Werk
Als kind las Marjan Berk alles wat los en vast zat. Ze begon met de geijkte kinderboeken, zoals Afkes tiental en Dik Trom, en ging via De drie musketiers en boeken van Jan de Hartog over op Madame Bovary. Ze vindt lezen nog steeds belangrijk. ‘Als je leest wat anderen ervaren, ontdek je dat dingen universeel zijn.’
Met schrijven begon ze op de dag dat haar vader gecremeerd werd. ‘Ik ben altijd doodsbang geweest voor die man. Pas toen hij veilig verbrand was, was de angst weg. Vanaf dat moment kon ik eindelijk gaan schrijven. Het was als een steenpuist die openbarstte.’
Schrijven is voor haar een uitlaatklep. Ze vindt het moeilijker dan acteren, maar beleeft er veel plezier aan. De ideeën borrelen in haar hoofd. Ze schrijft over jongens en meisjes van alle leeftijden, maar ook over volwassenen. Haar jongste hoofdpersoon is de sprekende baby Gijs. Haar oudste de weduwe Van Soest uit Mevrouw Van Soest en het kleine volkje (1987).
Haar jeugdboeken, Berends binnenwereld (1981) en Een tijger in de tuin (2002), zijn realistische verhalen. In haar boeken voor jongere kinderen verwerkt ze elementen uit het sprookje. Zo maakt mevrouw Van Soest kennis met kabouters en elfen. Op een dag heeft ze vreselijke oorpijn. De huisarts steekt een ontsteking door en opeens kan ze ‘het kleine volkje’ horen praten. Als kabouter Blauw haar fantasiebuis openknipt, kan ze hen ook zien.
Realistische problemen verweeft Marjan Berk met sprookjesproblemen. Doordat de bossen verdwijnen, is er steeds minder woonruimte voor het kleine volkje. Maar wat het ergste is: de kinderen geloven niet meer in hen, omdat hun fantasiebuis vanwege het vele televisiekijken is dichtgeslibd. Als dat zo doorgaat, zullen ze uiteindelijk verdwijnen. Kabouter Blauw roept de hulp in van mevrouw Van Soest. Door samen te werken, een thema dat ook in andere boeken van Berk voorkomt, bereikt het kleine volkje zijn doel.
Gijs (1992) is eerder absurd en komisch dan sprookjesachtig, maar ook in dit verhaal gebeuren dingen die in werkelijkheid niet kunnen. Net als in andere boeken van Marjan Berk speelt in het verhaal de relatie tussen de ouders van de hoofdpersoon een belangrijke rol. Voordat Gijs geboren wordt, hoort hij zijn ouders al ruziën. Als hij vier maanden oud is, laat hij zich uit zijn wandelwagen vallen. Hij komt terecht bij drie vrijgevochten, oude mannen op een woonboot. Gijs wordt door hen voor vol aangezien en begint te praten. De mannen vertellen hem allerlei sterke verhalen. Gijs' ouders kunnen inmiddels beter met elkaar opschieten en gaan samen op zoek naar hem. Hij wil alleen mee terug naar huis, als hij één dag per week naar de woonboot mag.
De driedelige Geesje-serie is opgebouwd rond een Pippi Langkous-achtig meisje. Geesje is ongeveer elf jaar en woont in haar eentje in een klein