| |
| |
| |
Annemie Berebrouckx
door Karen Ghonem-Woets
Annemie Berebrouckx is op 24 juli 1970 geboren in Ekeren, België. In 1991 studeerde ze met onderscheiding af op de afdeling illustratieve vormgeving van het Sint Lucas Paviljoen in Antwerpen. Ze volgde tevens de avondschool sierkunsten. Na haar studie werkte ze als freelance illustrator. Samen met haar man richtte ze het grafisch bureau De Witlofcompagnie op, dat opdrachten uitvoert voor uitgeverijen en reclamebureaus. Daarnaast maakt ze illustraties voor cd-roms en tijdschriften.
In 1991 illustreerde ze haar eerste kinderboek, Het groene ding van Elisabeth Marain, uitgegeven door Zwijsen. Ze maakt sindsdien regelmatig illustraties voor het kinderboekenfonds van deze uitgeverij. Ook illustreert ze educatieve uitgaven van Zwijsen, zoals de leesmethode Veilig leren lezen en eerste leesboekjes. Sinds 1995 maakt ze illustraties voor De Boekentrommel, uitgegeven door de Vereniging ter Bevordering van het Vlaams Boekwezen. Het eerste zowel door haar geschreven als getekende kinderboek, De eend van Jules, verscheen in 1998 bij uitgeverij Leopold.
Voor Ik wil zo graag een spook ontving ze samen met auteur Paul van Loon de ‘pluim van de maand juli 1996’. De oma van Jules, dat ze zowel schreef als illustreerde, werd in 2000 bekroond met een Boekenwelp.
| |
Werk
Berebrouckx maakte illustraties voor diverse genres: verhalen, eerste leesboekjes, dichtbundels en informatieve boeken. Het gaat hierbij doorgaans om boeken voor twee- tot tienjarigen. Ook ontwierp ze logo's en schutbladen voor een aantal series van Zwijsen. Berebrouckx' tekenstijl is zowel in haar eigen boeken als in die van anderen heel herkenbaar. Ze maakt gebruik van felle kleuren, duidelijke zwarte lijnen om de voorwerpen en personen, en arceringen. De lijnen tekent ze met pen en inkt. Vervolgens gebruikt ze verschillende technieken om de illustraties in te kleuren. Voor het project Dag Jules en De Boekentrommel is de pentekening ingescand en vervolgens digitaal ingekleurd, waarbij Berebrouckx een eigen, zorgvuldig samengesteld kleurenpalet hanteert. Illustraties voor prentenboeken schildert ze meestal in met acrylverf, zoals de prentenboeken over Jules, of soms ook met olieverf, zoals Grote Henriette (2002). Soms maakt ze - naast de schildertechniek - ook gebruik van colla-
| |
| |
Uit Zal ik het... gewoon zeggen?
ges, zoals in de dichtbundel In de groei van je lach (2003). Andere boeken zijn ingekleurd met markeerstiften, zoals de twee informatieve boeken Is het nog ver? (2001) en Lekker anders (2002). Voor gezichtsuitdrukkingen en houdingen werkt Berebrouckx met een minimum aan details: ogen zijn stipjes, net als de neusgaten in de doorgaans grote neuzen; de mond is een rondje of een lijn. Met kleine veranderingen in de ogen, de mond en de handgebaren geeft ze bijvoorbeeld in Zal ik het... gewoon zeggen? (1999) de verschillende gemoedstoestanden van een verliefd meisje weer, zoals beschreven door Paul de Moor: van stil, twijfelend, wanhopig en berustend tot blij en enthousiast.
Een opvallend kenmerk van Berebrouckx' werk zijn de grappige details in haar illustraties en de humor in haar teksten. Zo heeft de poes in Een schooierkat met zeven vlooien (2001), een verhaal over de liefde tussen een beschaafde poes en een straatkat, niet alleen lange, witte handschoenen aan, zoals beschreven in de tekst van Sylvia Vanden Heede, maar ook een jurk en hakschoenen of een badjas met een bontrandje. In de dichtbundel Ik wil zo graag een spook (1995) van Paul van Loon verwijzen de illustraties steeds naar twee verschillende gedichten. Bij een gedicht op de linkerpagina over iemand die niet uit bed wil als de bel gaat, staat een meisje in badpak aan te bellen bij een strandhuisje. Dit huisje staat bij de zee die het onderwerp vormt van het gedicht op de rechterpagina. In Jules wacht (2002) wuiven niet alleen Jules en zijn familie de buurman uit als hij een verre reis gaat maken, maar ook de hond - hij steekt een poot omhoog naar het opstijgende vliegtuig.
In Grote Henriette of hoe Henriette geen vrienden had (2002) speelt Berebrouckx in beeld en tekst met de uitdrukking ‘de neus in de wind steken’, ofwel ‘zich boven iemand verheven voelen’. Niet alleen voelt Henriette zich verheven boven de personen van wie ze denkt dat het haar vrienden zijn, ze is het ook letterlijk: ze is twee keer zo lang en steekt daarbij ook nog altijd haar lange
| |
| |
neus omhoog. Als ze tot de ontdekking komt dat ze hiermee haar vrienden verliest, doet Henriette iets verrassends: ze besluit kleiner te worden door haar stelten af te doen en ze besluit ook vriendelijker te kijken. Daarna danst, winkelt, rijdt en praat Henriette met haar herwonnen vrienden, letterlijk en figuurlijk, op hetzelfde niveau.
Verrassende verhaalwendingen spelen ook een rol in Berebrouckx' prentenboeken over Jules, waarmee ze debuteerde als auteur. Jules is een jongetje met stekelhaar, stipjes als ogen, een grote neus en altijd blozende wangen. Het effect van dit uiterlijk omschreef Jan van Coillie als volgt: ‘Het eerste wat opvalt in dit prentenboek is het hoofd van Jules met de kolossale neus en de spitse stekeltjes. Ze geven hem een sympathiek en tegelijk naïef uitzicht’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Hoewel Jules naïef oogt, denkt hij veel en diep na, zoals met name blijkt uit de drie verhalen over hem voor kinderen vanaf vier jaar. In korte teksten geeft Berebrouckx zijn gevoelens en gedachten weer en haalt hiermee grote thema's als identiteit en dood voor kleuters dichterbij. Jules is een bekende boekfiguur geworden. Naast de drie prentenboeken verschenen, speciaal voor baby's en peuters, in formaat en materiaal aangepaste verhalen.
| |
Jules
In De eend van Jules (1998) is Jules erg blij met zijn nieuwe trui waar een gele eend op staat afgebeeld: ‘Niemand
Uit De eend van Jules
in zijn klas heeft zo'n mooie eendentrui.’ Als hij de trui heeft aangetrokken, blijkt de eend echter opeens verdwenen. Omdat eenden van water houden, zoekt Jules eerst in bad en kijkt hij in de viskom. De vis antwoordt ontkennend op zijn vraag of hij de eend gezien heeft, en zwemt verder. Ook Jules' opa, vader, zus en moeder hebben de eend niet gezien. In gedachten ziet Jules de eend in de tuin, blij en versierd met bloemen. De hond, die in de tuin ligt te slapen, heeft de eend daar echter niet gezien. Als ook de buurman, die de heg aan het knippen is, van niets weet, geeft Jules het op. Nu moet hij naar school zonder eend. Als hij zich omdraait om naar
| |
| |
binnen te gaan, komt de aap, of liever de eend, uit de mouw: het dier staat op de achterkant van de trui, zonder dat Jules of iemand anders dat tijdens de zoektocht heeft gemerkt.
In De oma van Jules (1999) mag Jules, als ze het in de klas over oma's en opa's gaan hebben, een foto meenemen naar school. Door deze opdracht raakt Jules nieuwsgierig naar zijn oma, die hij nooit heeft gekend. Hij vraagt iedereen in zijn omgeving iets over oma te vertellen: zijn moeder, de kaasboer, zijn vader, de hond, de buurman, de vis en zijn zus. Zo komt hij te weten dat ze van sportwagens, kippen, schilderen, dingen opgraven, tuinieren, zwemmen en kinderen hield. Al die liefhebberijen staan steeds op een pagina afgebeeld. Wanneer Jules zijn vraag aan opa stelt, zegt deze: ‘Oma was een heel bijzondere vrouw. Jij lijkt op haar.’ Rondkijkend in zijn kamer, ziet Jules dat dit waar is. De gelijkenis is af te lezen aan een speelgoedsportauto, tuingereedschap, cactussen, teken- en schildergerei, een kip als knuffel, en een zwemtrofee. En net als oma blijkt hij een voorkeur te hebben voor de kleur paars.
In Jules wacht (2002) wordt Jules' geduld danig op de proef gesteld als zijn buurman voor een paar weken op reis gaat naar een ver land. Na twee weken ontvangt Jules een mooie kaart met palmbomen erop en een blauwe zee. De buurman schrijft dat hij nog wat langer wegblijft en ‘als ik weer thuiskom, zul je zien waarom. Maak je maar geen zorgen!’ Dat is nu precies wat Jules wel doet. Wanneer zijn moeder de was ophangt, vraagt hij zich af of de buurman wel genoeg kleren bij zich heeft. Wanneer hij zijn zus ziet vliegeren, vraagt hij zich af of het vliegveld gesloten is. Als ze de buurman dan eindelijk gaan ophalen van het vliegveld, moet Jules ook daar nog lang wachten. Ten slotte komt de buurman te voorschijn. De reden van zijn vertraging: hij is in het verre land verliefd geworden. Jules mag de vrouw meteen: ‘Ze is donker en mooi. Ze ziet er lief uit’. En als hij dan ook nog een door het neefje van de vrouw gemaakte auto krijgt, is Jules driedubbel blij.
Baby's kunnen Jules voelen en bekijken in de lapjesboekjes Ritselen met kleine Jules (2000), Wat ziet kleine Jules in het water? (2001) en Wat ziet kleine Jules in het gras? (2001). Voor peuters zijn er korte verhaaltjes in de kartonboekjes Kleine Jules eet (2000) en Kleine Jules speelt (2000). Daarin imiteert Jules de volwassenen in zijn omgeving. Zo maakt hij in Kleine Jules eet voor zichzelf van spaghetti onder andere de oorbel van zijn moeder na, de snor van opa, het strikje van zijn zus en het haar van zijn papa. In de serie Dag Jules! (vanaf 2003) spelen diverse voor peuters/kleuters herkenbare onderwerpen een rol. Ze hebben te maken met hun dagelijkse activiteiten, hun spel, uitstapjes en de feesten van het jaar. Deze prentenboeken zijn ingebed in het taalontwikkelingsprogramma Dag Jules voor kinderen vanaf 2,5 jaar. Dit program-
| |
| |
Uit Grote Henriette of hoe Henriette geen vrienden had
| |
| |
ma wordt in Vlaamse kleuterscholen gebruikt en bestaat, naast de speciaal hiervoor geschreven prentenboeken, uit handleidingen waarin activiteiten, versjes en liedjes zijn opgenomen.
| |
Waardering
Van Berebrouckx' eigen werk zijn het voornamelijk de prentenboeken over Jules die aandacht hebben gekregen. In besprekingen van De eend van Jules (1998) worden Berebrouckx' soberheid in tekst en beeld, en de samenhang tussen beide elementen geprezen. Judith Eiselin in NRC Handelsblad: ‘Het is rechttoerechtaan geschreven. Berebrouckx heeft maar weinig tekst nodig.’ Jan van Coillie maakt een opmerking over het beeld: ‘Ook opvallend zijn de felle kleuren in steeds weer goed uitgebalanceerde combinaties. De composities lijken heel eenvoudig maar zijn al even knap uitgewerkt’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Beide critici uiten zich waarderend over het opvallende einde. Eiselin schrijft specifiek over de tekening: ‘Prachtig is het mismoedig wegsjokken op de laatste pagina, met op de rug van zijn verkeerd om aangetrokken trui de blije eend.’ Van Coillie heeft het over het doorbreken van de tot dan toe beproefde verteltechniek: ‘Het verrassende slot maakt dit boek echter uniek. Het is een slot zoals je er nog maar zelden vindt in prentenboeken en het maakt dit boek meer dan de moeite waard.’
Van Coillie noemt de Jules in de kartonboekjes ‘met de brede glimlach en het grappige snoetje hartveroverend’. Hij vindt deze verhalen wel ‘minder verrassend’ en het einde voorspelbaarder, ‘maar dat hangt ook samen met de beperktheid van het genre’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Hoewel Karin van Camp het ‘stuk voor stuk mooi verzorgde, aantrekkelijk ogende boekjes’ vindt, zijn de kartonboekjes volgens haar niet zo sterk als de grote prentenboeken over Jules, omdat er niet altijd sprake zou zijn van een verhaal (Leeswelp).
Over Berebrouckx' illustraties in het werk van anderen is weinig geschreven. Ria de Schepper merkt over de tekeningen in Stoel loopt weg (1997) van Paul van Loon op dat ze zorgen voor de komische noot en ondersteuning van het verhaal: ‘Illustrator Annemie Berebrouckx zette figuren als Roel de stoel, oom Bank en nicht Poef vermakelijk en levendig neer’ (Leesidee Jeugdliteratuur). En Casper Markesteijn schrijft over de illustraties in Een schooierkat met zeven vlooien (2001) van Sylvia Vanden Heede: ‘De vrolijke tekeningen van Annemie Berebrouckx verhogen het plezier dat de lezer aan dit boekje kan beleven’ (Leesidee Jeugdliteratuur).
| |
Bibliografie
Geschreven en geïllustreerd door Annemie Berebrouckx
|
De eend van Jules. Amsterdam, Leopold, 1998. |
De oma van Jules. Amsterdam, Leopold, 1999. |
Kleine Jules eet. Amsterdam, Leopold, 2000. |
| |
| |
Kleine Jules speelt. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Ritselen met kleine Jules. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Wat ziet kleine Jules in het water? Amsterdam, Leopold, 2001. |
Wat ziet kleine Jules in het gras? Amsterdam, Leopold, 2001. |
Jules wacht. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Grote Henriette of hoe Henriette geen vrienden had. Amsterdam [etc.], Afijn, 2002. |
Een schat van een man. Amsterdam [etc.], Afijn, 2003. |
Een badpak voor prinses Charlotte. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Leesleeuw) |
Rennen voor de boze wolf. Tilburg, Zwijsen, 2003. (Avontuur voor peuter en kleuter) |
De mijter van Jules; De kerstboom van Jules; Mama kriebelt Jules; Onverwacht bezoek voor Jules; De dikke buik van Jules; Het nachtlampje van Jules; Jules op het toilet; Jules kiest geel en blauw; Jules en opa fietsen naar het park; Jules bij de kapper. Antwerpen, Zwijsen-Infoboek, 2003. (Dag Jules!) |
Een kroon voor Jules; Jules heeft honger!; Het huis van Jules; Het zandkasteel van Jules; De kleertjes van Jules; Jules wil muziek; Jules op de boerderij; Jules helpt buurman; Jules gaat op schoolreis; Dokter Jules. Antwerpen, Zwijsen-Infoboek, 2004. (Dag Jules!) |
Geïllustreerd door Annemie Berebrouckx
|
Elisabeth Marain, Het groene ding. Tilburg, Zwijsen, 1995. (Ster) |
Elisabeth Marain, Naar de maan en nog veel verder. Tilburg, Zwijsen, 1995. (Bolleboos) |
Paul van Loon, Ik wil zo graag een spook. Tilburg, Zwijsen. 1995. (Versjes voor beginnende lezers) |
Annemarie Bon, Hoe werkt de teevee? Tilburg, Zwijsen, 1996. (Weetjes voor beginnende lezers) |
Maria van Eeden, 1 2 3 ik lees. Tilburg, Zwijsen, 1996. Ook opgenomen in Een heel jaar maan roos vis: speel-leerboek voor kinderen die leren lezen. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Moet je mij zien) |
Els Pelgrom, De beer is los. Tilburg, Zwijsen, 1996. (Leesleeuw) |
Paul van Loon, Stoel loopt weg. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Ditjes en datjes voor beginnende lezers) |
Maria van Eeden, Kom je ook? Tilburg, Zwijsen, 1997 (Leesleeuw). Herdrukt in de serie Avontuur voor peuter en kleuter. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Ronni Hermans, Toveren! Antwerpen, Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, 1997. (Kunst met de K van boek). Uitgegeven ter gelegenheid van de Vlaamse Jeugdboekenweek 1997. |
Henk van Kerkwijk, Spook in de afwas. Tilburg, Zwijsen 1998 (Leesleeuw). Herdrukt in de serie Boekbeesten. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Philip Mechanicus, Pottenkijkers gezocht. Tilburg, Zwijsen, 1999 (Leesleeuw). Herdrukt in de serie Boekbeesten. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Paul de Moor, Zal ik het... gewoon zeggen? Amsterdam, Leopold, 1999. |
Yvonne Keuls, Domientje heeft familie. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Leesleeuw) |
Sylvia Vanden Heede, Een schooierkat met zeven vlooien. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Spetter) |
Arend van Dam, Een held op sokken. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Spetter) |
Yvonne Keuls, Waar is mijn toddeltje? Tilburg, Zwijsen, 2000 (Leesleeuw). Oorspronkelijke uitgave met illustraties van Carin Vogtländer. Den Haag, Leopold, 1983. |
Yvonne Keuls, Domientje en oma Titi. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Leesleeuw) |
Yvonne Keuls, Domientje en de Sint van tante Katrien. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Leesleeuw) |
Yvonne Keuls, Domientje en haar familie. Amsterdam, Leopold, 2003. Bevat: Domientje heeft familie, Domientje en oma Titi en Domientje en de Sint van tante Katrien. |
Martial Feys, Is het nog ver? Spelletjes voor onderweg. Den Haag, Biblion / Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2001. |
Kolet Janssen, Lekker anders: recepten en verhalen van op reis. Den Haag, Biblion / Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2002. |
Dirk Nielandt, Dag vis. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Maan) |
Betty Sluyzer, De vliegende tijger. Groningen, Wolters-Noordhoff, 2002. (Leeshuis. Muisboekjes) |
Betty Sluyzer, Taart in de nacht. Groningen, Wolters-Noordhoff, 2002. (Leeshuis. Muisboekjes) |
Betty Sluyzer, Monster-papa. Groningen, Wolters-Noordhoff, 2002. (Leeshuis. Muisboekjes) |
Ruud Osborne, In de groei van je lach. Amsterdam [etc.], Afijn, 2003. |
| |
| |
Riet Wille, Saar en de poes. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Siska Goeminne, Wie heeft mij uitgevonden? Amsterdam [etc.], Afijn, 2004. |
Over Annemie Berebrouckx
|
Ria de Schepper [over Stoel loopt weg]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997), nr. 9. blz. 245. |
Judith Eiselin [over De eend van Jules]. In: NRC Handelsblad, 27-11-1998. |
Jan van Coillie [over De eend van Jules]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 2, blz. 5. |
Nanda Roep [over Zal ik het... gewoon zeggen?]. In: Trouw, 17-4-1999. |
Jan van Coillie [over Kleine Jules eet]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 5, blz. 195. |
Marianne Witvliet: ‘Wie is oma?’ In: Reformatorisch Dagblad, 12-1-2000. |
Casper Markesteijn [over Een schooierkat met zeven vlooien]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 6, blz. 264-265. |
Marleen Colpin [over Is het nog ver?]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 7, blz. 311. |
Karin van Camp: ‘Kleine Jules in karton gevangen’. In: Leeswelp (voorheen Leesidee Jeugdliteratuur), jaargang 10 (2004), nr. 2, blz. 54-55. |
Website
|
www.zwijsen-infoboek.be |
66 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2004
|
|