| |
| |
| |
Rotraut Susanne Berner
door Julienne van den Heuvel
Foto: Ary Langbroek
Rotraut Susanne Berner is in 1948 geboren te Stuttgart (Duitsland). Om haar naam heeft zij heel wat afgehuild als kinderen haar uitscholden voor ‘Rotkraut’ (rode kool). Zodra zij volwassen was, nam zij haar tweede naam Susanne aan. Omdat er al een illustratrice was die Susanne Berner heette, voert ze bij publicaties een dubbele voornaam. Als kind zat zij altijd te tekenen. Haar vader, die uitgever was, gaf haar dummies, ‘echte’ boeken om vol te tekenen.
Ze was niet van plan van tekenen haar vak te maken en studeerde in de late jaren zestig enige tijd journalistiek. Daarna volgde zij een grafische opleiding in München en begon advertenties te maken. Omdat zij liever iets met boeken deed, werd ze eind jaren zeventig freelance ontwerper van boekomslagen voor kook- en tuinboeken en voor romans. Daarmee had ze veel succes; in 1983 ontving zij voor haar boekontwerpen de Celestino Piatti-prijs.
Geïllustreerde omslagen voor boeken voor volwassenen moesten echter steeds vaker wijken voor foto's. Zo ging zij omslagen voor schoolboeken ontwerpen en werd gaandeweg kinderboekenillustrator. Het eerste kinderboek dat zij illustreerde, was Sonntagskind (1983) van Gudrun Mebs. Als schrijfster noemt zij zich een laatbloeier: pas op haar 47ste begon ze zelf teksten te schrijven.
Rotraut Susanne Berner is met haar werk niet onopgemerkt gebleven, getuige de vele prijzen die ze ermee in de wacht sleepte. In Duitsland ontving zij drie maal de Deutsche Jugendliteraturpreis (1984, 1996, 1998), de prijs voor het beste kinder- of jeugdboek van dat jaar. In 2000 werd zij genomineerd voor de Hans Christian Andersen Prijs. Ook in Nederland oogst zij veel waardering. In 1997 en 2001 ontving ze een Zilveren Penseel,
| |
| |
respectievelijk voor Het avontuur en De prinses komt om vier uur.
| |
Werk
In Nederland is Rotraut Susanne Berner onder meer bekend geworden vanwege haar illustraties in Mijn vader (1994) van Toon Tellegen en Het doeterniettoepak (1996) van Sylvia Plath. In het eerste boek kon ze zich uitleven op een vader die heel groot is, zo groot als kinderen vaders zien. Die vader past nauwelijks in het huis waarin hij woont, dus laat Berner hem aan alle kanten uit de ramen steken. En hij hoeft maar rechtop te gaan staan om de dokter die de amandelen van zijn zoontje zo nodig wil knippen, daarvan te weerhouden. Ook kan hij zijn zoontje de juiste oplossing influisteren als die op school voor het bord moeilijke sommen moet maken.
Het avontuur (1996) was het eerste boek waarvoor zij ook zelf de tekst schreef: een prentenboek over Kaat, een onverschrokken kat die op een saaie zondagmiddag haar gloednieuwe bal kwijtraakt en moedig op zoek gaat. Ze belandt in een mysterieus huis waar een vreemde, oude hond haar de bal alleen maar terug wil geven als ze laat zien wat ze allemaal al kan. En dat doet ze! Het verhaal gaat over angst, een onderwerp dat Berner fascineert. De ‘enge’ tekeningen, geraffineerd knullig, beslaan de hele pagina en confronteren zonder dat de kijker bang hoeft te zijn, omdat het toch niet echt gebeurt. Zo kunnen kinderen, in Berners optiek, over hun angst heen geholpen worden.
Berner gaf de telduivel uit het gelijknamige boek van Hans Magnus Enzensberger (De telduivel, 1997) snorharen, een geitensik en borstelige wenkbrauwen. Hij is licht ontvlambaar en is dan ook warm dieprood. Zijn blik is hautain, maar heeft toch ook iets kinderlijk verbaasds, iets verheugds, zoals alle creaties van Berner.
Voor Sprookjestijd (1998) maakte Berner, zoals ze dat zelf noemt ‘Bildergeschichte’: inventief vormgegeven, speelse strips waarin zeven sprookjes van Grimm bewerkt zijn, vol kijkgrapjes. De tijd in het boek laat zij onbestemd; alleen in ‘Roodkapje’ voegt zij een drastische actualisering toe met landschappen vol auto's en vliegtuigen.
Voor Haas en hond (1998), een geestig familieverhaal over hardnekkige vooroordelen, schreef Rotraut Susanne Berner zelf het verhaal. De absurde woordspelingen verwoorden perfect wat er op de grappige blauwgele prenten te zien is.
Het in 2001 met een Zilveren Penseel bekroonde sprookje De prinses komt om vier uur (2000) met tekst van Wolfgang Schnurre, heeft een in sprookjes vaker gehanteerd thema: een prins of prinses in een andere gedaante. Typerend voor Berner is dat zij hier een bizar verhaalgegeven van maakt: een prinses komt als de ware
| |
| |
Uit De telduivel van Hans Magnus Enzensberger
| |
| |
Uit Mijn vader van Toon Tellegen
opdraven in de gedaante van een nogal onappetijtelijke hyena. De eerste zes pagina's bestaan louter uit illustraties, waarmee Berner de lezer het verhaal binnenleidt en die uitnodigen tot filosoferen.
Rotraut Susanne Berner maakte in 2002 ter gelegenheid van de Kinderboekenweek van dat jaar het tekstloze prentenboekje Dag hoed!, waarin een weggeblazen hoed wordt gevolgd. Met een verhaal zonder woorden hoopt Berner de eigen fantasie van kinderen te stimuleren: ‘Leren vertellen is het begin van literatuur. Plaatjes in een boek maken je al tot autonome lezer, voordat je kunt lezen. Je bepaalt zelf wat belangrijk is. Er is niemand die het tempo aangeeft, geen auteur die het verhaal formuleert, niemand die bepaalt wat goed of fout is.’ (De Telegraaf).
Eveneens in 2002 verscheen Sneeuw op de vensterbank, een bundel vol ‘verhalen, liedjes en gedichten voor de winter, sint en kerst’ die de illustratrice samenstelde in samenwerking met Jacques Dohmen, haar Nederlandse uitgever bij Querido. Ook in deze uitgave valt te genieten van Berners getekende, kleine stripachtige verhaaltjes, die als een soort titelbladen tussen de hoofdstukken door zijn opgenomen. Het fraai uitgevoerde boek bevat een honderdtal geestige en ontroerende plaatjes bij een schat aan voorleesmateriaal: sprookjes en griezelverhalen, maar ook wiegeliedjes, gedichten en nonsensrijmpjes. Hoewel de humor van deze tijd is, heeft het winterboek iets nostalgisch, wat past bij de sfeer van Berners illustraties. ‘Het onderwerp, de tijd van herfst en winter, gaf ruim baan aan het verlangen naar een warm nostalgisch thuis zoals ik had als kind. Maar de romantiek uit mijn boek bestaat bijna nergens meer. Er is te veel elektrisch licht, er zijn te veel cadeaus, te weinig
| |
| |
zelfgebakken koekjes, te weinig tijd.’ (NRC Handelsblad).
Het dunkartonnen prentenboek van royaal formaat Wat een winter! (2004) biedt grote kijk- en zoekplaten in winterse sfeer. Op de zeven platen over dubbele pagina's vordert de winter gestaag, beginnend met een grijze novembersfeer (kale bomen, dikke jassen), dan de eerste sneeuwvlokken met een voorzichtige kerstversiering, vervolgens de warme, gezellige kerstsfeer en ten slotte januari/februari met een dichtgevroren vijver. Net als de tekstloze uitgave Leve de lente! (2005) bevat het veel aanknopingspunten om steeds weer een ander verhaal bij te fantaseren.
| |
Stijl en techniek
Uit haar ontwikkeling blijkt duidelijk Berners veelzijdigheid en komt haar drang naar vernieuwing nadrukkelijk naar voren. Met haar illustraties wil zij aansluiten bij de inhoud en de sfeer van de tekst, maar er tegelijk ook iets aan toevoegen. Rotraut Susanne Berner balanceert voortdurend tussen deze beide doelstellingen en beschouwt het als een kunst daar een evenwicht in te vinden. Ze voelt zich het meest thuis in fantasieverhalen, die haar een zekere vrijheid laten. Met de spontane associaties die in haar opkomen bij het lezen van een tekst, levert Berner vaak een geheel eigen verhaal. Er zit een equivalent van de tekst in de tekeningen, waaraan zij eigen details toevoegt die het verhaal een extra dimensie geven.
Een kinderboek is voor Rotraut Susanne Berner niet een boek waarin alles meteen duidelijk is of waarin alles verklaard wordt. Sinds haar kindertijd houdt ze van het humoristisch genoeglijke van Wilhelm Busch ( Max und Moritz) en Walter Trier ( Conferentie der dieren, tekst Erich Kästner). Het raadselachtige heeft haar steeds gefascineerd. Berner houdt van een poëtische benadering van de werkelijkheid, niet van een doorgedreven demystificatie. Net als bij gedichten het geval is, wil ze de raadsels raadsels laten. Het liefst illustreert ze dan ook gekke, bizarre, spitsvondige of mysterieuze teksten zoals die van Jürg Schubiger (onder andere Toen de wereld nog jong was). De tekeningen van Rotraut
Uit Toen de wereld nog jong was van Jürg Schubiger
| |
| |
Susanne Berner zijn magisch en hoogst origineel, zelfs ‘Berneriaans’ te noemen. Haar benadering is veelzijdig: voor iedere schrijver creëert ze een eigen fauna en flora. Ze bewerkt de tekst als het ware: illustreren is voor Rotraut Susanne Berner niet zomaar een verpakking maken voor verhalen.
Berner tekent met vet zwart potlood en kleurt in met gouache. Kenmerkend voor haar tekeningen is de afwezigheid van perspectief en daarmee ook van het onderscheid tussen voor- en achtergrond. Ze hanteert vrolijke, heldere kleuren die echter nooit schreeuwerig fel zijn, op meestal een witte, soms grijze, achtergrond. Maar ze kan ook met enkel zwart-wit of slechts met twee kleuren uit de voeten, zoals in de twee delen van Engel & Anderes geflügel, zogenaamde adventkalenders waarvan de helft van de pagina's nog dichtzit, maar die verrassingen onthullen bij het opensnijden. De tekeningen bevatten veel grappige details, waarbij Berner de realistische verhoudingen loslaat. Door haar perfecte gevoel voor compositie, die zij ondanks kleine diertjes en grapjes in de marge, krachtig en strak houdt, is dat nergens storend; het heeft eerder een grappig effect.
Berner maakt ook gebruik van geraffineerde knulligheid door eigenschappen van een kindertekening aan te wenden voor het juiste effect. Bij haar zie je zelden iemand die niét een komische glimlach op zijn of haar gezicht heeft. Of het nou mensen, vogels, konijnen of sneeuwpoppen zijn, ze kijken vaak geamuseerd of verheugd verbaasd. Opmerkelijk zijn de wenkbrauwen, twee snelle, soms wat hoekig uitgevallen boogjes, die de figuurtjes zowel blij als slim maken. Hoe graag Berner ook vriendelijke gezichten tekent, zoet worden ze nooit. Haar illustraties zijn niet wee of braaf, wel humorvol en sympathiek.
Rotraut Susanne Berner maakt ook linosneden en stempelt. Maar welke techniek zij ook gebruikt, het blijft een soort tekenen, met een contour. Ze bakent haar vormen af met een duidelijke zwarte lijn, zodat controle gewaarborgd is. Berner ziet de illustraties voor zich als ze leest en maakt geen voorstudies, ze schrijft alleen haar associaties op in woorden: ‘Mijn stijl is comfortabel. Ik ben lui, impulsief en slordig. Wel kan ik een plaatje honderd keer opnieuw tekenen, omdat het niet helemaal is wat ik voor ogen had. Tussendoor lap ik dan even de ramen.’ (NRC Handelsblad).
| |
Kareltje
In haar kartonprentenboekjes over het konijn Kareltje - onder meer Goedemorgen Kareltje (2001) en Kareltje gaat boodschappen doen (2003) - versterkt Rotraut Susanne Berner haar tekst en geeft ze er soms een andere draai aan door onder- of bovenin haar illustraties
| |
| |
Uit Kareltjes voorleesboek
ontmoetingen en avontuurtjes uit te beelden waarvan in de tekst met geen woord wordt gerept. In Kareltjes voorleesboek (2003) zijn 29 anekdotes opgetekend die met één à twee illustraties telkens slechts twee pagina's beslaan. Net als in de kartonprentenboekjes over Kareltje gaat het om herkenbare gebeurtenissen uit het kleuterleven, waarbij het konijn naar voren komt als een kleine filosoof met ijzersterke kleuterlogica, waar geen speld tussen te krijgen is. Maar Berner slaagt erin dat bekende toch als nieuw te laten overkomen. Zowel uit de verhaaltjes als uit de illustraties spreekt warmte en genegenheid. Kareltjes lieve en geduldige ouders leven zich helemaal in de denkwereld van hun kleuter in. Als hij geen zin heeft om op te staan of om worteltjes te eten, weet mama hem met een trucje steeds zover te krijgen dat hij het toch en zelfs met plezier doet. Hoewel Berner zeer hecht aan pedagogiek, weet zij die zo grappig, fantasievol en literair verantwoord in te bouwen dat ze niet stoort.
| |
Waardering
In Duitsland geldt Rotraut Susanne Berner absoluut als een auteur/illustrator van aanzien. Ook in Nederland oogst zij veel waardering. Zowel Lieke van Duin als
| |
| |
Bregje Boonstra liet zich erg lovend uit over Het avontuur (1996). ‘Het avontuur is niet alleen avontuurlijk vanwege het verhaal [-] maar vooral door de sfeer van de prenten en de beeldgrapjes daarin’ (Trouw). En: ‘Berner hanteert de pen op een even zuinige en precieze manier als haar tekenstift en leverde een voorbeeldig prentenboek [-]. En voor grote mensen hoeft honderd drieëndertig keer voorlezen geen bezwaar te zijn’ (De Groene Amsterdammer).
De meeste recensenten loven haar oog voor detail, haar humor en fantasie. Over De prinses komt om vier uur schreef Peter de Boer: ‘Elke tekening [-] voegt allerlei gekke en ontroerende details [-] aan het relaas toe’ (Trouw). Ook Karin Van Camp raakte in de ban van dit boek: ‘Natuurlijk kan je het boek ook meermaals ter hand nemen omwille van Berners illustraties, grappige, fantasievolle pareltjes, die ik nooit moe word...’ (Leesidee Jeugdliteratuur).
| |
Bibliografie
Door Rotraut Susanne Berner geïllustreerd en geschreven
|
Het avontuur. Amsterdam, Querido, 1996. |
Haas en hond: vriendschap op acht poten. Amsterdam, Querido, 1998. |
Sprookjestijd. Amsterdam, Querido, 1998. |
Goedemorgen Kareltje. Amsterdam, Querido, 2001. |
Slaap lekker Kareltje. Amsterdam, Querido, 2001. |
Dag hoed! Amsterdam, CPNB, 2002. |
Kareltje, waar ben je? Amsterdam, Querido, 2002. |
Kareltje gaat boodschappen doen. Amsterdam, Querido, 2003. |
Kareltjes voorleesboek. Amsterdam, Querido, 2003. |
Wat een winter! Tielt, Lannoo, 2004. |
Leve de lente! Tielt, Lannoo, 2005. |
Keuze uit de door Rotraut Susanne Berner geïllustreerde boeken
|
Gudrun Mebs, Wachten op zondag. Averbode, Altiora, 1984. |
Christoph Hein, Een Indiaan in de appelboom. Utrecht, Sjaloom, 1985. |
Gudrun Mebs, Twee bange hazen. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1986. |
Gudrun Mebs, Alleen op de heuvel. Averbode, Altiora, 1987. |
Gudrun Mebs, Mag ik met je spelen. Haarlem, Holland, 1987. |
Dagmar Chidolue, Zo zit dat met Vicky. Baarn, De Fontein, 1988. |
Anu Stohner, Robert en de boemerang. Haarlem, Holland, 1991. |
Vita Andersen, Petroesjka's lakschoentjes. Amsterdam, Querido, 1992. |
Anu Stohner, Robert en de juf. Haarlem, Holland, 1993. |
Toon Tellegen, Mijn vader. Amsterdam, Querido, 1994. |
Hanna Johansen, De fis. Amsterdam, Querido, 1996. |
Sylvia Plath, Het doeterniettoepak. Amsterdam, Querido, 1996. |
Jürg Schubiger, Toen de wereld nog jong was. Amsterdam, Querido, 1996. |
Jürg Schubiger, Het meisje en het geluk en andere verhalen. Amsterdam, Querido, 1997. |
Hans Magnus Enzensberger, De telduivel: een hoofdkussenboek voor iedereen die bang voor wiskunde is. Amsterdam, De Bezige Bij, 1997. |
Jürg Schubiger, Vader, moeder, ik en zij. Amsterdam, Querido, 1999. |
| |
| |
Franz Hohler, Als ik eens een wens mocht doen... Amsterdam, Querido, 2000. |
Wolfdietrich Schnurre, De prinses komt om vier uur: een liefdesgeschiedenis. Amsterdam, Querido, 2000. |
Diverse auteurs, Sneeuw op de vensterbank. Amsterdam, Querido, 2002. |
Met Edward van de Vendel, Al mijn later is met jou. Amsterdam, Querido, 2004. |
Omslagillustraties
|
Peter Pohl, Jan, mijn vriend. Amsterdam, Querido, 1991. |
Peter Pohl, We noemen hem Anna. Amsterdam, Querido, 1993. |
Peter Pohl en Kinna Gieth, Ik mis je, ik mis je! Amsterdam, Querido, 1994. |
Peter Pohl, De regenboog heeft maar acht kleuren. Amsterdam, Querido, 1995. |
Over Rotraut Susanne Berner
|
Keto von Waberer, Rotraut Susanne Berner. In: Ausstellungs Katalog: Triennale Greiz, 1994. |
Monika Osberghaus, ‘Aber deswegen hör’ ich natürlich nicht auf zu zeichnen...’. Porträt der Künstlerin Rotraud Susanne Berner. In: Bulletin Jugend + Literatur, 1/1995. |
Steffen Peltsch, ‘Natürlich nicht als Wiederkäuer, dann schon eher als Widerkäuer...’. Rotraud Susanne Berner. In: Tausend und ein Buch, 1/1995. |
Bregje Boonstra, [over Het avontuur]. In: De Groene Amsterdammer, 1-5-1996. |
Carel Peters, In dienst van de vrolijkheid. In: Vrij Nederland, 18-5-1996. |
Lieke van Duin, [over Het avontuur]. In: Trouw, 6-11-1996. |
Ergebnisse einer Umfrage unter Illustratorinnen und Illustratoren. In: Beiträge Jugendliteratur und Medien, 8. Beiheft, 1997. |
Wilma van der Pennen, Rotraut Susanne Berner. In: Leesgoed, jaargang 24 (1997), nr. 4, blz. 152-153. |
Jan Smeekens, Alsof Kuifje op zonvakantie is. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-6-1997. |
Elisabeth Hohmeister, Im Alltag den Zauber entdecken. In: JugendLiteratur 2/00 ‘Aus der Forschung’ (portret). |
Peter de Boer, [over De prinses komt om vier uur]. In: Trouw, 9-12-2000. |
Karin Van Camp, [over De prinses komt om vier uur]. In: Leesidee Jeugdliteratuur (2001) nr 1, blz. 15. |
Wilma van der Pennen, Rotraut Susanne Berner. In: Leesgoed, jaargang 28 (2001), nr. 4, blz. 168. |
Rotraut Susanne Berner. In: De Morgen, 7-3-2001. |
Thea Detiger, Duitse Rotraut Susanne Berner over de Kinderboekenweek: ‘Hadden wij maar zoiets’. In: De Telegraaf, 1-10-2002. (interview) |
Hanneke van den Berg, Winterkost voor de hele familie. In: Zwolse Courant, 7-11-2002. |
Judith Eiselin, ‘Tenen, dat tekent lekker.’ Gesprek met illustratrice Rotraut Susanne Berner. In: NRC Handelsblad, 29-11-2002. |
Peter de Boer, Bijt jouw hond? De mijne wil ontbijt. In: Trouw, 6-3-2004. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.queridokind.nl |
www.villakakelbont.be |
69 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2005
|
|