| |
| |
| |
Elsa Beskow
door Noortje Geertsma-van Gijs
Elsa Beskow en haar kleindochter
Elsa Beskow werd op 11 februari 1874 als Elsa Maartman in Stockholm geboren. Haar vader, een Noor, was geïnteresseerd in kunst en dol op zijn zes kinderen. Haar moeder kwam uit een kunstzinnig, intellectueel milieu en was opgeleid tot onderwijzeres.
De kinderen Maartman, een jongen en vijf meisjes, konden het bijzonder goed met elkaar vinden. Toen Elsa drie jaar was, vertelde ze haar één jaar oudere broer Hans al sprookjes. Later verzonnen de kinderen met elkaar de meest fantastische verhalen.
Vanaf haar vierde bezocht Elsa de onconventionele, experimentele school van haar twee tantes, waar ze het heerlijk vond. Er was veel ruimte voor feest, spel en uitjes in de natuur. Vanaf het moment dat ze kon lezen, las ze alle sprookjes die ze te pakken kon krijgen. Vooral Hans Christian Andersen en Zacharias Topelius maakten grote indruk op haar. Een andere geliefde bezigheid was tekenen met de kleurkrijtjes die haar vader voor zijn kinderen meenam. Ze tekende voornamelijk rode huisjes en landschappen. Op haar zevende wist ze al dat ze later sprookjesboeken wilde illustreren.
De zomers, die de familie doorbracht op het land, waren de fijnste tijd voor de jonge Elsa. Toen ze vijftien was, overleed haar vader plotseling. Het leven werd nu een stuk moeilijker; financieel waren er grote problemen. Elsa's moeder trok met haar zes kinderen in bij haar zusters. De kinderen moesten zo gauw mogelijk op eigen benen komen te staan. Alleen Elsa en haar zusje Malin mochten een opleiding volgen, omdat zij een uitgesproken kunstzinnige aanleg hadden.
In 1889 begon Elsa de driejarige
| |
| |
opleiding voor tekenlerares aan de toenmalige Technische school (nu Konstfack). Veel liever was ze naar de kunstacademie gegaan, maar dat lieten de financiën niet toe. Door haar motivatie en aanleg kwam ze in aanmerking voor een beurs. Tijdens de studie overleed haar zusje Malin aan kanker.
Na haar opleiding kreeg Elsa Beskow een aanstelling als tekenlerares aan de progressieve Anna Whitlockschool voor meisjes, die zij zelf indertijd ook had bezocht. Ze was geliefd bij haar leerlingen.
In 1892 maakte ze kennis met de kunstacademiestudent Natanael Beskow, die haar vroeg model te zitten. In 1893 verloofden ze zich. Het was een schok voor haar toen Natanael liever dominee dan kunstenaar wilde worden en zijn eerder afgebroken studie theologie weer opnam. Ze hadden een moeilijke en onrustige verlovingstijd, voordat ze in 1897 trouwden. Stig, de eerste van hun zes zonen, werd geboren in 1898.
Al voor haar trouwen was ze actief geweest als illustratrice voor het populaire kersttijdschrift voor kinderen Jultomten (De Kerstman). Van de uitgever van dit blad kreeg ze na haar huwelijk haar eerste grote opdracht: het maken van 62 illustraties voor een nieuwe uitgave van Zweedse volkssprookjes (Barnbiblioteket Saga). In 1897 verscheen haar debuut: Het verhaal van het kleine, kleine oude vrouwtje, dat tevens het eerste geheel Zweedse prentenboek was.
Bij Barnbiblioteket Saga kreeg ze een vast contract als illustratrice. Haar voorkeur ging echter uit naar het verzorgen van zowel tekst als illustraties. Al gauw volgden meer prentenboeken en sprookjesbundels, ondanks haar groeiende, drukke gezin. Een eigen werkkamer had ze niet; ze maakte haar boeken in de woonkamer, vaak met één kind op schoot terwijl de andere kinderen om haar heen speelden. Ze konden haar altijd storen. Een voordeel was dat ze, wanneer nodig, een model bij de hand had - al was model zitten, vaak liggend of kruipend, geen populair tijdverdrijf voor haar kinderen. De kinderen groeiden op in een liefdevol en harmonieus milieu. Feesten en verjaardagen werden uitbundig gevierd met verkleedpartijen en toneelstukjes.
In 1922 kwam de jongste zoon Dan op achtjarige leeftijd bij een ongeluk op het ijs om het leven. Het duurde lang voordat Elsa Beskow zich enigszins van deze slag had hersteld.
Soms vond ze het moeilijk een evenwicht te vinden tussen haar huishoudelijk werk en het moederschap enerzijds en het kunstenaar zijn anderzijds. Het maken van boeken was niet alleen iets wat ze graag deed, het was ook noodzakelijk om financieel rond te komen. Natanael Beskow was predikant in Djursholm, even ten noorden van Stockholm, waar de
| |
| |
familie vanaf 1901 in de grote villa Ekeliden woonde. Hij was echter een eigenzinnig predikant en wilde niet de bijkomende werkzaamheden van een dominee op zich nemen, wat financiële gevolgen had. Daarnaast zette hij zich ideëel in voor de arbeiders en de sociaal zwakken in de samenleving. In het gezin was zijn werk belangrijker dan dat van zijn vrouw. De jongens mochten hun vader nooit storen op zijn studeerkamer en hij had een eigen atelier, in tegenstelling tot zijn vrouw.
In 1952 ontving Elsa Beskow de Nils Holgerssonprijs voor haar hele oeuvre. Vanaf 1958 wordt in Zweden jaarlijks de Elsa Beskowprijs uitgereikt voor het best geïllustreerde kinderboek. Haar boeken zijn in vele landen uitgekomen; er verschenen onder andere vertalingen in de andere Scandinavische talen en het Engels, Frans, Russisch en Duits. Veel prentenboeken zijn bewerkt voor de Zweedse televisie.
Elsa Beskow overleed op 30 juni 1953. Enkele maanden later stierf ook Natanael Beskow.
| |
Werk
Het werk van Elsa Beskow is onlosmakelijk verbonden met haar gelukkige, zij het niet zorgeloze jeugd, haar eigen grote gezin en haar diepe liefde voor de natuur. Over een periode van meer dan vijftig jaar schreef ze 33 prentenboeken en acht sprookjesbundels. Het verschijnen van haar eerste prentenboek Het verhaal van het kleine, kleine oude vrouwtje in 1897 was voor haar de vervulling van een wensdroom. De tekst in het boek is een rijmpje dat ze als kind van haar grootmoeder had geleerd. Al in dit eerste boek staat ze met haar illustraties heel dicht bij het kind, met humor en een vrolijke, lichte sfeer. De illustraties van zowel de natuur als het interieur stralen een Zweedse landelijke idylle uit. Dit zou door de jaren heen een van de belangrijkste kenmerken van haar werk blijven. Vanaf haar debuut zijn er veel Jugendstil-kenmerken in haar illustraties aanwezig, zoals bloemendecoraties en een speels doorbroken illustratiegrens. Ze paste deze op geheel eigen, eerlijke en ongekunstelde wijze toe, ook nog toen de Jugendstil allang over zijn hoogtepunt heen was.
Na haar debuut met een oud vrouwtje als hoofdpersoon, stonden vrijwel altijd kinderen centraal in haar boeken. Ze voelde bijzonder goed aan wat kinderen spannend vonden en waar ze over fantaseerden. Daardoor is het minder storend dat sommige boeken nu wat moralistisch overkomen. Elsa Beskow had met haar boeken altijd een pedagogisch doel. Zo liet ze in Pelle's nieuwe kleren zien hoe een kledingstuk ontstaat en valt in Het bloemenfeest veel te leren over bloemen en gewassen. Het taalgebruik in haar boeken, met de tekst vaak op rijm, doet nu soms wat gedateerd aan, ook in nieuwe bewerkingen.
| |
| |
De grens tussen werkelijkheid en fantasie is meestal vaag in haar boeken. Ze verplaatste de werkelijkheid naar haar sprookjes; onder meer in De kabouterkinderen, en in bijvoorbeeld Annika en Hansje in 't Bessenland bracht ze het sprookje het alledaagse leven in. Realistische verhalen, zoals het levendige Pelle's nieuwe kleren, gaf ze door haar frisse kleurgebruik een bijzondere, luchtige uitstraling. Ondanks de sprookjesachtige elementen in haar boeken, zoals kabouters en elfjes, was ze erg gewetensvol in het tekenen van dieren en planten in hun natuurlijke omgeving, zodat zelfs een slak of een dennenappel niet op de verkeerde plaats kwam. Wanneer ze in de natuur was, had ze altijd haar schetsboek bij zich. Ook wanneer ze kinderen tekende maakte ze veel voorstudies.
De natuur was van kinds af heel belangrijk voor haar en ze kreeg daar ook de ideeën voor haar sprookjes. Haar eigen huis Ekeliden was omgeven door de natuur. Zelf had ze een bloementuin en haar man onderhield een enorme moestuin. Ze dienden als inspiratiebron voor prentenboeken als Het bloemenfeest en Kleine Koen in de tuin. In deze boeken geeft ze bloemen, groente en fruit menselijke gestalten, zonder iets af te doen aan de botanische kenmerken. Het bijzondere van haar gepersonifieerde bloemen, groente en fruit is, dat deze ook in hun houding en gezichtsuitdrukking het karakter van het betreffende gewas uitstralen. In haar bloemenboeken is ze sterk beïnvloed door de Engelse kunstenaars Walter Crane en Kate Greenaway en de Zweed Carl Larsson. Het bloemenfeest wordt algemeen beschouwd als haar meesterwerk.
Haar illustraties maakte ze vooral in aquarel, maar ook in verschillende zwart-wittechnieken; met name de silhouetten zijn karakteristiek voor haar werk. Hoewel de illustraties eenvoudig aandoen, zijn ze weloverwogen van kleur en compositie.
Wat Elsa Beskow erg belangrijk vond en wat in haar eigen leven altijd centraal heeft gestaan, is de samenwerking tussen de verschillende generaties. Dit komt in veel van haar boeken terug. Zo verricht Pelle in Pelle's nieuwe kleren steeds een wederdienst voor de hulp die hij krijgt. Vaak hebben de kinderen een goed, vertrouwelijk contact met volwassenen, met name met ouderen, ook al zijn het uiteindelijk de volwassenen die het voor het zeggen hebben.
De wisseling van de seizoenen krijgt veel aandacht in haar boeken, zoals in Het jaar rond en De kabouterkinderen. Haar meest geliefde seizoen was de zomer. De winter komt maar spaarzaam aan de orde: het enige boek dat in zijn geheel aan de winter is gewijd is Olle's skitocht. Ook nachtscènes zijn minimaal, het is in haar wereld vooral zonnig en licht, zowel letterlijk als figuurlijk.
| |
| |
Uit Pelle's nieuwe kleren
| |
| |
Uit Tante Groen, Tante Bruin, Tante Paars
De boeken over tante Groen, tante Bruin en tante Paars nemen in het oeuvre van Elsa Beskow een speciale plaats in. De vijf delen verschenen over een periode van bijna dertig jaar; de eerste twee werden in het Nederlands vertaald. De boeken spelen in de negentiende eeuw en beschrijven het burgerlijke leventje van drie zussen in een klein, ingeslapen stadje. Hun bestaan wordt verlevendigd als ze twee arme kinderen, Peter en Lotta, een liefdevol thuis geven. In deze verhalen heeft Elsa Beskow (vooral komische) herinneringen uit haar eigen jeugd verwerkt. Model voor de tantes stonden haar eigen tantes en haar moeder. Het eerste deel ontstond toen ze tijdens de Eerste Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande rantsoeneringen terugverlangde naar betere tijden.
Haar beste boeken schreef ze toen haar eigen kinderen klein waren. De komst van kleinkinderen betekende opnieuw een bron van inspiratie, waardoor sprankelende prentenboeken ontstonden als Het zonne-ei en Okke, Nootje en Doppejan.
| |
Hansje in 't Bessenland
Hansje wil bessen plukken voor zijn moeder en krijgt daarbij hulp van een kabouter, de bessenvader. Hansje wordt zelf ook zo klein als een kaboutertje en komt op de plek waar de bessen groeien. De bessenjongens, hun blauwe pakjes smoezelig van de bosbessenvlekken, helpen bij het plukken. Daarna spelen ze met Hansje. Omdat hij ook graag rode bessen wil, brengen de bessenjongens hem, rijdend op muizen, naar de rand van het bos waar de rode-bessenmoeder en haar dochters werken. Na het plukken mag Hansje schommelen in spinrag en er wordt gesmuld van bessen met suiker. Als Hansje terug is in zijn bos, blijkt dat het geen droom is geweest, want hij heeft twee mandjes vol met bessen waar hij zijn moeder mee kan verrassen.
Elsa Beskow versterkte de sprookjessfeer in dit feestelijke boek door, wanneer Hansje klein wordt, de horizonlijn hoog te plaatsen. Dan ‘duikt’ hij als het ware het bos in, terwijl hij er eerder als een reus in rondstapt. Hansje en de kabouters zijn klein, maar bessenstruiken, varens en rietstengels zijn precies op schaal, ook de insecten en andere dieren hebben de
| |
| |
Uit De kabouterkinderen
juiste verhoudingen. De natuur is correct weergegeven en de verschillende soorten bos hebben duidelijk hun eigen identiteit.
In Hansje in 't Bessenland volgde Elsa Beskow strikt een toentertijd geldende regel voor kinderboekenillustraties: ze moesten voor alles overzichtelijk zijn.
Hedendaagse lezers zal waarschijnlijk de rolverdeling in het verhaal opvallen: de bessenjongens maken zich vies en spelen wilde spelletjes, terwijl de bessenmeisjes er keurig uitzien en braaf bessen poetsen.
| |
De kabouterkinderen
Vier levenslustige kabouterkinderen wonen met hun ouders in een donker, geheimzinnig bos. Elke dag ontdekken ze wat nieuws; ter beveiliging dragen ze op vliegenzwammen lijkende ‘camouflagemutsen’. Een van de hoogtepunten, al vrij in het begin, is de strijd die vader kabouter, in dennenappel-harnas, aanbindt met een adder. Als een ware krijgstrofee dragen de kinderen het overwonnen dier door het bos.
De kinderen beleven de jaargetijden heel intens, elk seizoen kent zijn eigen bezigheden en avonturen. Als de herfst komt, helpen ze bij de inzameling van winterproviand. Maar er moet ook geleerd worden: de drie oudsten gaan naar de school van de uilevrouw, waar ze, samen met dieren uit het bos, onderricht krijgen in flora en fauna.
De kabouterkinderen ontstond tijdens het verblijf van de familie Beskow in de ongetemde natuur van de streek Bergslagen. Natanael Beskow moest op doktersadvies een sabbatsjaar opnemen. Het leven van de ka- | |
| |
bouterfamilie weerspiegelt in bepaalde opzichten het leven van de familie Beskow. Net als de familie Beskow in die tijd heeft het kaboutergezin vier kinderen. Ze spelen even intensief als Elsa Beskows eigen kinderen en de rolverdeling tussen de kabouterouders en hun opvoedingsidealen weerspiegelen de situatie van Natanael en Elsa Beskow. Zelfs het op de laatste pagina geïntroduceerde vijfde kabouterkind is autobiografisch. Elsa Beskow heeft de wilde, ongerepte natuur indertijd intensief beleefd. Het bos dat ze in De kabouterkinderen tekende is zeer verschillend van het ‘nette’ bos in Hansje in 't bessenland, en de Jugendstil-kenmerken zijn afwezig.
De prachtige, bijzonder sfeervolle aquarellen spreken dusdanig tot de verbeelding dat het bos bijna te ruiken is; ondanks de op elke illustratie zeer aanwezige kabouterkinderen is de echte hoofdrol voor het bos weggelegd.
| |
Waardering
Elsa Beskow kan worden beschouwd als de belangrijkste Zweedse prentenboekenkunstenaar aller tijden. Een eeuw na het uitkomen van haar eerste boek is ze nog steeds bijzonder geliefd bij kinderen èn volwassenen; haar werk behoort tot het culturele erfgoed van elke Zweed. Ze heeft zowel (ook hedendaagse) Zweedse als buitenlandse kunstenaars geïnspireerd; in Nederland is haar invloed onder andere te bespeuren bij Rie Cramer.
Tijdens haar leven, maar vooral na haar dood was er ook kritiek op haar werk, dat volgens de toen geldende opinie te progressief, te behoudend, te idyllisch of soms juist beangstigend zou zijn. In de jaren zeventig werd in Zweden een debat gevoerd over de invloed die de gezagsverhoudingen in de boeken zouden hebben op kinderen. In dezelfde tijd ontstond een hernieuwde belangstelling voor haar boeken, waarvan niet alleen in Scandinavië maar ook in bijvoorbeeld Duitsland en Nederland herdrukken verschenen.
In Nederland is Hansje in 't Bessenland vanaf het verschijnen in 1903, al twee jaar na de oorspronkelijke uitgave, door de jaren heen erg populair gebleven. (In 1946 verscheen de zestiende druk!) In de jaren zeventig gaf uitgeverij Standaard zowel herdrukken als nieuwe vertalingen van Beskows werk uit. Sinds 1981 verschijnen de boeken, nog steeds in het royale, oorspronkelijke formaat, bij de vooral in antroposofische kringen geliefde uitgever Christofoor. Opvallend afwezig in het fonds zijn de boeken over tante Groen, tante Bruin en tante Paars.
De prentenboeken van Elsa Beskow zijn door de Nederlandse critici altijd warm ontvangen. In het algemeen zien de recensenten de hernieuwde belangstelling voor haar werk als een uiting van nostalgie, maar tegelijkertijd wordt de daar bovenuit stijgende, tijdloze waarde
| |
| |
van de boeken onderkend. Deze ligt, naast het hoge artistieke niveau, in de frisheid, eerlijkheid en veilige sfeer die ze uitstralen.
| |
Bibliografie
Keuze uit de niet in het Nederlands vertaalde boeken
|
Barnen på Solbacka (1898), Gnällmåns (1905), Petter och Lotta på äventyr (1929), Hattstugan (1930), Farbror Blås nya båt (1942), Petters och Lottas jul (1947), Röda bussen och gröna bilen (1952). |
In het Nederlands vertaalde boeken
|
Sagan om den lilla, lilla gumman (1897): Het verhaal van het kleine, kleine oude vrouwtje. Vertaald door Jan van Marken. Zeist, Christofoor, 1990. |
Puttes äventyr i blåbärsskogen (1901): Hansje in 't bessenland. Versjes van Johanna Wildvanck. Bussum, Van Dishoeck, 1903. Zangspelletje bewerkt naar het gelijknamige boek door Coos Covens. Assen, van Gorcum & Co, 1955. Peters avontuur in het bosbessenbos. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1974. Hansje in 't Bessenland. Vertaald door J.C. van Hasselt. Zeist, Christofoor, 1983. |
Blommornas bok (1905), met tekst van Jeanne Oterdahl: Hansje en Blondje in bloemenland. Versjes van Johanna Wildvanck. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1909. |
Olles skidfärd (1907): Olle's sneeuwschoenentocht. Nijmegen, H. Prakke, 1909. Olle's skitocht: een sprookje. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1975. Olle's skitocht. Vertaald door Ineke Verschuren. Zeist, Christofoor, 1982. |
Tummelisa (1908), met tekst van Hans Christian Andersen: Duimelijntje. Sprookjes van H.C. Andersen. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1909. |
Tomtebobarnen (1910): De kabouterkinderen. Vertaald door Jan Ligthart en H. Scheepstra. 's-Gravenhage, De Groot & Dijkhoffz, 1915. Bewerkt door M. Anschütz-Schoorel: Rotterdam, Christofoor, 1981. |
Pelles nya kläder (1912): Hansje en z'n nieuwe pakje. Vertaald door W. Raben. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1914. Pelle's nieuwe kleren. Vertaald en bewerkt door Ineke Verschuren. Rotterdam, Christofoor, 1981. |
Blomsterfesten i täppan (1914): Het bloemenfeest. Vertaald door Els Boekelaar en Ineke Verschuren. Zeist, Christofoor, 1985. |
Vad ska vi göra (1917), met tekst van Anna Warburg: Voor altijd bezige kinderhanden. Vertaald door S.E. Verrijn Stuart. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1926. |
Tant Grön, tant Brun och tant Gredelin (1918): Tante Groen, tante Bruin, tante Paars. Vertaald door H. Dangez. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1977. |
Lasse-liten i trädgården (1920): Kleine Koen in de tuin. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1974. Vertaald door Joke Beekman: Zeist, Christofoor, 1985. |
Tant Bruns födelsedag (1925): De verjaardag van tante Bruin. Vertaald door H. Dangez. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1977. |
Årets saga (1927): Het jaar rond. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/ Amsterdam, Standaard, 1976. Vertaald door Joke Beekman: Zeist, Christofoor, 1988. |
Solägget (1932): Het zonne-ei. Vertaald door Joke Beekman en Ineke Verschuren. Zeist, Christofoor, 1982. |
Ocke, Nutta och Pillerill (1939): Okke, Nootje en Doppejan. Vertaald door J.M. Schreuders-Sinclair Proctor. Amsterdam, Ploegsma, 1947. Vertaald door F. Bijlsma en Ineke Verschuren: Zeist, Christofoor, 1983. |
Duktiga Annika (1941): Flinke Annika. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1975. Annika. Vertaald door Ineke Verschuren: Zeist, Christofoor, 1985. |
| |
| |
Herr Peters hus (1949): Het huis van mijnheer Peter. Vertaald door Ivo Gay. Antwerpen/Amsterdam, Standaard, 1975. Het huis van meneer Peter. Vertaald door Jan van Marken. Zeist, Christofoor, 1989. |
Sprookjes. Vertaald door C.P. Zwanenburg-van Spall. Amsterdam, Ploegsma, 1950. Herdrukt onder de titel Sprookjes van Elsa Beskow. Amsterdam, De Kleine Prins, 1995. |
Over Elsa Beskow
|
Mary Ørvig, Elsa Maartman Beskow 1874-1953. In: Top of the news, jaargang 22 (1965-1966), nr. 3, blz. 240-253. |
Pär Bergman, Studier kring Tant Grön, Tant Brun och Tant Gredelin. Stockholm, Albert Bonniers Förlag, 1971. (Met afzonderlijk: On the picture books about Aunt Green, Aunt Brown and Aunt Lavender by Elsa Beskow; English summary. Vertaald door Roger G. Tanner.) |
Eva von Zweigbergk, Hundra år och precis i tiden. In: Vecko-Journalen, 1974 nr. 6, blz. 8-11 |
Walter Scherf, Die Wiederentdeckung von Elsa Beskow. In: Das gute Kinderbuch, jaargang 24 (1974), nr. 2, blz. 65-71. |
Ulla Bergstrand, Elsa Beskow. In: De tecknar för barn. Från Elsa Beskow till Eva Eriksson. Porträtt av tretton svenska barnboksillustratörer. Lund, Bibliotekstjänst, 1981. |
Margareta Sjögren, Elsa Beskow och hennes värld. Stockholm, BonnierFakta Bokförlag AB, 1983. (Biografie) |
Jan van Coillie, Elsa Beskow. In: Jeugdboekengids, jaargang 26 (1984), nr. 3, blz. 1 + 2. |
Truusje Vrooland-Löb, En nu lezen. Uit de Akast. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 12 (1985), nr. 2, blz. 65. |
Ulla Bergstrand, Elsa Beskow and children's picture books in Sweden, 1900-1940. In: Swedish children's literature. Lampeter, Swedish-English Literary Translators Association, 1990. |
Pia Huss, Älska Beskow: en historia om Elsa Beskow av Pia Huss. In: Förskolan. 1992, nr. 6, blz. 32-42. |
Elsa Beskows värld. 5 december 1992 - 7 mars 1993. Millesgårdens utställningskatalog nr. 31. Katalogus bij tentoonstelling in Millesgården te Stockholm |
Eva Nordenson, I Elsa Beskows värld förenas saga och friluftsmåleri. In: Abrakadabra, jaargang 13 (1993), nr. 3, blz. 16-19. |
Janneke van der Veer, Elsa Beskow (1874-1953), In: Boekenpost, jaargang 3 (1994-1995), nr. 13, blz. 14-16. |
46 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1998
|
|