| |
| |
| |
Jutta Bauer
door Jan van Coillie
Jutta Bauer is op 9 januari 1955 geboren in Hamburg, Duitsland. Haar kinderjaren bracht ze door in het stadsdeel Volksdorf, waar haar vader onderwijzer was. Van 1975 tot 1981 studeerde ze illustratie aan de Fachhochschule für Gestaltung in Hamburg. Meteen na haar studie ging ze aan de slag als cartooniste bij het bekende vrouwenblad Brigitte. In 1980 werd ze lid van de ‘Hamburger Illustratorengruppe’ en al snel begon ze ook kinderboeken te illustreren. Ze illustreerde werk van belangrijke Duitstalige auteurs als Christine Nöstlinger, Kirsten Boie, Klaus Kordon en Peter Härtling. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig ging ze ook eigen prentenboeken maken. Samen met Katrin Magnitz zette ze verschillende daarvan om in animatiefilm. Haar werk is in meer dan twintig talen vertaald en ze geeft workshops illustreren over de hele wereld.
Zowel haar boeken als haar films zijn herhaaldelijk bekroond in binnen- en buitenland. Voor Die Königin der Farben kreeg ze in 1998 de Troisdorfer Bilderbucherpreis. Schreimutter werd in 2001 bekroond met de prestigieuze Deutscher Jugendliteraturpreis. Opas Engel verwierf in 2002 de Oostenrijkse Katholieke kinderen jeugdboekenprijs en in Nederlandse vertaling (Opa en het geluk) een Vlag en Wimpel van de Penseeljury. In 2008 werd ze genomineerd voor de Astrid Lindgren Prijs en in 2010 won ze de Hans Christian Andersen Award. De jury prees haar ‘filosofische benadering, originaliteit, creativiteit alsook haar talent om te
| |
| |
communiceren met jonge lezers’. Ook de harmonie tussen woord- en beeldtaal werd in het juryrapport geroemd.
| |
Werk
Al tijdens haar studie had Bauer een uitgesproken voorkeur voor karikaturen. Die voorliefde ontwikkelde ze verder in de zeven jaren die ze werkte voor het tijdschrift Brigitte. Ze tekende vooral cartoons, die ze overigens zelf liever ‘Bildergeschichte’ noemt. Wat haar in dat werk met name aantrok, was het reduceren van de plot tot de essentie. In een interview met Silke Rabus citeert ze in dit verband Bertolt Brecht: ‘Allem, was du emfindest gib/ Die kleinste Grösse’ (‘Geef alles wat je gewaar wordt,/ de kleinste maat). In haar illustraties zou ze dit comprimeren steeds sterker doorvoeren.
Haar tekeningen uit de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig bij verhalen van Nöstlinger, Kordon, Behncke en anderen verraden duidelijk de invloed van cartoons. De titelfiguur in Godfried, het vliegende varken (Waldrun Behncke, 1985) gaf ze een spitse snuit, waardoor hij vliegt als een raket. Typerend zijn de vaartlijntjes waarmee ze beweging suggereert. Vooral door de humor klikte het tussen haar tekenstijl en de verhalen van Nöstlinger. Zowel kinderen als volwassenen vertekende ze licht karikaturaal, met kraaloogjes, grote oren, vaak grote neuzen en verwarde haren. Altijd spreken de gezichten boekdelen. In veel van de verhalen die ze in die tijd illustreerde, vermengde ze fantasie met realiteit. Het waren vooral de fantasiefiguren die haar de kans gaven haar creativiteit uit te leven. De hoofdfiguur in Nöstlingers Wir pfeifen auf den Gurkenkönig (1990) tekende ze als een zelfvoldaan soort kikkerprins met gouden kroontje en witte handschoenen.
Naast de humor en de fantasie moet het engagement in Nöstlingers boeken Jutta Bauer hebben aangesproken. Die voorkeur voor geëngageerde verhalen en de afkeer van dictatuur, oorlog en onrecht lopen als een rode draad door hun beider werk. Engagement deelt Bauer ook met Kirsten Boie, met wie ze onder meer Ein mittelschönes Leben: Ein Kinderbuch über Dachlosigkeit (2008) maakte. Bijzonder populair werd hun reeks over de kleuter Juli, in het Nederlands Joeri (1991-2000). Bauer typeert de gevoelens van woede, verliefdheid, angst en blijheid sober maar bijzonder expressief in kleurrijke aquarellen. Niet alleen mimiek en houding drukken emotie uit, ook het decor en de belettering. Op de kaft van Kein Tag für Juli (1991) staat de jongen boos met de handen in zijn zakken. Onder de titel is een rode streep getrokken. Ook het rode trema op ‘für’ steekt af tegen de gifgroene achtergrond.
Vanaf de tweede helft van de jaren negentig werd Bauers stijl sober-
| |
| |
Uit Het was een donkere en stormachtige nacht
| |
| |
Uit Godfried, het vliegende varken van Waldrun Behncke
der. Ze ging steeds meer weglaten en zocht naar een zo spontaan mogelijke lijnvoering. Daarbij werd ze beïnvloed door haar ervaringen met animatiefilm en door grote voorbeelden als Picasso, Miró en Klee. Ze probeerde ook nieuwe technieken uit. In Man darf mit dem Glück nicht drängelig sein (Boie, 1997) werkte ze met stempels, die haar dwongen tot uiterst eenvoudige vormen. Ze legde zich toe op teksten die haar uitdagen, waarbij afbeeldingen niet meteen voor de hand liggen maar die haar dwingen tot creatief verbeelden. Die uitdaging vond ze in gedichten, brieven, liederen, mythen en bizarre, fantasierijke verhalen. Van Het was een donkere en stormachtige nacht (2002) valt de kaft meteen op door de bijzondere compositie met met zorg gekozen kleuren. Met een warmgele lichtbundel creëert ze een gezellige voorleescirkel. De achtergrond wordt gevormd door een rode vloer en een blauwe muur met een open deur naar de nacht. Warmte en gezelligheid tegenover de duistere, beangstigende nacht is een centrale tegenstelling in Bauers werk. Binnen in het boek plaatste ze kleine illustraties rondom de tekst, waardoor die centraal blijft staan. Het zijn vrije associaties bij de verhalen. Bauer verwijst geregeld speels naar de oorspronkelijke illustratoren zoals Shepard en Sempé. Vooral bij de humoristische verhalen is haar stijl karikaturaal. Een dame die klaagt dat ze bevroren is, beeldt ze af met ijspegels aan haar neus en boezem. Ook de brieven van kinderen, auteurs en beroemdheden als Tellegen, Goethe en Napoleon, die ze verzamelde in Ich sitze hier im Abendlicht (2003) voorzag ze van kleine, speelse vignetten. In Warum wir vor der Stadt wohnen (Peter Stamm, 2005) versierde ze de bizarre tocht van een familie op zoek naar een thuis met zowel kleine zwart-wit-tekeningen als paginagrote kleurenprenten. De gevarieerde scheppingsverhalen uit Aller
Anfang (Schubiger en Hohler, 2006) voorzag ze van humoristische collages en tekeningen, waarbij opnieuw haar eigenzinnige interpretaties opvallen.
In de prentenboeken waarvoor ze
| |
| |
zelf de tekst schreef, valt het terugbrengen tot de essentie nog sterker op. Het centrale thema in die boeken is het geluk. Daarbij wil ze haar publiek een hart onder de riem steken. Vertrouwen, liefde en veiligheid schuift ze telkens naar voren als het belangrijkste in het leven. Dit spreekt ook uit de warme, zachte tinten van haar aquarellen, die het dreigende duister buiten houden. Dankzij de karikaturale, lichtvoetige lijnvoering worden haar prenten nooit zoetig. Onder de schijnbare eenvoud gaan bovendien altijd diepere lagen schuil. Dit maakt dat veel van haar boeken diverse leeftijdsgroepen aanspreken. In het interview met Silke Rabus stelt ze dat de doelgroep haar steeds meer koud laat. Het onderscheid tussen kinderen en volwassenen vindt ze absurd. Kinderen begrijpen de dingen op hun manier. Veel van haar boeken maakt ze om voorgelezen en samen bekeken te worden, waarbij zowel volwassenen als kinderen er plezier aan moeten beleven: ‘Het ware leesplezier zit toch in de momenten waarop men samen een boek leest.’
In haar eerste eigen boek Abends, wenn ich schlafen geh (1995) verving ze de engeltjes uit het bekende kinderlied door vossen, die voor een luchtige noot zorgen. De vossen in het licht van de straatlantaarns maken de donkere nacht minder beangstigend. Kleuren en emoties staan centraal in De koningin van de kleuren (1998). Een norse koningin heerst over de kleuren. Als die beginnen te ruziën, wordt alles grijs en grauw, tot de tranen van de koningin de kleuren terugbrengen. Het boek begint met sobere schetsen in zwart-wit, maar werkt naar een climax toe waarin de kleuren in allerlei vormen uit het hoofd van de koningin spatten, voor ze door het tere blauw worden toegedekt. Ook in Schreimutter (2000) verbeeldt Bauer sterke emoties in kleuren en composities. Als zijn moeder buiten zichzelf raakt van woede, schrikt de kleine pinguïn zo erg dat hij uiteenspat. Zijn lichaamsdelen worden over de hele aardbol verspreid, een geladen beeld voor de verscheurdheid van het kind. De troosteloze verlatenheid van de landschappen relativeert Bauer door komische details zoals een tijger met pinguïnvleugels op zijn rug. Het eind is geruststellend: de moeder naait haar kind weer aaneen, al kun je je afvragen in welke mate het beschadigd blijft. De humor in Liebespaa... küsst Euch maa... (2005) is uitbundig: met fantasierijke versjes en tekeningen illustreert Bauer hoe liefde geen grenzen kent. Ze verzon bizarre koppels zoals de Okapi en de Kakadu met hun kinderen de Kakapi en de Okapu. Dat het genre haar ligt, blijkt uit eerdere illustraties bij nonsensverzen van Christian Morgenstern (Schnigula, schnagula, 1996) en Heinz Erhardt (Ein Nasshorn und ein Trockenhorn, 2009).
| |
| |
Uit De koningin van de kleuren
In haar babyboekjes over de teddybeer Emma brengt Bauer haar favoriete thema's samen: het belang van een veilig thuis, vreugde, geluk en warmte tegen al wat donker en koud is. Ook hier is er echter geen vreugde zonder verdriet. In Emma weint (2009) krijgt Emma ruzie met haar beste vriendje, scheldt mama, valt haar ijsje op de grond en is ze bang voor de nacht. De kleuren in de boekjes zijn zacht en de lijnen strak, waarbij vaartlijntjes voor dynamiek zorgen.
Bauers meest succesrijke boek Selma (1997) is een ode aan het simpele geluk. Dat bestaat voor het schaap Selma uit gras eten, de kinderen leren blaten, wat aan beweging doen, kletsen met een vriendin en vast en diep slapen. Ook al zou Selma meer tijd hebben of de loterij winnen, aan haar leven zou ze niets veranderen. Kinderen kunnen gefascineerd raken door de herhalingen met kleine variaties en de speelse, vaak grappige details in de tekeningen, zoals de vos die de schapen in beweging zet, maar uiteindelijk uitgeput dekking zoekt. Volwassenen zet het boekje aan het denken over wat het belangrijkste is in het leven.
Ook Opas Engel, in het Nederlands vertaald als Opa en het geluk (2001), gaat over geluk, maar in een andere betekenis. Op zijn sterfbed vertelt een grootvader aan zijn kleinzoon het verhaal van zijn leven, waarbij hij moet vaststellen dat hij veel geluk heeft gehad. Dat geluk neemt in de illustraties de vorm aan van een beschermengel die de lezers wel, maar de personages niet zien. Dit zorgt
| |
| |
Uit Opa en het geluk
voor een bijzondere combinatie van spanning en humor. Het boek zit vol dubbele bodems waardoor het jong en oud kan aanspreken. Het illustreert aldus in de kern Bauers opvatting over verhalen, geciteerd op de site van ibby: ‘I believe that stories are like vessels. They offer a form, but every reader - no matter whether Young or old - fills it anew with their experiences and their individual stories.’ (‘Ik geloof dat verhalen als vaten zijn. Ze bieden een vorm aan, maar elke lezer - of die nu jong of oud is - vult die in met zijn ervaringen en persoonlijke verhalen.’)
| |
Opa en het geluk
Het idee voor Opa en het geluk ontstond aan Bauers tekentafel in de filmstudio, toen ze door het raam kinderen naar school zag gaan en bedacht hoe wonderlijk het is dat ze meestal veilig thuis komen. Meteen kwam de gedachte aan een beschermengel bij haar op, die eerder al figureerde in haar schetsenboek Ein Engel trägt meinen Hinkelstein (1999). In een kaderverhaal vertelt opa op zijn ziekbed zijn leven aan zijn kleinzoon. Hij heeft heel wat meegemaakt en ook veel geluk gehad. Op de prenten ziet de lezer hoe een engelbewaarder hem voortdurend beschermt en helpt. Hij houdt een bus tegen die hem bijna aanrijdt, vangt hem op als hij uit een boom valt of redt hem uit het water. Of lijkt dat alleen maar zo? Hij leeft ook mee
| |
| |
en geeft een duwtje als dat nodig is. Wanneer zijn beschermeling honger lijdt, ziet ook de engel er uitgemergeld uit en als hij vader wordt, wiegt de engel met een vertederde glimlach de baby in zijn armen.
Bauer zorgt voortdurend voor spannende of grappige contrasten tussen tekst en illustraties. Als ze het in de tekst heeft over de ‘lege straten’ op weg naar school, tekent ze een boef met een knuppel, die zich verbergt achter een hoek en door de engel onschadelijk wordt gemaakt. Bij de woorden ‘bouwde een huis...’ ziet de lezer hoe de engel per ongeluk een klap van de hamer van zijn beschermeling krijgt. Bauer tekent de engel als een ronde, gezellige oma, maar door de blauwe potloodlijnen oogt ze tegelijk broos. Als opa aan het eind moe zijn ogen dicht doet, volgt de engel zijn kleinzoon naar buiten, natuurlijk zonder dat die het merkt.
Opmerkelijk in de prenten zijn de verwijzingen naar de oorlog, die de lezer zelf moet interpreteren. Bij de opmerking van opa dat zijn vriend Jozef banger was dan hij en op een dag plotseling verdween, wordt Jozef afgebeeld met een gele ster. De illustraties zijn uitgevoerd in zachte, getemperde aquareltinten, waarbij het warme geel aan het begin en het slot en in het aureool van de engel meteen opvallen.
| |
Waardering
Klaas Verplancke spreekt in zijn recensie van De koningin van de kleuren over een ‘aangename, verrassende eerste kennismaking’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Hij waardeert zowel de lijnvoering, waarin hij de invloed van Sempé herkent, als het kleurgebruik in de ‘vurige en flamboyante finale’. Kathy Lindekens stelt het op prijs dat Bauer in dit boek ‘op een heel speelse manier om[gaat] met de gevoelens die kleuren kunnen oproepen’ (De Morgen). Van Coillie apprecieert in Selma de ‘fijne, tijdloze humor’ in de waterverfschilderijtjes die hij ‘heerlijk eenvoudig’ noemt. Ook over Opa en het geluk is zijn oordeel positief: ‘Het vraagt durf, maar vooral originaliteit om een dergelijk thema voor kinderen van vandaag te brengen’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Judith Eiselin noemt deze uitgave in NRC Handelsblad ‘een prentenboek voor alle leeftijden’. Het ‘stemt weemoedig en is kritisch tegelijk’. Ze prijst ook de manier waarop Bauer zowel eenvoudige als zware onderwerpen tegelijk gevoelig en luchtig verwerkt, met oog voor veelzeggende details.
| |
Bibliografie
Door Jutta Bauer geschreven en geïllustreerd; niet in het Nederlands vertaald (selectie)
|
Abends, wenn ich schlafen geh (1995), Ein Engel trägt meinen Hinkelstein (1999), Schreimutter (2000), Ich sitze hier im Abendlicht (verzameld)
|
| |
| |
(2003), Emma weint (2009), Liebespaa... küsst Euch maa... (2005). |
In het Nederlands vertaald
|
Die Königin der Farben (1998): De koningin van de kleuren. Vertaald door Jacques Dohmen. Amsterdam, Querido, 1998. |
Selma (1997): Selma. Vertaald door C. Hillen. Amsterdam, Hillen, 2001. |
Opas Engel (2001). Opa en het geluk. Vertaald door Jacques Dohmen. Amsterdam, Querido, 2001. |
Door Jutta Bauer geïllustreerde boeken; niet in het Nederlands vertaald (selectie)
|
Uwe Wandreg, Der Zauberbäcker (1981), Peter Härtling, Softe macht Geschichten (1987), Ludvik Askenazi, Die Märchen der vier Winde (1991), Christian Morgenstern (Schnigula, schnagula, 1996), Kirsten Boie, Man darf mit dem Glück nicht drängelig sein (1997), Peter Stamm, Warum wir vor der Stadt wohnen (2005), Jürg Schubiger en Franz Hohler, Aller Anfang (2006), Kirsten Boie, Ein mittelschönes Leben: Ein Kinderbuch über Dachlosigkeit (2008), Heinz Erhardt (Ein Nasshorn und ein Trockenhorn, 2009). |
Door Jutta Bauer geïllustreerd
|
Klaus Kordon, Die Reise zur Wunderinsel (1983): De droomreis: een bijna waar verhaal. Vertaald door Moontje Reitsma-Bakker. Houten, Van Holkema en Warendorf, 1986. |
Waldrun Behncke, Gottfried, das fliegende Schwein (1985): Godfried, het vliegende varken. Vertaald door Els van Delsen. Amsterdam, Querido, 1985. |
Christine Nöstlinger, Der Hund kommt (1987): De bonte hond. Vertaald door Els van Delden. Amsterdam, Querido, 1988. |
Christine Nöstlinger, Der Zwerg im Kopf (1989): Een kabouter in je hoofd. Vertaald door Els van Delden. Averbode, Altiora, 1990. |
Kirsten Boie, Kein Tag für Juli (1991): Wat een dag voor Joeri! Vertaald door Marje Keizer. Amsterdam, Ploegsma, 1992. |
Janwillem van de Wetering, Stekel-Charlie, Rotterdam, Lemniscaat, 2001. |
Arnhild Kantelhardt (sam.), Es war eine dunkle und stürmische Nacht (2001): Het was een donkere en stormachtige nacht. Tielt, Lannoo, 2002. |
Heinz Janisch, Einfach du (2007): Jij bent speciaal. Tielt, Lannoo, 2007. |
Over Jutta Bauer
|
Klaas Verplancke, Prenten bij (meestal) slappe verhaaltjes. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 1, blz. 3-5. [o.a. over De koningin van de kleuren] |
Kathy Lindekens, Blauw is zacht, rood is wild. In: De Morgen, 28-1-1999. [o.a. over De koningin van de kleuren] |
Jan Van Coillie, Selma. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 7, blz. 292. |
Judith Eiselin, Opa leeft er lekker op los. In: NRC Handelsblad, 4-1-2002. [over Opa en het geluk] |
Jan Van Coillie, Opa en het geluk. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 2, blz. 56. |
Silke Rabus, Die kleinste Gröâe. Interview mit Jutta Bauer 09/2008. Geraadpleegd via www.buecher.at. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.ibby.org |
84 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2010
|
|