| |
| |
| |
Anton Beuving
door Marcus van der Heide
Anton Beuving werd op 17 april 1902 als Anton Pieter Arie Oliemans in Rotterdam geboren, maar verhuisde al op jonge leeftijd naar Amsterdam. Aanvankelijk was hij bediende bij een makelaar in tabak, maar zijn hartenwens was naar zee te gaan. In 1919 monsterde hij tegen de zin van zijn ouders aan op de grote vaart. Hij werd messroom boy op de ‘Oostdijk’, een verwaarloosd stoomschip waar hij schurft opliep. Bijna was het hem vergaan als in het liedje Ketelbinkie, waarvan hij de schrijver is: ‘Met een... één twee drie in Godsnaam ging 't Ketelbinkie overboord.’
Zijn zeemansbestaan duurde tot 1924, daarna werkte hij jarenlang als kok. In 1936 besloot hij van schrijven zijn beroep te maken. Omdat hij Oliemans niet vond klinken als auteursnaam, gebruikte hij de familienaam van zijn vrouw, Jentje Beuving. Naast ‘levensliedjes’ schreef hij toneelstukken (o.a. Wilde vaart en De onnozele) en hoorspelen. In 1938 trad hij als tekstschrijver in dienst bij de vara. Hij brak definitief door met het zangspel Vrouw aan boord, dat in 1940 tweemaal door de radio werd uitgezonden. Ketelbinkie, dat eigenlijk De straatjongen van Rotterdam heet, is afkomstig uit dit zangspel.
In november 1939 vestigde Beuving zich in Hilversum. Tijdens de oorlog bleef hij bij de Nederlandse Omroep werkzaam als radioreporter en tekstschrijver van hoorspelen en ‘radio-operettes’. Het aantal liedjes dat hij in de loop der jaren voor de vara en andere omroepen schreef, werd in 1948 al geschat op duizend. Hij bediende zich daarbij ook nog van de pseudoniemen Ton Herder, Joop Korver en Sonja Tilaar. Na de oorlog startte hij met zijn uitgever Aat van Kersen een muziekuitgeverij.
In 1949 verhuisde Beuving naar
| |
| |
Loenen a/d Vecht. In oktober 1973 viel hem de eer te beurt van de onthulling van het beeldje ‘Ketelbinkie’ op de kop van de Wilhelminakade in Rotterdam. Anton Beuving overleed op 29 januari 1977.
| |
Werk
In 1947 begon Beuving met het schrijven van jeugdboeken. De zee en het zeemansleven spelen in de meeste van deze verhalen een prominente rol. In zijn eerste boek, Onraad op ‘De Croonenburcht’ (1947), is dat echter nog niet het geval. Het verhaal speelt in het Gooi. Op een landgoed in Loenen a/d Vecht is een kraak gepleegd. Jaap Duiker en zijn vrienden, de broers Karel en Wim van Dam, lossen deze misdaad op. De vader van Karel en Wim is ‘stuurman ter koopvaardij’. Hij maakt met de jongens een uitstapje op de Loosdrechtse plassen. In het vervolg, Vuur aan bakboord (1948), zitten Karel en Wim op de zeevaartschool. Ook Jaap wil graag naar zee.
In 1949 publiceerde Beuving zijn eerste roman voor volwassenen, Bakboordsvuur. Als ‘sociale’ roman roept het verhaal raak de sfeer van het oude Rotterdam op. Het werd goed ontvangen (8 drukken) en kreeg in 1954 een vervolg met Loods aan boord. Daarna verschenen ook jeugdboeken die het zeemansleven als onderwerp hebben: De verstekeling (1950), Muiterij op de ‘Neptunus’ (1951), De lading brandt (1951) en Zeeman tegen wil en dank (1954). In het eerstgenoemde boek is Jaap Duiker marconist op een schip dat naar New York vaart, zijn broer Pietje is de verstekeling. Muiterij op de ‘Neptunus’ heeft de lichtmatroos Tom Kraay als hoofdpersoon. Wanneer enkele bemanningsleden gaan muiten omdat ze betrapt zijn op dranksmokkel, waarschuwt Tom met seinvlaggen de politie.
Bij een Vlaamse uitgever verscheen Duimpie's donkere dagen (1953) over smokkelaarspraktijken aan de Belgische grens. Het laatste jeugdboek van Beuving, De club van de Fernando Ranch [z.j.], speelt net als zijn debuut in het Gooi. Hoofdpersoon Kees Brouwer is beschuldigd van diefstal. Klasgenoten richten een club op om zijn onschuld te bewijzen. Uit dankbaarheid biedt de vader van Kees, die koopvaardijofficier is, de club een bootreisje naar Noorwegen aan.
Veel van de jeugdboeken van Beuving werden door hemzelf tot hoorspel bewerkt. Dit gebeurde met Vuur aan bakboord, De verstekeling, De lading brandt en Duimpie's donkere dagen.
Vanaf 1953 legde Beuving zich hoofdzakelijk toe op het schrijven van politieromans voor volwassenen. Tussen 1953 en 1960 verschenen 37 delen in een reeks rond rechercheur Harry Waaldijk, die zijn bijnaam ‘Hakkie’ dankt aan zijn eeuwig scheefgelopen hakken.
| |
Vuur aan bakboord
Hoofdpersoon in dit boek is Jaap Duiker, voor wie
| |
| |
Illustratie van H. Giesen uit Vuur aan bakboord
eerder in Onraad op ‘De Croonenburcht’ al een rol was weggelegd. Zijn vriendjes Wim en Karel van Dam zijn naar Amsterdam verhuisd en zitten op de zeevaartschool. Jaaps moeder heeft een kruidenierswinkel in Hilversum. Als Jaap goederen aflevert bij kapitein Verhaar, in de villa ‘Voor anker’ aan de Loosdrechtseweg, vertelt hij hem over zijn wens om naar zee te gaan. Jaap wordt aangenomen als messroomjongen op de ‘Randwijck’, het schip van Verhaar. Doel van de reis is Zuid-Amerika. Tijdens een razende storm redt Jaap het koksmaatje, dat bewusteloos tegen de reling hangt. Op de terugreis, in de Golf van Biskaje, ziet de bemanning van de ‘Randwijck’ bij een passerend schip vuur aan bakboord. Na een explosie in de machinekamer komt het schip tot zinken. Onder de overlevenden bevindt zich Karel van Dam, die zijn eerste zeereis maakte.
Vuur aan bakboord werd elfmaal herdrukt. Beuving bewerkte het in 1958 voor de kro tot een 7-delig hoorspel voor de jeugd.
| |
Waardering
Het katholieke Lectuur-Repertorium (1952-1978) vermeldt ruim zestig boektitels van Beuving, waaronder ‘enkele boeiende, meestal opvoedende jongensboeken’. Beuvings jeugdboeken werden in verschillende bladen aangekondigd, maar nooit echt gerecenseerd. Meestal werd volstaan met opmerkingen als ‘spannend jongensboek’ of ‘aardig zeemansverhaal’.
Over Beuvings eerste roman voor volwassenen, Bakboordsvuur (1949), schreef de Nieuwe Rotterdamse Courant: ‘Ruig, maar eerlijk is de taal van dit boek, net als het zeemansleven zelf. De schrijver moet dat leven goed gekend hebben, anders had hij het niet met zoveel kleur kunnen tekenen.’ Dit standpunt weerklinkt ook in een signalement van De verstekeling (1950): ‘getuigt van kennis en liefde voor de scheepvaart’ (Eindhovens Dagblad).
Het Schoolblad vermeldt over Muiterij op de ‘Neptunus’ (1951): ‘Beuving schijnt goed op de hoogte te zijn van het zeemansleven en dus weet hij ons door middel van een spannend verhaal heel wat mee te delen over leven en werk op een kleine kustvaarder.
| |
| |
Gaarne aanbevolen als goede en onderhoudende lectuur.’
De Goudse Courant begint een signalement als volgt: ‘Is er een boeiender verteller van stoere zeemansverhalen dan Anton Beuving? Zeeman tegen wil en dank ademt, zoals alle jongensboeken van Beuving, de zilte lucht van de zee en de ruige wind van de wereldzeeën.’ De recensent in Kris Kras noteert: ‘Van Beuving herinner ik mij Een zeeman tegen wil en dank, ik lees het voor in de eerste klas van een gymnasium en de kinderen vinden het prachtig. Maar De lading brandt is niet minder boeiend.’
| |
Bibliografie
Keuze uit zijn werk voor volwassenen
|
Bakboordsvuur (1949), Loods aan boord (1954), Koers... onverschillig (1957), Haai voor boeg (1959), De kleine Margot (1960). |
Jeugdboeken
|
Onraad op ‘De Croonenburcht’. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1947. |
Vuur aan bakboord. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1948. Vanaf de vijfde druk met illustraties van G. van Straaten. |
De verstekeling. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1950. |
Muiterij op de ‘Neptunus’. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1951. |
De lading brandt. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1951. |
Duimpie's donkere dagen. Met illustraties van Jean Jacques de Graeve. Antwerpen, Ontwikkeling, 1953. |
Zeeman tegen wil en dank. Met illustraties van H. Giesen. Alkmaar, Kluitman, 1954. |
De club van de Fernando Ranch. Ridderkerk, Uitgeverij Sari, [z.j.]. |
Over Anton Beuving
|
Hans de la Rive Box, Bonte Parade, Een revue van bekende Nederlandse radiosprekers en artisten. Amsterdam, Jacob van Campen [1948]. |
Nieuwe Rotterdamse Courant, 13-8-1949. |
Eindhovens Dagblad, 22-11-1950. |
Het Schoolblad, 15-12-1950. |
Lectuur-Repertorium. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, 1952-1978 (3 delen). |
Goudse Courant, 10-9-1954. |
Kris Kras, 17-1-1955. |
J.J.L. van Zuylen (Dr. Lastpost), Radio- en televisie-encyclopedie voor Nederland en België. Derde, geheel herziene en uitgebreide druk. Amsterdam/Antwerpen, Breughel/Mertens & Stappaerts, 1956. |
Samenspel, maandblad voor het vloot-, wal- en kantoorpersoneel van de Holland Amerika Lijn, jaargang 16 (1973), nr. 8. |
Algemeen Dagblad, 29-9-1973. |
Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1974. |
Cor Docter, Grossiers in moord en doodslag, veelschrijvers in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam, Meulenhoff, 1997. |
Jacques Klöters, Huilen is voor jou te laat... Levensliederen en smartlappen [met biografieën]. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2002. |
Marcus van der Heide, Anton Beuving (1902-1977), Schepper van het levenslied ‘Ketelbinkie’. In: Eigen Perk, Hilversums Historisch Tijdschrift, jaargang 24 (2004), nr. 1, blz. 5-20. |
Marcus van der Heide, Anton Beuving, auteur van ‘Ketelbinkie’ en... van duizenden andere liedjes. In: Aether, kwartaaltijdschrift van de vrienden van het Omroepmuseum, nr. 73, oktober 2004, blz. 14-18. |
70 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2006
|
|