. In: de Volkskrant, 1-10-2004. (Over Simone Kramer, De strijd om Troje.) |
Patrick de Rynck, Imme Dros, Griekse mythen. In: De Morgen, 1-12-04. |
Hanneke van den Berg, Jeugdboeken. In: Noordhollands Dagblad, 18-8-2005. (Over Simone Kramer, Strijd van de Titanen.) |
Merlijn de Kuijer, Een drossiaanse homerische vertelling. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 19, nr. 66, voorjaar 2005, blz. 96-112. |
Website
|
Een uitgebreide site met informatie over de klassieke teksten: www2.let.uu.nl/kcv met links naar jeugdliteratuur: www2.let.uu.nl/kcv/jeugdliteratuur en naar andere specificaties. |
74 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2007
|
|