| |
| |
| |
Carel Beke
door Margreet van Wijk
Carolus Adrianus (Carel) Beke werd op 29 september 1913 geboren in Alkmaar. Toen hij vijf jaar was, overleed zijn moeder en bracht hij enige tijd door in pleeggezinnen. Nadat zijn vader in 1920 was hertrouwd, kreeg Carel - die al één broer had - er nog twee zussen en een broer bij. Hoewel zijn vader, die steenhouwer was, voor hem ook een toekomst in dat vak zag weggelegd, koos Carel zelf in 1928 voor de bisschoppelijke kweekschool in Beverwijk. Na zijn eindexamen in 1932 ging hij aan de slag als onderwijzer in het rooms-katholiek lager onderwijs. Van 1933 tot 1944 werkte hij aan de RK Aloysius-school in Schagen.
In 1934 behaalde hij de akte hoofdonderwijzer. Twee jaar later trouwde hij met Mia Brügemann; het echtpaar kreeg zeven kinderen. Omdat Beke zijn gezin goed wilde kunnen onderhouden, studeerde hij vanaf 1940 voor de aktes Frans en Duits. In juli 1944 verhuisde het gezin naar Arnhem, waar Beke een baan kreeg aan de Bonifatius-ulo.
Hij was nog maar net met zijn werk als leraar begonnen, toen eind september 1944 de bewoners van de stad moesten worden geëvacueerd vanwege de slag om Arnhem. Het gezin Beke belandde in Putten. Doordat hij ziek was, ontsnapte Beke aan de razzia van 1 en 2 oktober 1944, waarbij zeshonderd mannen zijn weggevoerd. Een van hen was de jonge neerlandicus Willy Dols, die het gezin Beke had geholpen. Hij overleed begin november 1944 in het concentratiekamp bij Husum.
Al in de jaren dertig was Beke begonnen met schrijven. Hij debuteerde in 1947 met De wonderlijke avonturen van Niekie Niemand. Daarna volgden nog vele boeken, waarvan de meeste zijn uitgegeven bij Malmberg in 's-Hertogenbosch. Schrijven deed Beke voornamelijk in de avon- | |
| |
duren, want hij bleef altijd lesgeven. Soms werkte hij aan verschillende manuscripten tegelijk. Beke schreef voornamelijk voor jongens en meisjes van twaalf jaar en ouder, de leeftijdsgroep waarmee hij door zijn werk als leraar het meest vertrouwd was. Voor jongere kinderen schreef hij veel schoolleesboekjes. Bekendheid kreeg hij vooral met zijn serie over Pim Pandoer, ‘de schrik van de Imbosch’. In totaal heeft hij bijna honderd kinderboeken geschreven. Hij leverde ook bijdragen aan jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen, zoals Okkie, Taptoe, De Engelbewaarder, Donald Duck en Alle Hens. Voor de kro schreef hij hoorspelen.
Na zijn pensionering en het overlijden van zijn vrouw in 1991 bleef Beke in Arnhem wonen, vlak bij Sonsbeek. Het laatste jaar van zijn leven bracht hij door in een verpleeghuis in Velp. Daar is hij op 27 december 2007 overleden.
| |
Werk
Voordat hij boeken ging publiceren had Carel Beke succes met het schrijven voor kranten en tijdschriften. De verhalen voor ouders en opvoeders die verschenen in het Volksweekblad zijn later verzameld in de bundels Zwerftochten in kinderland (1958), De kerels van Breugel (1960) en Roet en rozen (1963). Beke beschrijft daarin de ervaringen van fictieve kinderen in moeilijke situaties, zoals hij ze tegenkwam in zijn onderwijspraktijk. Centrale figuur in elk deel is de leraar bij wie de kinderen in de klas zitten. De verhalen gaan vergezeld van commentaar en opvoedingsadviezen.
In 1935 schreef Beke De schatten van ‘Che Tsuan’, dat pas in 1949 in boekvorm verscheen. China - en ook andere verre streken waar zijn verhalen zijn gesitueerd - kende hij niet uit eigen waarneming. Hij had grote bewondering voor het werk van Slauerhoff, de schrijver/scheepsarts die over de zeeën zwierf. Zelf was Beke niet zo'n reiziger. Voordat hij aan een nieuw boek begon, zette hij eerst ‘het decor’ op, zoals hij het noemde. Hij bestudeerde het gebied waar het verhaal zich afspeelt en verdiepte zich in de geschiedenis, de natuur en de religie; dit om de achtergrond zo realistisch mogelijk te laten zijn. Toivo de gestolen zoon (1955), door Beke zelf als zijn beste boek beschouwd, gaat over een jongen in Lapland die, zonder dat hij het weet, wordt opgevoed door een andere dan zijn biologische vader. Zijn moeder heeft hem als baby tijdens een angstige tocht door een sneeuwstorm uit de rendierslee laten vallen. Pas als zijn pleegvader op sterven ligt, wordt Toivo's ware afkomst geopenbaard.
Beke schreef diverse verhalen die in het verleden spelen. De hoofdpersonen zijn dappere, edele jongens die moeilijkheden moeten overwinnen en worden dwarsgezeten door laaghartige tegenstanders. Hoe Sicco schildknaap van de keizer werd (1953)
| |
| |
vertelt over de arme, voorbeeldige Sicco die in dienst treedt bij Karel de Grote, terwijl de rijke, arrogante Jouke die eer niet te beurt valt. Meer dan eens bevatten de verhalen religieuze elementen. Sigurd de Noorman (1954) gaat over een Viking die twijfelt aan de voorouderverering van zijn volk. De titelfiguur uit Reinout de kruisvaarder (1958) trekt mee met de Kinderkruistocht. Niet alleen dit boek van Beke bespreekt Karen Ghonem-Woets in Boeken voor de katholieke jeugd (2011), zij citeert ook uit Toivo de gestolen zoon en Twee vreemde zwervers (1951) om te laten zien dat het geloof nog een belangrijke rol speelt in de verhalen die Malmberg in deze periode uitgaf. Een van de twee ‘vreemde zwervers’ is de jonge Peter Barning, die vanuit Schagen naar Oosterbeek is verhuisd en in september 1944 uit Arnhem moet vluchten. Terwijl Peter gewond in een noodziekenhuis in Putten ligt, wordt zijn vader opgepakt tijdens de razzia van oktober 1944 en weggevoerd naar het concentratiekamp Husum. Op zoek naar zijn vader komt Peter de oude zwerver Czavargo Karoly tegen, die hem steunt, gesterkt door zijn grote godsvertrouwen.
In de serie ‘Buitenbeentje’ (1959), op basis van de gelijknamige hoorspelserie, staat een lastige jongen centraal die door goede leiding op het rechte pad wordt gebracht.
Met zijn dochter Julia schreef Beke onder het pseudoniem Julca verhalen voor jonge kinderen, zoals Loes Robbedoes, Mieke Paardestaart en Anneke leert rolschaatsen (alle uit 1956) en Het spooklicht op de hoge rots (1959).
De 18 delen van de serie Pim Pandoer verschenen tussen 1953 en 1969. Beke begon de reeks op verzoek van uitgeverij Malmberg, waar men na het succes van de Arendsoog-serie op zoek was naar spannende, verantwoorde boeken die zowel bij jongens als bij meisjes in de smaak zouden vallen. Daarom introduceerde Beke in Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch (1953) de Amsterdamse tweeling Koos en Jenny Menning. Tijdens een fietstocht in de bossen boven Arnhem worden zij beroofd door een in het zwart geklede man, Pim Pandoer. Het blijkt een student te zijn, Fer Donkers, die een dubbelleven leidt. Na dit eerste deel maakte Beke hem tot hoofdpersoon in de serie. Fer heeft zijn leven dan gebeterd en neemt het als privédetective op tegen het kwaad. Zijn belangrijkste tegenstander is de Rode Spin, een mysterieuze bendeleider.
De Pim Pandoer-verhalen worden vanuit verschillende standpunten verteld, zodat de lezer weet welke gevaren de held bedreigen. De plot is simpel en het toeval speelt een grote rol. Het loopt altijd goed af voor Pim Pandoer; de verraste misdadigers kunnen niet meer ontkennen. Toch suggereert het eind van elk boek dat de rol van de Rode Spin en zijn handlangers nog niet is uitgespeeld.
| |
| |
Enkele delen van de serie spelen in de buurt van Arnhem, maar de gebeurtenissen verplaatsen zich ook naar andere plekken in Nederland (de Jordaan, Middelburg). Soms zelfs naar het buitenland: Pim Pandoer zet Parijs op stelten, is in Schotland (waar Beke zelf ook is geweest) op zoek naar het monster van Uttliloch, hij begeeft zich in de duistere poolnacht of in de tropen.
De personages hebben nauwelijks psychologische diepgang, hoewel in Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch het oorlogstrauma van Fer Donkers een rol speelt. De titelfiguur moet het vooral hebben van zijn moed, zijn handigheid en zijn technisch vernuft. De boeven beantwoorden aan het clichébeeld van de soort: een ventje met ‘lepe oogjes’, een beetje domme figuur; de leider, de Rode Spin, is een ‘gentlemanboef’. Bas Baanders verliest het vertrouwen in zijn pleegzoon Fer Donkers niet en draagt door zijn taalgebruik (‘grietjansammernappels’) en daden veel bij aan de humor in de verhalen.
Zelf vond Beke de serie niet zijn beste werk, blijkt uit een interview met hem in De Gelderlander (2003). Het zijn echter wel de meest gelezen boeken uit zijn oeuvre. Malmberg deed de serie in 1969 over aan West-Friesland, die de 18 delen tussen 1973 en 1979 uitgaf als Witte Raven pocket.
| |
Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch
Het eerste deel van de serie begint met de tweeling Jenny en Koos Menning uit Amsterdam, die in Arnhem logeert. Met hun neven Henk en Bob trekken ze de Veluwse bossen in, op weg naar de boerderij van Bas en Marijke Baanders, vlak bij de Imbosch. Koos wordt overvallen door een donkere figuur, die wel de ‘Schrik van de Imbosch’ moet zijn. Bas Baanders vangt de kinderen op, waarbij ze meteen kennismaken met zijn pleegzoon, de slimme student Fer Donkers. Vanaf dat moment worden er steeds meer mensen overvallen.
Beke kiest in dit boek bijna altijd voor het perspectief van de kinderen en Bas Baanders, die samen vaak slimmer zijn dan de politie. De spanning bouwt hij op door steeds een tipje van de sluier op te lichten en tegelijkertijd steeds nieuwe verontrustende gebeurtenissen te laten plaatsvinden. Sommige aanwijzingen, zoals de bunker van waaruit Pim Pandoer opereert, worden veronachtzaamd, maar niet door iedereen. Vooral Jenny is slim en alert. Ze bewaart een gevonden sigarettendoosje, dat later een cruciale rol speelt bij de opsporing van de dader. Samen met Koos verzamelt ze de snippers van een briefje, om die als een legpuzzel weer in elkaar te zetten en leesbaar te maken, waarna ze probeert de tekst te interpreteren. De vondsten van Jenny en Koos combineert Bas Baanders met andere sporen.
| |
| |
Illustratie van P. Nagtzaam uit Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch
Een enkele keer vraagt Bas zich af of Pim Pandoer iets te maken heeft met Fer Donkers, maar hij schuift die gedachte meteen weer van zich af. De climax van het verhaal is de tocht over de Rijn van Koos en Bas in de onderzeeër van Pim Pandoer, die hier door zijn pleegvader ontmaskerd wordt als Fer Donkers. Dat Fer niet meer dan aan lichte straf krijgt, dankt hij aan zijn bekentenis en aan het pleidooi van zijn pleegvader, die betoogt dat Fer tot zijn daden kwam als gevolg van een oorlogstrauma. De Duitse soldaat die met hem is ontsnapt uit het concentratiekamp waar zijn ouders en zijn broers zijn vermoord, heeft hem er later toe aangezet om opium te gaan smokkelen. Pim Pandoer is dus eigenlijk geen echt slechte misdadiger.
Jos Beke vertelde in 2011 dat zijn vader een deel van het boek moest herschrijven met een heldhaftiger rol voor Pim Pandoer, zodat deze een acceptabele hoofdpersoon kon zijn voor volgende delen. Het bijzondere technisch vernuft van Fer Donkers, alias Pim Pandoer, wordt daarna aangewend om misdaden op te sporen.
| |
Waardering
De boeken van Carel Beke passen binnen het beleid van de uitgevers van rooms-katholieke signatuur, die vanaf de tweede helft van de jaren vijftig een antwoord probeerden te vinden op de ontzuiling. Toivo de gestolen zoon (1955) kreeg gunstige recensies, maar meestal waren de critici niet zo enthousiast.
Thomas Verbogt beschrijft in zijn column in De Gelderlander (5 januari 2008) naar aanleiding van het overlijden van Carel Beke hoe hij genoot van de avonturen van Pim Pandoer, zoals die op de lagere school door zijn onderwijzer werden voorgelezen. Het lijkt kenmerkend voor veel reacties van lezers, die ook Beke zelf ontving. Berry Dongelmans schrijft in Wonderland (2003) naar aanleiding van Biggles en Pim Pandoer: ‘Wat jeugdreeksen [-] gemeenschap- | |
| |
pelijk hebben, is het feit dat ze door de kritiek met de nek worden aangekeken, maar door hun lezers worden verslonden.’ Dongelmans verklaart het succes van Pim Pandoer en andere serieboeken uit ‘de mogelijkheid tot identificatie met de held(in) en een vertrouwde voorspelbaarheid, gecombineerd met herkenbaarheid, een flinke dosis spanning, humor en een goede verteller.’
Toen de serie tussen 1973 en 1979 als Witte Raven pocket in herdruk verscheen bij de West-Friesland, bleek er nog veel belangstelling voor Pim Pandoer te bestaan, maar met de herdruk van zes delen in 1984 en 1985 had Malmberg geen succes meer. Waarschijnlijk had Carel Beke zelf de reden daarvoor het beste aangegeven, toen hij in het interview uit 2003 met De Gelderlander uitlegde waarom hij in 1969 was gestopt met de serie. Na de landing op de maan waren detectiveverhalen zoals van Pim Pandoer niet spannend genoeg meer voor de jeugd - het karakter van detectiveverhalen was definitief veranderd. Toch vertelt Beke in een interview met Miriam Szalata voor De Gelderlander (1998): ‘Tot voor kort kreeg ik nog brieven van kinderen, die een spreekbeurt wilden houden of een opstel maken over het boek dat bij hun vader in de kast staat.’
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Van 1-21; deel 1, Zwerftochten in Kinderland [1958]; deel 2, De kerels van Breugel [1960]; deel 3, Roet en Rozen [1963]. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heilo, Kinheim uitgeverij, [1958-1963]. |
Jeugdboeken (keuze)
|
De wonderlijke avonturen van Niekie Niemand. Een sprookje voor jongens en meisjes. Met illustraties van Jan Wiegman. Nijmegen, De Koepel, 1947. Heruitgave onder de titel De avonturen van Niekie Niemand. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1958]. |
Daniel Roks, de vreemde vriend. Met illustraties van Charles Boost. Tilburg/Antwerpen, Nederlands Boekhuis, Vlaamse Boekcentrale, [1948]. |
De schatten van ‘Che Tsuan’. Met illustraties van E. Weninger. Alkmaar, POA, [1949]. |
De symphonie van het noodlot. Het leven van Peter Illjitsi Tsjaikowski. Met illustraties van Frans Lammers. Tilburg, Nederlands Boekhuis, 1950. |
Twee vreemde zwervers. Met illustraties van Roothciv. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1951]. |
Maria en de herdertjes van Fatima. Met illustraties van Lucie Wensing. Heiloo, S. Deutekom [1951]. |
De avonturen van Robbie en Lewietje. Met illustraties van G. Schoonebeek. Nijmegen, Hees, Studiehuis Sint Jozef, [1952]. |
Hoe Sicco schildknaap van de keizer werd: een historisch vertelsel. Met illustraties van René Groenen. Nijmegen, Hees, Studiehuis Sint Jozef, [1953]. |
Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch. Met illustraties van P. Nagtzaam. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1953]. (Pim Pandoer, deel 1) |
Pim Pandoer in het web van de Rode Spin. Met illustraties van Jan Lutz. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1954]. (Pim Pandoer, deel 2) |
| |
| |
S.O.S Pim Pandoer is op de kust. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1954]. (Pim Pandoer, deel 3) |
Sigurd de Noorman. Met illustraties van Rik Jansseune. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaard boekhandel, [1954]. Heruitgave onder de titel Sigurd de Zeekoning. Met illustraties van Reint de Jonge. Harderwijk, De Eekhoorn, 1981. |
Toivo de gestolen zoon. Met illustraties Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1955]. Heruitgave met illustraties van Carol Voges: Harderwijk, De Eekhoorn, 1980. |
Pim Pandoer zet Parijs op stelten. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1956]. (Pim Pandoer, deel 4) |
Pim Pandoer en de groene scarabee. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1956]. (Pim Pandoer, deel 5) |
Hugo de koppige Sakser. Met illustraties van Anco Sevenster. Apeldoorn, Stenvert, [1956]. |
Anita. Met illustraties van Rik Jansseune. Antwerpen, Sheerd & Ward, [1956]. |
De vis van Maui. Met illustraties van Cor Heeck. Heiloo, Kinhiem, [1956]. |
De schatgraver van de Hindoe Roeksj. Met illustraties van Cor Heeck. Heiloo, Kinheim, [1956]. |
Pim Pandoer en het raadsel van de Jordaan. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1957]. (Pim Pandoer, deel 6) |
De verdwenen logé. Met illustraties van Ben Horsthuis. Haarlem, De Spaarnestad, [1957]. |
Zwervers in Tiaga en Toendra. Heiloo, Kinheim, [1957]. |
De dood van Vuurland. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1957]. |
Reinout de kruisvaarder. Met illustraties van Rein van Looy. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1958]. |
Pim Pandoer, de heks van 's-Heerenberg. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1958]. (Pim Pandoer, deel 7) |
Kaspar de zwarte koning. Apeldoorn, Stenvert, [1958]. |
Het geheim van de Finalsgrot. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1958]. |
Niekie Niemand en de rode heks. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1958]. |
Pim Pandoer loopt in de val. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1959]. (Pim Pandoer, deel 8) |
Buitenbeentje; Buitenbeentje doet domme dingen; Buitenbeentje breekt een been; Buitenbeentje in het ziekenhuis; Buitenbeentje gaat op reis; Circus Buitenbeentje. Serie boekjes naar de gelijknamige radiouitzending. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1959]. |
Ridder Roland de Klauwaert. Met illustraties van Ben Horsthuis. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1960]. |
De wraak van Ridder Roland. Met illustraties van Ben Horsthuis. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1960]. |
Pim Pandoer vangt een grijze kat. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1960]. (Pim Pandoer, deel 9) |
Circusboy en de geheimzinnige kolonel. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1960]. (Bewerking van Circusboy under the big top (1958) van Dorthea Johnston Snow.) |
Circusboy en de leeuwentemmer. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1960]. (Bewerking van Circusboy (2) (ca. 1959) van Dorthea Johnston Snow.) |
Niekie Niemand op reis met Hollebol. Met illustraties van Ben Horsthuis. Heiloo, Kinheim, [1960] |
Ridder Roland en het gouden snoer. Antwerpen,
|
| |
| |
Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1961]. |
Pim Pandoer en het Spook van Sonsbeek. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1961]. (Pim Pandoer, deel 10) |
Pim Pandoer en de piraten in de Poolnacht. Met illustraties van Frans Lammers. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1962]. (Pim Pandoer, deel 11) |
Pim Pandoer vist op gladde aal. Met illustraties van Hans G. Kresse. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1963]. (Pim Pandoer, deel 12) |
Pim Pandoer en de Gouden Krokodil. Met illustraties van Hans G. Kresse. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1964]. (Pim Pandoer, deel 13) |
De goudschat van het arendsnest. Antwerpen, Zuid-Nederlandse Uitgeverij; Amsterdam, Standaardboekhandel, [1965] |
Pim Pandoer en de tijgerhaai. Met illustraties van Pim van Boxsel. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1965]. (Pim Pandoer, deel 14) |
Pim Pandoer in het slot van de levende dode. Met illustraties van Pim van Boxsel. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1966]. (Pim Pandoer, deel 15) |
Pim Pandoer en de ridder van de Turfburcht. Met illustraties van Pim van Boxsel. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1967]. (Pim Pandoer, deel 16) |
Pim Pandoer de meesterspion. Met illlustraties van Charles Burki. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1968]. (Pim Pandoer, deel 17) |
Pim Pandoer en het monster van Uttiloch. Met illustraties van Hans G. Kresse. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1969]. (Pim Pandoer, deel 18) |
Onder het pseudoniem Julca (Julia Beke en Carel Beke),
|
De boswachter bij het ven; Mieke Paardestaart; Loes Robbedoes; Anneke leert rolschaatsen. Bussum, Het Goede Boek. [1956]. |
Nieuw licht voor Annemieke; Sanneke Suikerzak, Het spooklicht op de hoge rots; Hoe Julian de prijs won. Bussum, Het Goede Boek, [1959]. |
Over Carel Beke
|
Harry Bekkering, Heldhaftig en vastberaden. Het avonturenboek. In: Harry Bekkering e.a. (red), De hele Bibelebontse Berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden. Amsterdam, Querido, 1989, blz. 318-341 |
Kees Hendrikse, Carel Beke, schepper van een held voor alle gezindten. In: Boekenpost, jaargang 3 (1994-1995), nr. 16, blz. 19-21. |
Miriam Szalata, Carel Beke waakt over zijn Pim Pandoer. In: De Gelderlander editie Arnhem, 24-4-1998. |
Frank de Glas, Een jeugdboekenfonds verschiet van kleur. De ontzuiling van uitgeverij Malmberg in de periode 1945-1965. In: B. Dongelmans e.a. (red.), Tot volle waschdom. Bijdragen aan de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur. Den Haag, Biblion, 2000, blz. 113-131. |
Werner Bossmann, De Meester is jarig. Carel Beke, geestelijk vader van Pim Pandoer, wordt negentig. In: De Gelderlander editie Arnhem, 25-9-2003. |
Karin Ghonem-Woets, Van een ‘Roomsche’ naar een ‘nieuwe kleur in 't werk’. Over de veranderingen in het jeugdboekenfonds van Zwijsen en Malmberg na 1945. In: Jaarboek voor de Nederlandse Boekgeschiedenis, jaargang 10 (2003), blz. 85-102. |
B.P.M. Dongelmans, Jeugdserieboeken: Pim Pandoer en Biggles. In: Wonderland, de wereld van het kinderboek. Zwolle, Waanders uitgevers; Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 2003, blz. 152-153. |
Janneke van der Veer, Van Arendsoog en Joop ter Heul. Oude kinderboeken over bakvissen, Hollandsche jongens, cowboys, kabouters en detectives. Arnhem, Terra, 2007. |
J.A. Bekkers, Nederlandse katholieke jeugdliteratuur. Druten, Nezzo Print en Copyshop, 2007. |
| |
| |
Marjan Schuddeboom, Bekend en onbekend. Deel II. Zoetermeer, Free Musketiers, 2008, blz. 31-37 |
Pjotr van Lenteren, Pim paste niet op de maan. In: Volkskrant, 4-1-2008. |
Thomas Verbogt, Onderwijzer. In: De Gelderlander editie Arnhem, 5-1-2008. |
Esther Hageman, Carel Beke 1913-2007. In: Trouw, 9-1-2008 |
Harry van der Ploeg, Voor altijd en eeuwig de schrik van de Imbosch. In: De Gelderlander, editie Arnhem, 20-11-2008. |
Jos Beke, Carel Beke (1913-2007), een ‘gewone’ schrijver. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jaargang 30 (2010), nr. 4, blz. 222-229. |
Lei Limpens, Willy Dols 1911-1944. Een verwachting die niet in vervulling mocht gaan. Sittard, Euregionaal Historisch Centrum Sittard-Geleen, 2011. |
Marc van Oostendorp. De tragische dood van een taalgeleerde. Lei Limpens schrijft biografie over Willy Dols. In: Onze Taal, jaargang 80 (2011), nr. 1. |
Karen Ghonem-Woets, Boeken voor de katholieke jeugd. Verzuiling en ontzuiling van Zwijsen en Malmberg. Zutphen, Walburg Pers, 2011. |
88 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2012
|
|