| |
| |
| |
Harriët Beecher Stowe
door Sylvia Dornseiffer
Harriët Beecher Stowe werd geboren in 1811 in Litchfield in de Noord-Amerikaanse staat Connecticut. Haar vader was dominee dr. Lyman Beecher. Haar moeder Roxanne Foot stierf toen zij vier jaar was. Lyman Beecher hertrouwde en Harriët had een gelukkige jeugd. Toen zij twaalf jaar was vertrok zij naar Hartford, naar de meisjesschool van haar zuster Catherine. Tot haar huwelijk in 1836 met prof. Calvin Stowe, een prominent theoloog, verbleef zij op deze school, eerst als leerlinge en later als onderwijzeres.
Hattie, zoals zij genoemd werd, was een fervent briefschrijfster. Zij schreef dagelijks over emotionele onderwerpen als religie, Gods liefde voor de mensen, haar adoratie voor Christus en haar pogingen om een zuiver leven te leiden. Onder invloed van haar oom Samuel las zij de klassieken en poëzie en proza van onder anderen Lord Byron en Sir Walter Scott.
In 1833 maakte zij voor het eerst kennis met de slavernij door een verblijf op de plantage in Kentucky, die later in Uncle Tom's Cabin beschreven zou worden als die van Mr. Shelby. Pas in 1852 zou Harriët Beecher Stowe, onder invloed van haar jongere broer Henry Ward Beecher, predikant en fel tegenstander van de slavernij, haar belangrijke bijdrage leveren in de discussie tussen vooren tegenstanders van de slavernij. Voor die tijd schreef zij uitsluitend religieuze en pedagogische artikeltjes in de Western Monthly en de New York Evangelist en schetsjes over New England, haar streek van herkomst. Zij schreef voornamelijk om haar gezin, dat uiteindelijk uit zeven kinderen zou bestaan en niet rond kon komen van het salaris van Prof. Stowe, te onderhouden.
Na het succes van Uncle Tom's Cabin kende het gezin geen geldgebrek meer. Harriët Beecher Stowe
| |
| |
bleef, volgens de biografen, een eenvoudig en godsvruchtig huiselijk leven leiden. Heel gelukkig was de afloop van haar leven niet: één zoon verdronk en een tweede verdween op mysterieuze wijze. Haar broer werd ervan beschuldigd een vrouwelijke parochiaan verleid te hebben en zijzelf werd hard aangevallen door pers en literaire wereld op haar morele bemoeienis met het privéleven van Lord Byron in haar boek Lady Byron Vindicated (1870). In 1896 stief zij in Hartford.
| |
Werk
In 1850 nam Het Congres de Fugitive Slave Act aan, waardoor iedereen het recht kreeg jacht te maken op weggelopen slaven en de hulp van de politie in te roepen om de slaven naar hun eigenaars terug te brengen. Harriët Beecher Stowe werd gegrepen door het onderwerp en begon gegevens te verzamelen waarmee ze de hoofdredacteur van The National Era benaderde. Hij gaf haar de opdracht te schrijven over de slavenexploitatie. De eerste aflevering van Mrs. Beecher's feuilleton verscheen op 2 juni 1852. Veertig afleveringen had zij nodig om de geschiedenis van Oom Tom te vertellen. John P. Jewett, eigenaar van een drukkerij en onbekend met het uitgeversvak, gaf het feuilleton in 1852 in boekvorm uit onder de titel Uncle Tom's Cabin; or life among the Lowly. In Noord-Amerika en Europa was het succes fenomenaal en zonder precedent. Alles wat zij hierna schreef werd verslonden, maar is nu in de vergetelheid geraakt.
Het werk dat Harriët Beecher Stowe schreef voor volwassenen omvat een twaalftal romans, evenzoveel korte verhalenbundels, religieuze poëzie en een grote hoeveelheid artikelen en essays. Voor kinderen schreef zij heel weinig.
Harriët Beecher Stowe streefde in haar werk geen artistieke effecten na. Door fictie wilde zij een verhaal vertellen en door non-fictie een aantal inzichten weergeven. Zij schreef op realistische wijze om haar religieus geïnspireerd idealisme uit te dragen. Haar stijl is eenvoudig en sentimenteel. Het ging haar voornamelijk om het neerzetten van karakters en situaties en minder om exacte beschrijvingen. Zij sloot daarmee nauw aan bij de 19e eeuwse romanconventies.
Harriët Beecher Stowe heeft haar succes en bekendheid te danken aan één boek, Uncle Tom's Cabin, en aan een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Amerikaanse geschiedenis: de afschaffing van de slavernij in 1865. Binnen een half jaar werden in de Verenigde Staten 300.000 exemplaren verkocht. In Engeland verscheen het boek bij twaalf uitgevers (Mrs. Beecher's auteursrechten waren niet voldoende beschermd) met een totaaloplage van één miljoen. Het boek werd in veertig talen vertaald. In Nederland verscheen het
| |
| |
voor het eerst in 1853 in de vertaling van C.M. Mensing.
In literaire kringen werd het boek enthousiast ontvangen. Alfred de Musset en George Sand verklaarden dat het een meesterwerk was. Venijnige kritiek was afkomstig uit de Zuidelijke Staten van de Verenigde Staten en van de New Yorkse Journal of Commerce, de spreekbuis van de Noordelijke kapitalisten, die weliswaar geen slaven hielden, maar geïnvesteerd hadden in katoenplantages in het Zuiden. Mrs. Beecher verweerde zich tegen deze kritiek door The Key to Uncle Tom's Cabin (1853) te schrijven, waarin zij in 416 pagina's authentieke bewijzen geeft van de onmenselijkheid van de slavernij. De roman, en zeker de reacties erop, dreven de tegenstellingen tussen Noord en Zuid nog verder op de spits.
Uncle Tom's Cabin werd met succes voor het theater bewerkt, een kunstvorm die Mrs. Beecher verfoeide. In 1903 werd het boek voor het eerst verfilmd. In 1964, toen de rassendiscriminatie in Amerika opnieuw een actueel onderwerp was, werd het boek nog eens verfilmd.
| |
De Negerhut van Oom Tom
De roman begint met een gesprek tussen Mr. Shelby, een humaan plantagehouder, en de slavenhandelaar Haley, Mr. Shelby heeft financiële moeilijkheden en is gedwongen Tom, zijn beste en trouwste slaaf te
Illustratie uit De hut van oom Tom
verkopen, samen met de mooie Eliza en haar zoontje. Eliza vlucht naar het Noorden (er bestond een vluchtroute naar het Noorden, de zogenaamde Underground Railway). De in tien regels neergeschreven wanhopige vlucht over de ijsschotsen van de rivier Ohio is een van de beroemdste scènes uit het boek. Tom berust in zijn lot en hem wachten de ergste verschrikkingen. Even lijkt het lot hem gunstig gezind wanneer hij eigendom wordt van Augustine St. Clare, een rijk man uit New Orleans wiens engelachtige dochtertje Eva door Tom van de verdrinkingsdood is gered. Maar Eva en St. Clare sterven kort na elkaar en Tom wordt verkocht aan Simon Legree, een slavenhouder van het ergste soort. Tom
| |
| |
sterft aan een genadeloze afranseling, maar niet voordat hij zijn beulen vergiffenis heeft geschonken. Hij is nog maar net begraven of de zoon van Mr. Shelby arriveert om hem terug te kopen. Thuis in Kentucky laat de jonge Shelby al zijn slaven vrij. Tom is niet voor niets gestorven.
Om tot een juiste waardering te komen moet De Negerhut van oom Tom gelezen worden als een historisch document. Het is een tendensroman, waarin onopgesmukt uiting wordt gegeven aan dat wat in die tijd in vele harten leefde: dat de slavernij moest verdwijnen. De schrijfster verklaarde zelfs dat God haar hand geleid had bij het schrijven van de roman.
De tragische lotgevallen van de slaaf Tom hebben lezers van steeds weer nieuwe generaties tot tranen toe bewogen. Over het effect van een van de vele bewerkingen voor de jeugd schrijft J. Presser in 1946 ironisch: ‘Ik weet nog zo goed wat op mij destijds de diepste indruk gemaakt heeft: het hallelujah-sterfbed van de kleine Eva en ik herinner me, hoe ik een poging deed, dit aan mijn kleine zusjes voor te lezen, maar bij de laatste woorden van de kleine engel (“O, liefde, vreugde, vrede”) in tranen uitbarstte en niet verder kon, waarna deze zusjes, misschien nog meer geroerd door mijn aandoening dan door de godzalige wijze waarop hier gestorven werd, in haar nachtponnetjes zaten te blaten van verdriet.’
De Negerhut van oom Tom is een suikerzoet verhaal met een hoofdpersoon die een bovenmenselijke grootmoedigheid tentoonspreidt. Het verhaal bevat romantechnische tekorten, zoals de onmogelijkheid om Toms leeftijd vast te stellen en de onnozele rol die de titel in het verhaal krijgt toebedeeld. De uitgesponnen tekst van de roman is voor de huidige lezer langdradig; de verhaalfiguren zijn of van fondant of van een bijna karikaturale wreedheid. Aardig is wel dat de schrijfster de kortzichtigste uitspraken over de slavernij uit de mond laat komen van Miss Ophelia, een vrouw uit het Noorden. De meest sympathieke taal over het vraagstuk is van St. Clare, een slavenhouder. Het boek komt op de huidige lezer over als gedateerd en naïef.
| |
Bewerkingen
Uncle Tom's Cabin is niet voor kinderen geschreven, maar al in 1853 verscheen een speciale jeugduitgave met een voorwoord van de schrijfster. Zij schrijft dat zij De Negerhut voorlas aan haar kinderen. De bewerking heeft zij op dit gegeven geënt: Tante Marie vertelt haar neefjes en nichtjes de lotgevallen van Oom Tom. Voorts roept zij de jeugd op een voorbeeld te nemen aan Eva, maar meer nog aan de Here Jezus. In de Nederlandse vertaling wordt de jeugd opgeroepen zich tegen de slavernij te verzetten: ‘God geve dat deze blik in de hut iets moge bijdragen om de schandelijke kluisters te verbreken,
| |
| |
waarin zovelen zijner kinderen zuchten.’ In de bewerkingen zijn veelal die passages geschrapt die niet rechtstreeks tot de geschiedenis van Oom Tom horen en is het taalgebruik afgestemd op verschillende leeftijdsgroepen. C.S. Adema van Scheltema bewerkte de roman in 1892, niet om een verbetering van de bestaande vertaling te geven, maar om de ‘fijne - tot hart en geweten sprekende - toetsen’, die tot het gemoed van kinderen spreken kunnen, nog meer te benadrukken. Nannie van Wehl verzorgde in 1937, 72 jaar na de afschaffing van de slavernij, een beknopte jubileum-uitgave. P. de Zeeuw J. Gzn. bewerkte het verhaal in 1938 in de serie ‘Oud Goud’ en F. Schregel-Onstein verzorgde in 1974 een pocket-uitgave. De Hut van Oom Tom in de nieuwe, leesbare vertaling en bewerking van Jos. Wayboer verscheen in 1966 en staat nog het dichtst bij de originele tekst.
| |
Bibliografie
Romans
|
Uncle Tom's Cabin; or life among the Lowly (1852): De Negerhut: Een verhaal uit het slavenleven in Noord-Amerika. Met illustraties van C. Copeland. Vertaald naar de 20e dr. door C.M. Mensing. Haarlem, Kruseman, 1853. |
De Hut van Oom Tom: Een verhaal uit het slavenleven in Noord-Amerika. Nieuwe bewerking van Jos. Wayboer. Den Haag, V.A. Kramers, 1966. (Tegenwoordig uitgegeven door Van Goor Zonen, Den Haag.) |
Dred: A tale of the great Dismal Swamp (1856), The Minister's Wooing (1859), The pearl of Orr's Island: A story of the Coast of Maine (1862) en Agnes of Sorrento (1862). Enkele van deze werken werden direct na verschijnen in het Nederlands vertaald, voornamelijk door C.M. Mensing. |
Bewerkingen
|
Een kijkje in de hut van oom Tom door Tante Marie voor hare neefjes en nichtjes. Met een toespraak van de schrijfster Harriët Beecher Stowe aan de jeugd. Uit het Engels vertaald door A.G. Bruinses. Met platen. Sneek, Van Druten & Bleeke, 1853. |
De Negerhut door H. Beecher Stowe. Nieuwe vertaling door C.S. Adema van Scheltema. Met platen. 10e uitg. der bewerking van C.M. Mensing. Met voorrede van C.S. Adema van Scheltema. Arnhem/Nijmegen, Gebr. E & M Cohen, 1892/1893. |
De Negerhut, bewerkt door N. van Wehl. Rotterdam, A. Voorhoeve, 1937. |
De Hut van oom Tom. Verhalen uit vroeger tijden opnieuw aan Neerlands jeugd verteld door P. de Zeeuw J. Gzn. Den Haag, Van Goor en Zonen, 1938. |
De Hut van Oom Tom. Bewerkt door Francine Schregel-Onstein. Ridderkerk, Ridderhof, 1974. |
Kinderboeken
|
A Geography for my children (1855), non-fictie; Queer little people (1867), dierenverhalen; Little Pussy Willow (1870), Betty's bright Idea (1876), A dog's mission (1881). |
Over Harriët Beecher Stowe
|
Charles Edward Stowe, Life of Harriët Beecher Stowe. Boston, Houghton Mifflin, 1889. |
Charles Edward Stowe & Lyman Beecher Stowe, Harriët Beecher Stowe: The story of her life. Boston, Houghton Mifflin, 1911. |
| |
| |
J. Kloos-Reyneke van Stuwe, Het leven van Harriët Beecher Stowe. In: De Nieuwe Gids, jaargang 44 (1929), Deel I, blz. 238-245, 599-605; jaargang 45 (1930), deel I, blz. 116-123, 246-252, 620-625, 742-750 en Deel II blz. 234-240, 343-346, 625-632. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Amsterdam, 1950, blz. 242. |
Noel B. Gerson, Harriët Beecher Stowe. A Biography. New York, 1976. |
Kees Fens, De Negerhut van Oom Tom, een neger die berust in zijn lot. In: Studio (1979), nr. 32. |
14 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1987
|
|