| |
| |
| |
Els Beerten
door Ria de Schepper
Foto: © Jan Simoen
Els Beerten werd op 27 maart 1959 geboren in Hasselt, België. Ze studeerde Germaanse Filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven en volgde daarna nog twee jaar toneelschool in Maastricht. Ze werkt als lerares Nederlands en Engels op een middelbare school in Aarschot.
Vanaf 1976 publiceerde ze gedichten en verhalen in de kinder- en jongerentijdschriften van uitgeverij Averbode. Ze debuteerde in 1987 met de jeugdroman Scènes. Haar boek Mijn tweede solo (1990) werd bekroond door de Kinder- en Jeugdjury Limburg. Voor Lopen voor je leven (2003) kreeg ze in 2004 de Gouden Zoen en in 2005 de Kleine Cervantes en de Vlaamse Kinder- en Jeugdprijs. Allemaal willen we de hemel (2008) werd gelauwerd met de Boekenleeuw, de Gouden Lijst en de Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs van de Jonge Lezer.
| |
Werk
Scènes (1987), het debuut van Els Beerten, is een verhaal over adolescenten op de toneelschool. De plot is opgebouwd als een toneelstuk en bevat veel toneeldialogen en verwijzingen naar klassieke stukken. De ik-figuur Jana moet nog wennen aan de nieuwe omgeving van de toneelschool en haar plaats zien te vinden binnen de groep. Allerlei gevoeligheden spelen een rol en liefdesperikelen verhogen de emoties. Met vallen en opstaan komt Jana tot het besef dat ze ondanks de spanningen en ruzies zichzelf moet blijven.
Beerten is een gedreven persoonlijkheid die in haar werk tal van elementen uit haar eigen leven verwerkt. Liefde voor toneel, dans en ballet vinden hun neerslag in Scènes en Mijn tweede solo (1990). Een verblijf in Senegal inspireerde haar tot het schrijven van Teranga-welkom
| |
| |
(1989) en Kattestrontjes (1993). De schoolwereld speelt een belangrijke rol in Wat een stomme meester! (1992) en in Simon (1993). Haar ervaringen als lerares hebben haar een goed inzicht gegeven in de psyche van jongeren. Die beschrijft ze met veel inlevingsvermogen. Aanvankelijk schreef ze vooral voor eerste lezers en jonge kinderen, maar ze is het meest geboeid door de wereld van jongeren en adolescenten.
In haar verhalen staan menselijke relaties centraal. Vaak concentreert ze zich op de gezinssituatie en de wrijvingen die daarbinnen kunnen ontstaan. In Een buik om in te kruipen (1988) wordt een meisje stikjaloers als ze een babybroertje krijgt. Vooral de angst om de geborgenheid en liefde van haar ouders te moeten missen, is een drijfveer. De relatie tussen ouders en kinderen komt eveneens aan bod in Twee kastelen (1987), een boek voor jonge kinderen. Elke kan goed opschieten met haar twee papa's; haar vriendje vindt dat vreemd. Maar Elke voelt zich gelukkig in haar nieuwe gezinssituatie, ook al heeft ze soms moeite met de praktische schikkingen die de volwassenen treffen.
De positie van het kind tegenover zijn ouders en hoe het daarmee omgaat, is het onderwerp van Zoveel te zien, zoveel te horen (1995), een boek dat Beerten samen met haar toen elfjarige dochter schreef. Anna heeft als enig kind een sterke band met haar moeder, van wie ze houding en reacties niet steeds begrijpt of weet te waarderen. Via anekdotes komt de psyche van Anna duidelijk naar voren.
De manier waarop volwassenen het leven van hun kinderen bepalen en domineren is indringend beschreven in In het donker is het veilig (1998). Twee broers vinden de ruzie tussen hun ouders zo bedreigend dat ze hun toevlucht zoeken tot een grote kast waar ze de twistgesprekken niet horen. Door in hun spel dromen en fantasieën tot verhalen te verwerken, creëren de broers hun eigen veilige leefwereld. Zo kunnen ze even ontsnappen aan de nare werkelijkheid die onvermijdelijk tot hen doordringt. Door de ogen van de broers analyseert Beerten genadeloos het gedrag van de ouders en het onheil dat ze aanrichten. In een sobere, suggestieve taal roept ze sterke emoties op. Dankzij een strakke compositie creëert ze een gespannen sfeer
De sterke band tussen twee broers met een verschillend karakter komt in In het donker is het veilig scherp tot uiting. Daarbij is de oudste niet steeds de verstandigste of de meest realistische van de twee. Een relatie tussen twee broers beschreef Beerten ook in Grote kleine broer (1993), zij het hier niet in een confronterende gezinsrelatie. De verhouding tussen de jongste en de oudste broer in een dagelijkse situatie staat op de voorgrond. Vooral de jongste maakt een mentale evolutie door en voelt zich
| |
| |
gesterkt in zijn positie tegenover de oudste.
In haar verhalen weet Beerten de stemmingen en gevoelens van kinderen en hun onderlinge relaties levensecht te beschrijven. Soms doet ze dat aan de hand van de fantasie van kinderen. Mijn hoofd zit te vol (1989) gaat over de dromen van Emma. Als ze tijdens het fietsen met haar vader bang wordt, geeft dat aanleiding tot allerlei fantasieën. In Wat een stomme meester! geeft de ezelsbank van meester Jos aanleiding tot verzinsels en dromen. Het wordt er ten slotte zo leuk dat het strafeffect van de bank helemaal verdwijnt, tot vreugde van de kinderen.
Jonas loopt in Een schat onder de vlag (1989) zijn eigen fantasieën achterna. Hij vindt een vreemde routebeschrijving in de zak van zijn moeder en beeldt zich in dat die naar een schat voert. Zijn zoektocht is spannend maar leidt tot iets heel anders dan verwacht. Ook in Mijn tweede solo wordt een geheim ontraadseld. De emotionele ups en downs van het meisje Eva dat aan ballet doet, gaan mooi samen met de zoektocht naar de muzikale erfenis van een choreograaf.
Het ontdekken van de eigen identiteit is het hoofdthema in twee boeken voor jongeren. De hoofdpersonen in Simon en Voorbij de blauwe lucht (1994) worden door de omstandigheden gedwongen om open en eerlijk te zijn tegenover zichzelf en de anderen. Ze moeten twijfels en angsten overwinnen. Zo zetten ze een stap in het groeiproces naar volwassenheid.
In Simon sluit de vlotte, stoere Peter vriendschap met Simon, een eenzelvige, buitengewoon verstandige jongen. Daarbij moet Peter keuzes maken. Het afscheid valt dan ook zwaar als Simon, die letterlijk niet van deze wereld is, hem verlaat. In dit verhaal over een ongewone vriendschap ligt het accent op de ontwikkeling van de personages, op de vragen die jongeren zich stellen en op de soms moeizame ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid. Beerten analyseert soms nadrukkelijk bepaalde situaties en laat Peter helder reflecteren op zichzelf en zijn omgeving.
In het poëtische tienerverhaal Voorbij de blauwe lucht is dat minder het geval. Henrike is in de ban van geuren en kleuren en loopt de beelden in haar hoofd achterna. Door het onbegrip van haar ouders begint ze aan zichzelf te twijfelen. Haar opa geeft haar de ruimte om op pad te gaan en zo haar leven in een eigen richting te sturen. De zwijgzame Henrike met haar rijke verbeelding is door Beerten levensecht getypeerd.
In de boeken van Els Beerten staat de psychologie van de personages voorop. De spanning is vaak onderhuids. Er zijn conflicten maar die worden meestal niet tot het uiterste gedreven. In haar debuutverhaal Scè-
| |
| |
nes is nog veel aandacht voor decor en setting maar in latere boeken worden die minder nadrukkelijk beschreven. Ook de soms expliciete analyses van situaties of relationele conflicten blijven, naarmate haar werk zich uitbreidt, achterwege. Gaandeweg is zij soberder en directer gaan schrijven. In Voorbij de blauwe lucht en In het donker is het veilig is dat al opvallend. De beeldspraak is verrassend en het taalgebruik suggestief en kernachtig. Of het nu gaat om realiteit of verbeelding, om vreugde, twijfels of angst: de auteur weet een passende sfeer te creëren en personages kernachtig te typeren. Af en toe is er ook plaats voor humor.
Beerten schrijft graag over jongeren die niet goed in hun vel zitten, over geborgenheid, vertrouwen hebben en eerlijk zijn tegenover jezelf en anderen. In twee omvangrijke adolescentenromans werkt ze deze thema's nog diepgaander en genuanceerder uit. In Lopen voor je leven (2003) loopt de achttienjarige Noor de marathon. Terwijl ze de kilometers wegrent, komen in flashback beelden en herinneringen uit het verre en nabije verleden op. Een traumatische gebeurtenis uit haar kindertijd bezorgde Noor schuldgevoelens en leidde tot de angst buitengesloten te worden. Dat zette haar aan tot hardlopen. De slopende marathon is een metafoor voor het verwerkingsproces om zich te bevrijden van de demonen uit het verleden. Dankzij haar doorzettingsvermogen krijgt Noor weer greep op haar leven. De cadans van het hardlopen bepaalt de strakke structuur van start tot aankomst, evenals het wisselende zinsritme. Er is een voortdurende slingerbeweging tussen heden en verleden, tussen het fysieke lopen en de innerlijke strijd in Noors hoofd.
In Lopen voor je leven heeft Noor een schuldcomplex omdat ze denkt mede verantwoordelijk te zijn voor de dood van een vriendinnetje. Ze moet daarmee in het reine komen; dat maakt deel uit van het opgroeiproces. Beerten wil jongeren in dit boek meegeven dat er een uitweg is voor iemand die het moeilijk heeft en blijft doorgaan. In haar volgende adolescentenroman Allemaal willen we de hemel (2008) gaat ze nog een stap verder. Hier is het uitgangspunt veeleer een vraag: Wat doe je als je denkt een goede keuze te hebben gemaakt, maar die blijkt fout te zijn en ingrijpende consequenties te hebben voor je omgeving. Kun je omgaan met zo'n schuldgevoel? Beerten plaatst het verhaal in een oorlogscontext waarin keuzes extreme gevolgen kunnen hebben. Ze werkte vijf jaar aan het boek en deed veel research.
Beide boeken voor adolescenten zijn psychologische romans over het verlangen van jonge mensen om gelukkig te zijn. De harde realiteit verhindert dat vaak, maar iedereen is verantwoordelijk voor zijn daden en moet een eigen weg vinden om in het
| |
| |
leven te staan.
In een interview met Karin Kustermans zei Beerten over Allemaal willen we de hemel: ‘Een boek is voor mij altijd een experiment. Ik zet mensen bij elkaar en kijk dan wat er gebeurt. Ik merkte bij mezelf dat het wel eens tijd werd om de grenzen tussen wit en zwart, goed en slecht te exploreren.’ Over haar betrokkenheid als auteur bij dit boek zei ze: ‘Bovendien schrijf ik het allerliefst vanuit een ik-standpunt - in dit geval meerdere ik-standpunten. Als ik schrijf, kruip ik echt in mijn personages. Dan probeer ik echt te voelen en te denken zoals dat personage zou voelen en denken.’ (Leesgoed)
| |
Allemaal willen we de hemel
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raken de vrienden Jef en Ward vervreemd van elkaar. Ward trekt uit idealisme met de Duitsers naar het oostfront en ondervindt al vlug dat de werkelijkheid niet overeenkomt met wat hem was voorgespiegeld. Jef blijft thuis, onder druk van zijn ouders. Als gevolg van een leugen over zijn rol wordt hij geëerd als held. De verschillende keuzes van Jef en Ward hebben grote gevolgen voor henzelf en hun familie tijdens en na de oorlog. De roman analyseert wat oorlog met mensen doet en hoe ieder op zijn manier probeert te overleven. Jonge mensen hebben dromen en idealen. Ze moeten keuzes maken en de consequenties dragen van hun daden.
Omslagontwerp: Nanja Toebak
Niets is zomaar goed of kwaad, zwart of wit.
Dit lijvige verhaal is opgebouwd uit korte hoofdstukken, afwisselend verteld vanuit vier personages: Jef, Ward, Renée en Remi. Renée, de zus van Jef, kan haar geliefde Ward niet vergeven dat hij collaboreert en zoekt troost in een muziekcarrière. Haar jongste broer Remi begrijpt niet alles wat rondom hem gebeurt en heeft zijn eigen visie op de gebeurtenissen. Voor hem is fantasie en het verlangen in de hemel te blijven geloven een afweermiddel tegen de hardheid van de oorlog.
| |
| |
Het is telkens even zoeken wie aan het woord is als ik-figuur maar de roman is minutieus opgebouwd en voert naar een verrassende climax. Muziek maakt op een speciale manier deel uit van het levensverhaal van elk van de vier hoofdpersonages. Muziek en de dorpsfanfare brengen vreugde, hoop en troost in het verhaal en vormen een knap leidmotief. De stijl is direct en krachtig, met kernachtige dialogen. Door het brede en genuanceerde scala van belevenissen en gevoelens is Allemaal willen we de hemel een echt cross-over boek.
| |
Waardering
De boeken van Els Beerten krijgen veel waardering. Vooral haar inlevingsvermogen en de koppeling realiteit-fantasie worden geapprecieerd. Wendy de Graaff noemt In het donker is het veilig (1998) ‘een adembenemend boek, waarin vooral de noodgedwongen ijzersterke band tussen de broers indruk maakt’ (Leesgoed). Belle Kuijken zegt over dit boek: ‘Els Beerten slaagt er in geloofwaardig te verwoorden hoe kinderen heel lang hun angsten onderdrukken en hoe frustraties uiteindelijk toch een uitweg vinden’ (De Morgen).
Vooral met haar twee adolescentenromans trok de auteur aandacht. Over Lopen voor je leven (2003) schrijft Jet Marchau: ‘Beerten heeft een manier gevonden om Noor via een terugblik te laten ontdooien en legt het emotionele proces bloot in een rijk, hartverwarmend en ontroerend verhaal’ (Leesidee Jeugdliteratuur). De jury van de Gouden Zoen looft de knappe compositie, de filmische vertelstijl en de manier waarop Beerten met enkele details personages haarscherp neerzet.
Over Allemaal willen we de hemel (2008) verschenen vele lovende recensies en artikelen. Veerle Vanden Bosch noemt het ‘een aangrijpend boek over morele keuzes en het verlangen naar geluk in donkere tijden’ (De Standaard). Bas Maliepaard omschrijft de roman als ‘een ontregelend drama over vriendschap en loyaliteit’ en spreekt zijn waardering uit voor de ‘prachtig uitgediepte karakters, die je zowel door de ogen van anderen als van binnenuit leert kennen’ (Trouw). Pjotr van Lenteren waardeert vooral ‘dat de knappe vorm zo onnadrukkelijk is en de ronduit spannende ontknoping niet in de weg zit’ (de Volkskrant). Volgens Mirjam Noorduijn zet Beerten lezers aan het denken, ‘de regie onverminderd strak in handen houdend met een moderne precieze stijl, kordate dansende zinnen en indringende beelden’ (De Groene Amsterdammer). Jet Marchau merkt op dat Beerten vooral uitblinkt in het beschrijven van gevoelens. Volgens haar verstaat zij de kunst ‘om heftige gebeurtenissen indringend te beschrijven zonder dramatisch te worden’ (De Leeswelp).
| |
| |
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Scènes. Leuven, Davidsfonds, 1987. |
Twee kastelen. Met illustraties van Paul de Becker. Leuven, Infodok, 1987. |
Een buik om in te kruipen. Met illustraties van Kristien Aertssen. Leuven, Davidsfonds, 1988. |
Mijn hoofd zit te vol. Met illustraties van Geert Vervaeke. Leuven, Infodok, 1989. |
Teranga-welkom. Met illustraties van Julian Webber. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Een schat onder de vlag. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Mijn tweede solo. Met illustraties van Joyce van Oorschot. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Wat een stomme meester! Met illustraties van Danny Juchtmans. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Simon. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Kattestrontjes. Met illustraties van Nicole Rutten. Leesproject Jeugdboekenweek 1993. Antwerpen, Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, 1993. |
Grote kleine broer. Met illustraties van Gerda Dendooven. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Voorbij de blauwe lucht. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
Met Eva Jaspaert, Zoveel te zien, zoveel te horen. Met illustraties van Gerda Dendooven. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1995. |
In het donker is het veilig. Amsterdam, Querido, 1998. |
De geluiden van beneden. Met illustraties van An Candaele. Leesproject Jeugdboekenweek 1998. Antwerpen, Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, 1998. |
Lopen voor je leven. Amsterdam, Querido, 2003. |
Allemaal willen we de hemel. Amsterdam, Querido, 2008. |
Over Els Beerten
|
Herman de Graef, Driemaal ‘jezelf ontdekken’. In: Jeugdboekengids, jaargang 30 (1988), blz. 37-40. |
Liliane Claeys (sam.), Aangenaam. Els Beerten. Documentatiemappen van Vlaamse jeugdauteurs, VBC, jaargang 10 (1992), nr. 5. |
Leen Vermeulen, Een babbel met Els Beerten. In: Indruk Magazine, maart 1993. |
Ria de Schepper, Els Beerten. In: Jeugdboekengids, april 1993. |
Moeder en dochter schrijven samen een jeugdboek. In: Het Nieuwsblad, 24-9-1995. |
Kathleen Amant, Moeder en dochter schreven samen een boek. In: De Standaard Stipkrant, 31-10-1995. |
Peter Grypdonck, Je wordt niet beter door te schrijven. In: Het Nieuwsblad, 5-11-1995. |
Ria de Schepper, Els Beerten. In: Schrijver gevonden. Tielt, Lannoo, 1998. |
Belle Kuijken, Kleine en grote angsten. In: De Morgen, 22-10-1998. |
Selma Niewold, Vluchten in de kast. In: de Volkskrant, 5-3-1999. |
Jant van der Weg, Indrukwekkende roman van Beerten. In: Friesch Dagblad, 24-9-2003. |
Koen Driessens, Els Beerten beschrijft lopen als loutering. In: Gazet van Antwerpen, 26-9-2003. |
Jet Marchau, Je kunt geen schaar zetten in het leven. In: Leesidee jeugdliteratuur, november 2003. |
Shirley Sitaldin, ‘Schrijven, dat ben ik, de rest is mijn beroep’. In: De Ware Tijd, 24-4-2004. (Interview) |
Koen Driessens, Helden en schrikschijters. In: Het Belang van Limburg, 16-5-2008. |
Patrick Jordens, ‘Laat je niet manipuleren door wie dan ook’. In: De Morgen, 28-5-2008. (Interview) |
Eefje Buenen, Niet de bedoeling. In: De Leeswelp, juni 2008. |
Hanneke Van den Berg, Els Beerten grijpt je bij je strot. In: Het Parool, 3-6-2008. |
Veerle Vanden Bosch, Helden gaan niet naar de hemel. In: De Standaard der Letteren, 18-7-2008. |
| |
| |
Mirjam Noorduijn, We zijn God niet. In: De Groene Amsterdammer, 1-8-2008. |
Jant van der Weg, Een held tijdens de oorlog in Vlaanderen. In: Friesch Dagblad, 2-8-2008. |
Pjotr van Lenteren, Mogen we pas na de oorlog met leven beginnen? In: de Volkskrant, 12-9-2008. |
Karin Kustermans, ‘Ik breng mezelf en de lezer in vertwijfeling, en eigenlijk was dat mijn bedoeling ook’. In: Leesgoed, nr. 8, 2008. (Interview) |
Bas Maliepaard, Held of verrader: zo simpel ligt dat niet. In: Trouw, 10-1-2009. |
Karel Berkhout, Tussen achterklap, verwijten en harmonie. In: NRC Handelsblad, 6-2-2009. |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek. |
Websites
|
www.elsbeerten.com |
www.leesplein.nl |
www.villakakelbont.be |
81 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2009
|
|