| |
| |
| |
Henk Barnard
door Peter van den Hoven
Henk Barnard is in 1922 in Rotterdam geboren. Na verschillende baantjes, onder andere in de haven en de boekhandel, ging hij werken als floormanager bij de Nederlandse Televisie Stichting (nts), de voorloper van wat nu de nps heet. Bij de vara-televisie werkte hij als regisseur mee aan het bekende kinderprogramma Pipo de Clown en het in de jaren zestig ook bij volwassenen populaire Ja zuster, Nee zuster van Annie M.G. Schmidt en (componist) Harry Bannink. Daarna werd hij eindredacteur van de actualiteitenrubriek Kenmerk van het ikon. In die hoedanigheid bezocht hij vele landen in midden en zuidelijk Afrika, Suriname en Vietnam, waarover hij, in teamverband, vele documentaire programma's maakte. Onder invloed daarvan ontwikkelde hij zich tot een jeugdboekenschrijver in wiens werk na 1970 een sterk maatschappelijk engagement opvalt, met grote belangstelling voor koloniale onderdrukking en uitbuiting, en in het verlengde daarvan voor de kwetsbare positie van etnische minderheden in Nederland.
Henk Barnard werd als schrijver bij een groot publiek bekend met De Marokkaan en de kat van tante Da (1972), waarvoor hij een jaar later de Gouden Griffel kreeg. Ook zijn in 1976 verschenen Kon hesi baka (Kom gauw terug) werd met een Gouden Griffel bekroond. Voor Laatste nacht in Jeque ontving hij in 1979 de Nienke van Hichtumprijs. In 1982 werd hem voor zijn gehele oeuvre de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur toegekend, de voorloper van de Theo Thijssenprijs. Voor Hier ben ik dan... kreeg hij in 1983 een Zilveren Griffel.
| |
| |
| |
Werk
Zijn eerste verhalen voor kinderen schreef Henk Barnard voor de kinderpagina van Het Vrije Volk. Enkele daarvan werden gebundeld in Slacht me niet zei de kip (1959) en Torentje, torentje val niet om (1961) Deze verhalen zijn te karakteriseren als onderhoudende, pretentieloze vertellingen voor jonge kinderen, waarbij de soepele en soms geestige combinatie van fantasie en werkelijkheid het opvallendst is. Een aantal van deze verhalen, zoals ook het in 1965 verschenen Bongo, de negerjongen met de zonnigste lach van heel Afrika is als hoorspel (serie) door de avro uitgezonden.
Barnards later verschenen verhalenbundels tonen zijn toenemende maatschappelijke betrokkenheid en zijn voorkeur voor realistische gebeurtenissen als stof voor vertellingen. In Okketok (1976) is dit engagement nog tamelijk ingehouden en impliciet verwoord, in Hier wonen goedgeefse mensen (1981) veel nadrukkelijker aanwezig. Deze laatste bundel bevat drie lange verhalen. Twee gaan over de lotgevallen van Peruaanse kinderen die getekend worden in de strijd om het dagelijks bestaan, het derde over onder andere de vestigingsproblematiek van zigeuners in Nederland. Ze verschenen eerder in publicaties van de Educatieve Dienst van het Amsterdamse Tropenmuseum.
Barnard vindt dat geen enkele actualiteit uit (zijn) boeken voor kinderen mag worden weggehouden. Hij wil in zijn werk vertellen over wat er in de wereld gebeurt, zowel dicht bij huis als ver weg in landen van de Derde Wereld: ‘Ik vind dat kinderen al vroeg moeten leren vragen stellen, op zoek moeten leren gaan om informatie op te zoeken zodat ze weerbaar worden en aan onze volwassenwereld gaan twijfelen. Dat ligt aan mijn laatste boeken ten grondslag: een handreiking om zelfstandiger te leren nadenken en handelen. Ik ben ervan overtuigd dat je op zo'n manier voor kinderen kunt schrijven dat ze er iets van meepikken, zonder dat ze het boek als saai of belerend naast zich neerleggen.’
Hij verklaarde zich ook een warm voorstander van boeken die te vergelijken zijn met een vitaminerijke, voedzame maaltijd naast de snelle happen van de patat-lectuur, met de volwassenen daarbij in een stimulerende rol. Met dit soort uitspraken heeft Barnard in de jaren zeventig en begin tachtig nadrukkelijk stelling genomen en een belangrijke bijdrage geleverd aan de discussie over de pedagogische emancipatie van de jeugdliteratuur.
Met De Marokkaan en de kat van tante Da brengt Barnard die opvattingen in 1972 voor het eerst overtuigend in praktijk. Hij voert een groepje ondernemende en eigenzinnige kinderen ten tonele, die het met de steun van een van de aardigste tantes uit de kinderliteratuur opnemen
| |
| |
voor de illegale gastarbeider Ali, en hem ondersteunen in het zoeken naar een oplossing voor zijn werk- en woonproblemen. Ook in De krakers en het huis van tante Da (1973) spelen deze kinderen een hoofdrol, als sloop het huis van tante Da bedreigt. In deze vlot geschreven boeken met veel dialogen (De Marokkaan en de kat van tante Da werd eerst als tiendelige hoorspelserie uitgezonden) staan de avonturen van de kinderen voorop. Informatie over sociale misstanden, de oorzaken van immigratie en woningnood, blijft op de achtergrond.
Kon hesi baka (Kom gauw terug) vertelt het verhaal van twee Surinaamse kinderen, Herwin en Georgien, die hun gescheiden ouders naar Nederland volgen en daar geconfronteerd worden met een totaal andere sociale en culturele werkelijkheid. Door het eerste deel van het boek te laten spelen in Suriname en het tweede deel in Nederland, zet Barnard twee werelden tegenover elkaar. De aanpassingssproblemen van de kinderen worden levendig en met groot inlevingsvermogen verteld. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door documentaire fragmenten van de geschiedenis van Suriname vanaf 1594, tot en met de onafhankelijkheid in 1975. Barnard heeft daarmee zijn verhaal in een historisch perspectief geplaatst, maar is er niet in geslaagd dit onderdeel in de vertelling te integreren. Daardoor blijven de fragmenten, hoewel zeker nuttig en informatief, te veel een zakelijke
Illustratie van Reintje Venema uit Kon hesi baka (Kom gauw terug)
geschiedenisles. Het boek werd door de schrijver zelf tot een zevendelige televisieserie voor het ikon omgewerkt en in 1977 en 1978 uitgezonden.
Laatste nacht in Jeque (1979) speelt zich af in Mozambique tijdens de gevechten van het Frelimo, de zwarte bevrijdingsorganisatie, tegen de Portugese koloniale overheersing. Hoofdpersoon is Raul, een jongen van elf jaar die bij de strijd wordt betrokken. In het bevrijde deel van het land helpt hij mee met het onderwijs
| |
| |
in lezen en schrijven aan volwassenen, dat hij zelf op het inmiddels verlaten missieschooltje heeft geleerd. De moeizame opbouw van een nieuwe, socialistische samenleving en de problemen die zich daarbij voordoen, zoals de reorganisatie van de landbouw, het herstel van een nieuwe, economische orde, de relatie tussen volwassenen en kinderen, mannen en vrouwen, enzovoort, weet Barnard op een aanvaardbare wijze in het verhaal over Raul te verwerken. Net als in Kon hesi baka (Kom gauw terug) wordt ook hier elk hoofdstuk voorafgegaan door een apart, doorlopend verhaal. In Laatste nacht in Jeque gebruikt Barnard daarvoor persoonlijke herinneringen, mijmeringen en droomfragmenten van Raul, vlak voor hij naar de kaderschool in Ribaue zal gaan om een opleiding als onderwijzer te volgen.
Met Hier ben ik dan... (1982) stelt Henk Barnard opnieuw het probleem van de immigratie aan de orde. Als protagonist kiest hij dit keer de elfjarige Aydin die tot zijn zevende in Nederland is opgegroeid, en daarna vier jaar in Turkije wacht op de terugkeer van zijn ouders en zusje. Het boek vertelt de spannende lotgevallen van Aydin als hij met een Nederlandse vrachtwagen uit heimwee meelift naar Rotterdam. Met deze avontuurlijke en tegelijk informatieve reis tussen twee culturen verbeeldt Barnard concreet de sociale en culturele positie van (kinderen van) minderheden, en hij doet dat met herkenbare voorbeelden die getuigen van betrokkenheid en zorgvuldige observatie.
Gewone mensen spelen in de boeken van Barnard altijd een hoofdrol en dat is ook weer het geval in Het hoofdpijnmysterie (1989) dat een milieuschandaal tot onderwerp heeft. Het boek is opgezet als een detective en gaat over twee jongens die, na de nodige avontuurlijke ontdekkingen, de verantwoordelijken van een illegale gifstort op de hielen zitten. In deze jeugdroman willen de personages niet echt tot leven komen; ze gaan gebukt onder een te nadrukkelijke tweedeling van goeden aan de ene, slechten aan de andere kant.
Datzelfde geldt ook voor De vondst (1994), waarin de slavenhandel uit Afrika naar Suriname de rode draad is van een verhaal dat compositorisch en stilistisch geen sterke indruk nalaat. Twee Nederlandse jongens en twee Surinaamse meisjes raken, onafhankelijk van elkaar, betrokken bij de toevallige ontdekking van een geheim achter een ingestorte muur van een zolderkamer in Rotterdam. De integratie van de historische informatie doet geforceerd aan, waardoor het verhaal te veel het karakter van een aangeklede geschiedenisles heeft, terwijl de hoofdfiguren niet veel meer dan stereotiepe contouren krijgen.
| |
Waardering
Behalve om zijn veelgelezen bijbelverhalen wordt Barnard in de kritiek ook geprezen als schrij- | |
| |
ver van boeken die, zoals hij zelf zegt, ‘niet voor de eeuwigheid’ zijn geschreven, maar vooral een waarheidsgetrouw tijdsbeeld geven. Zijn engagement en betrokkenheid zijn de basis van zorgvuldige en natuurgetrouwe verhalen die de lezer zowel informeren als amuseren. In die zin is zijn werk zeker niet zonder meer synoniem met de typische ‘probleem-literatuur’ die in de jaren zeventig een hoogtepunt kende, al staat de thematische uitwerking in zijn boeken vaak voorop. Stilistisch levert hij geen hoogstandjes, wel degelijk vakwerk dat vooral stoelt op een vlotte, levensechte dialoog en aan de spreektaal ontleend taalgebruik. Zijn bekroonde boeken, maar ook Hier wonen goedgeefse mensen zijn daarvan goede voorbeelden.
Zijn latere werk ondervindt vooral wat betreft de verhaalstructuur, de informatiedichtheid en de stijl meer kritiek, een ontwikkeling die zowel met de auteur Barnard alsook met de toegenomen aandacht voor literaire aspecten in de jeugdboekenkritiek te maken heeft. ‘Veel toevalligheden nodig’ (Lieke van Duin), ‘clichés, te voorspelbaar, niet verrassend’ (Aukje Holtrop), ‘nauwelijks meer dan een geschiedenisles’ (Baukje Wytsma), ‘gekunsteld’ (Joyce Kammer) zijn uitspraken die laten zien dat Barnards bloeiperiode als jeugdboekenauteur vooral aan het eind van de jaren zeventig ligt.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Slacht me niet zei de kip. Met illustraties van Reintje Venema. Den Haag, Leopold. 1959. (Verhalen) |
Torentje, torentje val niet om. Met illustraties van Reintje Venema. Den Haag, Leopold. 1961. (Verhalen) |
Bongo, de negerjongen met de zonnigste lach van heel Afrika. Met illustraties van Reintje Venema. Hoorn, West-Friesland. 1965. |
De Marokkaan en de kat van tante Da. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf. 1972. |
De krakers en het huis van tante Da. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf. 1973. |
Twee is teveel. Met illustraties van Fiel van der Veen. Amsterdam, cpnb. 1974. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Okketok. Met illustraties van Reintje Venema. Hoorn, West-Friesland. 1976. (Verhalen) |
Kon hesi baka (Kom gauw terug). Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf. 1976. |
Laatste nacht in Jeque. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1979. |
Hier wonen goedgeefse mensen. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf. 1981. (Verhalen) |
Hier ben ik dan... Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1982. |
Het verhaal. Oude Testament 1. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1984. (Bijbelverhalen voor de jeugd) |
Het verhaal. Oude Testament 2. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1987. (Bijbelverhalen voor de jeugd) |
Het hoofdpijnmysterie. Met illustraties van Reintje Venema. Bussum, Van Holkema & Warendorf. 1989. |
De vondst. Amsterdam, Leopold. 1994. |
| |
| |
Over Henk Barnard
|
Miep Diekmann, Henk Barnard over boek en televisie. In: Amersfoortse Courant, 26-10-1973. |
H. Overmeyer, Voor mij is iedereen mens, de beeldvorming van de gastarbeider d.m.v. jeugdboeken. In: Zozo, deel 2. Antwerpen, 1976. |
Dolf Verroen, Het werk van Henk Barnard. In: Bzzlletin, nr 49, oktober 1977. |
J.P. Bresser, De werkelijkheid op hurkhoogte. In: de Volkskrant, 6-10-1979. |
Peter van den Hoven, Een prachtig boek over onafhankelijkheid: Laatste nacht in Jeque. In: Jan Campertprijzen 1979. Den Haag, 1979. |
Henk Barnard, ‘Ik schrijf niet voor een vormvaste eeuwigheid’. In: Peter van den Hoven, Achter de keukendeur, zestien gesprekken over jeugdliteratuur. Den Haag, Bzztôh. 1980. |
Aukje van Roessel, Wie niets wil overdragen is maf. In: Nieuwsblad van het zuiden, 5-10-1983. |
Joplan Douwes, Kinderen zijn niet geholpen met fatalistische verhalen. In: Trouw, 2-10-1985. |
Lieke van Duin, Henk Barnard blijft actueel in jeugdroman over chemisch afval. In: Trouw, 28-6-1989. |
Aukje Holtrop, Het hoofdpijnmysterie. In: Vrij Nederland, 26-8-1989. |
Joke Linders, Moeizaam, riekt niet naar literatuur. In: Leesgoed, december 1989. |
Joyce Kammer. Verstrikt in de geschiedenis. In: Haagsche Courant, 11-11-1994. |
43 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1997
|
|