| |
| |
| |
Nina Bawden
door Herman Tromp
Foto: Fay Godwin
Nina Bawden is op 19 januari 1925 in Londen geboren. Haar moeder was lerares en haar Italiaans-Schotse vader een marineofficier die zijn schip nooit alleen durfde te laten. Tijdens de oorlog werd Nina vanuit Londen geëvacueerd en verbleef ze, nu ook nog zonder haar moeder en broertjes, een tijdlang bij verschillende gastgezinnen in het mijnbouwgebied in Zuid-Wales. De ervaringen die ze daar opdeed, verwerkte ze in 1973 in Carrie's War (Carry's kleine oorlog).
Na de oorlog bezocht ze, inmiddels getrouwd met H.W. Bawden, het Summerville College in Oxford. Ze was daar jaargenote van de latere eerste minister Margaret Thatcher en studeerde af in filosofie, politieke wetenschappen en economie. In 1954 hertrouwde ze met Austen Kark. Zij heeft vier kinderen: drie zoons uit haar eerste en één dochter uit haar tweede huwelijk.
Van 1968 tot 1976 is Nina Bawden werkzaam geweest als politierechter in het graafschap Surrey. Van 1968 tot 1971 zat zij in het dagelijks bestuur van pen, de internationale schrijversorganisatie. Sinds 1970 is zij lid van de Royal Society of Literature. Daarnaast was zij voorzitter van de Society of Women Writers and Journalists.
In 1974 kreeg Bawden voor Carrie's War een Carnegie Medal. Twee jaar later ontving zij de Guardian Award for Children's Fiction voor The Peppermint Pig (Het suikerbiggetje). Voor het voor volwassenen bedoelde Afternoon of a Good Woman kreeg ze in 1978 de Yorkshire Post Novel of the Year Award. In 1987 stond haar roman Circles of Deceit op de zogenaamde shortlist voor de prestigieuze Booker Prize. Haar jeugdboek The Real Plato Jones stond in 1995 op de shortlist voor de W.H. Smith Mind Boggling Books
| |
| |
Award en Granny the Pag werd in 1996 genomineerd voor de Carnegie Medal. In Nederland is in 1983 aan Carry's kleine oorlog een Vlag en Wimpel toegekend. Drie jaar later ontving Bawden voor Ons vertellen ze nooit iets dezelfde onderscheiding.
De meeste van haar boeken zijn in heel veel talen vertaald. Een groot aantal van haar jeugdboeken is verfilmd of voor de televisie bewerkt.
Nina Bawden woont afwisselend in Islington, Londen en in Nafplion, Griekenland.
| |
Werk
In 1953 publiceerde Nina Bawden haar eerste thriller voor volwassenen. Ze bleef dit genre en haar doelgroep trouw tot ze in 1963 min of meer bij toeval een nieuw lezerspubliek ontdekte. Dat was toen haar kinderen in de kelder van hun huis een geheime doorgang naar het buurhuis vonden. Op hun verzoek schreef ze daar een verhaal over dat later ook gepubliceerd werd: The Secret Passage (1964). Dat was het begin van een succesvolle nevencarrière als jeugdboekenauteur. In totaal schreef ze ruim twintig romans voor volwassenen en bijna even veel kinder- en jeugdboeken. De meeste daarvan hebben eigen ervaringen en belevenissen als uitgangspunt en spelen in een omgeving waaraan ze vanuit haar jeugd selectieve herinneringen bewaart. Zulke herinneringen zijn voor haar werk veel bruikbaarder dan waarnemingen, heeft ze in interviews vaak herhaald.
Illustratie van Jan Jutte uit Freddie
Het bekendste voorbeeld van zo'n ‘waargebeurd’ verhaal is het in Zuid-Wales gesitueerde Carry's kleine oorlog. Freddie is het verhaal over een ondernemende eekhoorn die tijdens de oorlog op een boerderij in Shropshire rondscharrelde. Daar woonden toen haar moeder en broertjes en tijdens de vakanties verruilde Nina Bawden Wales voor deze streek. Snoef kende als aanleiding een rechtszaak die ze moest behandelen. Het door de bbc verfilmde Het suikerbiggetje is gebaseerd op verhalen die zij van haar moeder en oma hoorde over het harde leven aan het eind van de negentiende eeuw in Norfolk. Omdat haar man naar Amerika vertrokken was, moest Nina's oma als jurkenmaakster keihard werken om
| |
| |
haar kinderen te kunnen voeden en kleden.
Voor je vrijheid moet je vechten, een verhaal met dezelfde hoofdpersoon als in Carry's kleine oorlog en daardoor als een vervolg op te vatten, gaat over politieke intriges in het Griekenland ten tijde van het kolonelsregime. De aanleiding was een vakantiebezoek aan de Monembassia, een indrukwekkende rotsvesting op de Peloponesos. The Real Plato Jones (1993), het vervolg op De vondeling, is geïnspireerd op de situatie dat er vlak bij haar Griekse huis een enorme bosbrand woedde.
In Bawdens eerste boeken valt het grote verschil op dat bestaat tussen de beschrijvingen van haar intriges en de typering van de karakters. Zo veelzijdig als de personen uit de verf komen, zo eenvoudig en traditioneel zijn vaak de plots. Die zijn vooral spannend, zijn omgeven door een sfeer van geheimzinnigheid en geven, zeker in haar eerste boeken, een onwaarschijnlijk beeld van de werkelijkheid. Raadsels moeten worden opgelost en dat levert spannende avonturen op van als detective optredende kinderen die juwelendieven ontmaskeren en gewelddadige boeven achtervolgen tegen een in dit genre voorspelbare achtergrond van mysterieuze gebouwen en griezelige grotten. Zelfs als er geen speurdersdraad door de verhalen loopt, zijn ze ontegenzeglijk spannend.
In de eerste boeken van Nina Bawden treden, geheel in de traditie van het genre, nauwelijks volwassenen op. De meestal in een groepje opererende jonge hoofdpersonen bevinden zich bovendien tijdelijk in een hun volstrekt onbekende omgeving. Daardoor hebben ze oog voor alles wat ongewoon is. Zowel de verhaalfiguren als de lezers genieten van het avontuur en de goede afloop ervan.
Dit recept past ze onder meer toe in Devil by the Sea (1957), The Secret Passage (1964), The Witch's Daughter (1966) - als Een heksentoer in 1981 in het Nederlands uitgegeven - en A Handful of Thieves (1967) dat tien jaar later als Een handjevol dieven in vertaling uitkwam.
Na de eerste reeks van vooral spannende boeken verandert haar werk. Volwassenen gaan een steeds belangrijker rol in de verhalen spelen. Omdat Nina Bawden hen consequent vanuit een kinderlijk perspectief bekijkt, geeft ze een vaak rake analyse van de relatie tussen kinderen en volwassenen. Haar ervaring als ‘sleutelgatkind’ komt haar daarbij goed van pas: als kind was zij namelijk al mateloos geïnteresseerd in wat volwassenen deden. Ook verschuift het accent steeds nadrukkelijker van het avontuur omwille van de spanning naar het leren omgaan met soms gecompliceerde gevoelens. In de boeken die aan het eind van deze ontwikkeling geschreven zijn, spelen volwassenen zelfs een centrale rol. In Carry's kleine oorlog komen een paar fascinerende personen voor, waar de verhaalfiguren heel wat mee te stellen hebben en van wie ze ook heel wat leren. In Het suikerbiggetje besteedt ze
| |
| |
veel aandacht aan de gevoelens van de gezinsleden, als het huisvarken naar de slager wordt gebracht. Lex, de geadopteerde jongen in het absurdistische De vondeling, ziet zijn gelukkige leventje danig verstoord als hij een fortuin erft en plotseling veel vrienden krijgt. Als hij ten slotte voor de problemen op de vlucht slaat, beseft hij dat hij niemand heeft kunnen helpen en dat hij is blijven zitten met allerlei vragen over zijn afkomst. Het sciencefictionboek Off the Road (1998) laat zien dat de levens van volwassenen en kinderen nauw met elkaar verbonden zijn. In dat boek gaat de twaalfjarige Tom in het jaar 2040 zijn op 65-jarige leeftijd afgedankte opa achterna die verbannen is naar de zogenaamde buitenwereld. Hij ontdekt dat daar de ware vrijheid heerst, dat de mensen elkaar nog met respect bejegenen. Iets wat in zijn eigen leefomgeving niet meer voorkomt.
Uit deze boeken blijkt dat Bawden de lezende jeugd begrijpt en haar ideeën en idealen respecteert. Die verwerkt ze, vaak overgoten met een laagje humor, in de karakters van haar boeken.
In veel van haar boeken weet Bawden magische elementen als hekserij zo te verwerken dat ze uiterst realistisch lijken. De lezer accepteert bijvoorbeeld de paranormaal begaafde Hepzibah Green uit Carry's kleine oorlog en de blinde Perdita uit Een heksentoer, die denkt dat ze kan vliegen en daadwerkelijk de toekomst kan voorspellen, als echte heksen. Overigens van de soort die het goede dienen. Die acceptatie komt mede doordat Nina Bawden een innemend vertelster is die veelvuldig gebruik maakt van levensechte dialogen. Ze weet ook afwisseling aan te brengen door allerhande nevenintriges in haar verhalen te vlechten. Hoewel vaak allerlei ontwikkelingen naast en door elkaar plaatsvinden, blijken ze toch steeds alles met elkaar te maken te hebben.
Met haar opwindende en meeslepende avonturenverhalen beoogt Bawden, volgens eigen zeggen, wel degelijk een herkenbare wereld te creëren. Met haar ‘social comedies with modern themes and settings’ wil ze haar lezers uitnodigen aan de actie deel te nemen. Ze wil hen met de vraag confronteren of zij in die beschreven situatie moedig de confrontatie zouden aangaan of juist voor de problemen op de loop zouden gaan.
In haar verhalen blijken de jonge hoofdpersonen regelmatig in staat onwaarschijnlijke daden te verrichten, maar wat ze denken, voelen of zeggen komt op de lezer nooit ongeloofwaardig over. Door de taal die zij haar verhaalfiguren in de mond legt, de gevoelens die bij hen opkomen en de gedachten die zij daarbij hebben, blijven de kinderen in haar boeken herkenbaar als echte kinderen. Ze beschrijft haar personages zelden, maar schetst hen aan de hand van hun reacties op wat hun overkomt en hun relaties met wie zij ontmoeten.
| |
| |
Hoewel Bawden het genre van het spannende boek haar hele carrière trouw is gebleven, is ze ‘narigheid’ nooit uit de weg gegaan. Armoe, echtscheiding en wreedheid hoeven helemaal niet altijd tot nare, treurige, realistische boeken te leiden, heeft ze ooit eens opgemerkt: al dat soort narigheid kan in een kinderboek deel uitmaken van een harmonieus geheel. Zo heeft ze zich ontwikkeld tot een schrijfster die telkens weer kiest voor de ‘behandeling’ van een complexe situatie, waarin verschillende ontwikkelingen door elkaar lopen. In Voor je vrijheid moet je vechten zijn dat de politieke intriges ten tijde van het kolonelsbewind in Griekenland. In Ons vertellen ze nooit iets gaat het over een ingewikkelde familievete waar de kinderen het slachtoffer van zijn. In De vondeling raakt een vondeling verzeild in een conflict met een jeugdbende. Apekool gaat over achterbaksheid en een hoofdpersoon die valselijk beschuldigd wordt. Het maakt daarbij niet uit of die verhalen in het verleden, het heden of de toekomst spelen; ze gaan alle over een indringende vorm van ‘emotioneel realisme’.
| |
Het suikerbiggetje
Poll en haar broertje Theo moeten met hun moeder en broer en zus vanuit Londen verhuizen. Het is het eind van de negentiende eeuw en vader Greengrass heeft op zijn werk zo veel problemen gehad dat hij ontslag heeft genomen. Hij is naar Amerika vertrokken om daar de komst van zijn gezin voor te bereiden. Ondertussen moet zijn vrouw al haar spullen verkopen en gaat logeren bij haar schoonzusters in Norfolk.
Als huisdier nemen ze daar een biggetje, het minst geslaagde uit de worp. Het beest noemen ze Johnny en wordt al gauw de lieveling van de twee jongste kinderen. Ze behandelen het alsof het een hondje is. Toch is het meer dan alleen een speelkameraadje, het is ook een dier dat hun nu en dan troost geeft. Hoewel die situatie voor iedereen moeilijk is, hebben vooral Poll en Theo er veel last van. Ze zijn niet alleen tijdelijk hun vader kwijt, ze moeten ook wennen aan een nieuwe omgeving, een nieuwe school, en een andere manier van leven. Poll voelt zich sinds de komst van het biggetje minder eenzaam en Theo, die altijd wordt geplaagd omdat hij zo klein is, hoeft maar naar die kleine roze Johnny te kijken, om de moed erin te houden. Johnny wordt met de dag groter, dat zal bij hem ook wel ooit komen.
Maar juist het feit dat Johnny groter wordt, geeft problemen. Op den duur kan hij niet meer zo gemakkelijk onder tafel doorlopen, neemt steeds meer ruimte in en wil altijd eten, terwijl de twee tantes en hun logés zelf niet zo veel te eten hebben. Het zit er dus dik in dat Johnny ten slotte de weg van veel volwassen varkens zal gaan.
Mooi wordt beschreven hoe iedereen op het verdwijnen van Johnny reageert. Poll wil bijvoorbeeld niet meer verder leven van verdriet. Alle personen in het boek vinden hun eigen ma-
| |
| |
Omslagillustratie: Juliette de Wit
nier om te leren omgaan met het probleem.
In het boek dat in 1976 voor het eerst in een Nederlandse vertaling uitkwam en in 1988 voor de tweede keer, nu in een vertaling van Els Pelgrom, heeft Nina Bawden veel van haar grootmoeders verhalen verwerkt. Naast die van het varkentje dat daadwerkelijk als gezinslid in de huiskamer geleefd heeft, zijn dat spannende of amusante intermezzo's als die over de krankzinnige zoon van de wasvrouw of de spookkoets.
| |
Carry's kleine oorlog
De jonge weduwe Carry vertelt aan haar kinderen wat haar en haar broertje Nick tijdens de Tweede Wereldoorlog in een klein dorpje in Wales is overkomen, toen zij vanuit Londen waren geëvacueerd. Ze komen terecht bij de lastige, zeurderige mijnheer Evans die samen met zijn zachtaardige zuster, Louise, een kruidenierswinkeltje heeft. Hun nieuwe vriendje, Albert Sandwich, verblijft tijdelijk in een geheimzinnig huis bij de heks Hepzibah Green. Een heks in de betekenis van een wijze vrouw. Zij weet dingen die andere mensen niet weten en ziet er vooral door haar priemende ogen nogal angstaanjagend uit. Voor ze het weten raken Carry en haar vrienden verstrikt in een ingewikkelde familievete tussen Evans en zijn zieke zuster die door Hepzibah wordt verzorgd. Carry ontdekt dat een schedel die in het huis bewaard wordt, iets met die vete te maken heeft. Ze bedenkt dat het probleem zal zijn opgelost als ze ervoor zorgt dat die raadselachtige schedel verdwijnt. Ze gooit hem dus in het water. Als de zieke mevrouw sterft, lopen de gebeurtenissen uit de hand. De ‘heks’ Hepzibah moet het huis verlaten; het huis brandt af, precies zoals dat voorspeld was en Carry keert terug naar Londen met het gevoel dat het allemaal haar schuld is. Jaren later keert ze als weduwe terug naar het dorp en dan ontdekt ze samen met haar kinderen dat ze geen schuld heeft gehad aan het drama dat zich indertijd heeft afgespeeld.
| |
| |
| |
Waardering
In Engeland en ook in Amerika en Canada is Nina Bawden een zeer gewaardeerde schrijfster. Aidan Chambers wijdt in The Horn Book Magazine bijvoorbeeld lovende woorden aan Carrie's War. Volgens hem weet Nina Bawden als geen ander de ingewikkelde relatie van kinderen en volwassenen te verbeelden. In veel andere recensies wordt zij voortdurend geafficheerd als een van de beste kinderboekenschrijfsters die weet wat opgroeiende kinderen het liefst lezen. Granny the Pag (1996) over een dochter van rondtrekkende toneelspelers die door haar ouders aan haar lot wordt overgelaten en bij haar oma een warm onderdak vindt, stond in 1999 op de lijst van een soort kinderjury in de westelijke provincies en staten van Canada en de Verenigde Staten.
In Nederland is de aandacht voor Nina Bawden wat afgezwakt. Uitgeverij Querido heeft de nieuwere boeken niet meer laten vertalen, terwijl de verantwoordelijk redacteur toch zegt ‘altijd een zwak voor typisch Engelse auteurs als Nina Bawden en Barbara Willard’ te hebben gehad. Ook Bart Moeyaert denkt met plezier terug aan de tijd dat hij als veertienjarige de boeken van Bawden las en zo leerde onderscheid te maken tussen haar werk en bijvoorbeeld de serieboeken van Enid Blyton.
De meeste recensenten die in de jaren tachtig haar werk bespraken waren eensgezind in hun waardering voor de uitgebalanceerde karakterschetsen van haar hoofdpersonen. Vrijwel zonder uitzondering waren ze vol lof over de overtuigingskracht van haar soms zeer beeldende taalgebruik. Kritische kanttekeningen plaatsten zij regelmatig bij het in hun ogen wat al te voorspelbare stramien van de verhaalconstructie, die hen soms verleidde tot negatieve kwalificaties als ‘onderhoudend’.
Ondanks de ook wel gehoorde bezwaren tegen het soms wat al te grote triviale karakter verwoordt Herman Verschuren het vrij algemeen geaccepteerde oordeel als volgt: ‘Laat sommige verhalen wat al te veel speurdersverhaal zijn, het beste dat ze te bieden heeft hoort tot het betere deel van de jeugdliteratuur.’
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaalde jeugdboeken
|
Devil by the Sea (1957), The Secret Passage (1964), On the Run (1965), The White Horse Gang (1966), The Outside Child (1989), The Real Plato Jones (1993), Granny the Pag (1996), Off the Road (1998). |
In het Nederlands vertaald
|
The Witch's Daughter (1966): Een heksentoer. Vertaald door Karin Bron. Amsterdam, Querido, 1981. |
A Handful of Thieves (1967): Een handjevol dieven. Vertaald door Marjolein Heijermans. Met illustraties van Annemieke Bunjes. Utrecht/Antwerpen, Uitgeverij Het Spectrum, 1977. |
Squib (1971): Snoef. Vertaald door Peter van Dijk. Amsterdam, Querido, 1981. |
Carrie's War (1973): Carry's kleine oorlog. Vertaald door Maydo van Marwijk Kooy. Amsterdam, Querido, 1980. |
The Peppermint Pig (1975): Het suikerbiggetje. Vertaald door M. Hilverda. Met illustraties van A.
|
| |
| |
Pendle. Utrecht/Antwerpen, Uitgeverij Het Spectrum, 1976. Opnieuw vertaald door Els Pelgrom: Amsterdam, Querido, 1986. |
Rebel on a Rock (1978): Voor je vrijheid moet je vechten. Vertaald door Karin Bron. Amsterdam, Querido, 1980. |
Kept in the Dark (1982): Ons vertellen ze nooit iets. Vertaald door Machteld Slagt. Amsterdam, Querido, 1982. |
The Finding (1986): De vondeling. Vertaald door Nan Lenders. Amsterdam, Querido, 1986. |
Keeping Henry (1988): Freddie. Vertaald door Els Pelgrom. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1990. |
Humbug (1992): Apekool. Vertaald door Els Pelgrom. Amsterdam, Querido, 1993. |
Over Nina Bawden
|
Herman Verschuren, Nina Bawden. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 7 (1980), nr. 3. |
Nina Bawden, Emotional realism in books for young people. In: The Horn Book Magazine, jaargang 56 (1980), nr. 1. (In de vertaling van Ineke Haykens: Emotioneel realisme in jeugdboeken, Leestekens, jaargang 2 (1982), nr. 5. |
M.G. Flender, Charting Book Discussions: a Method of presenting Literature in the elementary Grades. In: Children's Literature in education, jaargang 16 (1985), nr. 2. |
Nina Bawden, Trough the dark Wood. In: Innocence and Experience; compiled and edited by Barbara Harrison and Gregory Maguire. New York, 1987. |
Marita de Sterck, Nina Bawden. In: Schrijver gezocht. Lannoo; Van Holkema & Warendorf, 1988. |
Barbara Freedman, The Writer and the Reader in Carrie's War. In: Children's Literature in education, jaargang 22 (1991), nr. 1. |
Bart Moeyaert, De eerste letters. In: Trouw, 60-10-1999. |
Joke Linders, Querido: ‘Vorm en stijl zijn belangrijker dan de inhoud’. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 52. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken: Nina Bawden, jaargang 8 (1984), nr. 7. Den Haag NBLC. |
54 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2000
|
|