kaarten en schetsen en door verklarende voetnoten of hoofdstukjes. In zijn vroege verhalen leidde deze didactische instelling soms tot een te opdringerig inlassen van informatie.
Ballegeer heeft geen voorkeur voor een bepaalde periode. David speelt in de bijbelse oudheid, Carausius tijdens het Romeinse rijk rond 890 na C., Judith in de 9de eeuw, Allen die het zwaard grijpen en Om het land te beschermen in de 14de, De ridders van de Groene Tente in de 15de, Barbele slaat den trommele in de 17de, Geen Meiden aan boord in de 19de eeuw en De H 77 is gebleven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wel lijkt Ballegeers voorkeur uit te gaan naar de geschiedenis van zijn eigen streek. Zo was Carausius een in Lissewege geboren Menapiër, die het bracht tot bevelhebber van de Romeinse vloot in het kanaal, en was de aanleiding tot het schrijven van De Marulle van Kris de Langhe een van de oudste afbeeldingen van een schip met een roer aan het achtersteven, gevonden op de Romaanse doopvont te Zedelgem. Zijn streekgebondenheid uit zich ook in het gebruik van vrij veel dialectische uitdrukkingen die samen met de sterk uitgewerkte, vooral animale beeldspraak zijn verhalen een eigen kleur geven.
In 1982 en 1986 inspireert deze liefde voor zijn geboortestreek hem tot het schrijven van twee epossen waarin hij aandacht vraagt voor het ruwe, harde bestaan van de gewone volksmens. De heldenromantiek uit zijn vorig werk is verdwenen.
Het avontuur vindt Johan Ballegeer noodzakelijk om de historische stof voor de jeugd aantrekkelijk te maken. Door middel van een boeiende plot, levendig getypeerde personages en een realistisch tijds- en ruimtelijk kader brengt hij het verleden tot leven.
Meisjes spelen in het werk van Ballegeer een belangrijke rol, maar wel meisjes die letterlijk en figuurlijk hun ‘mannetje’ staan. Barbele neemt, als soldaat vermomd, dienst in het Spaans-Hollandse leger, waar ze een spion ontmaskert. Judith, de ondernemende dochter van de Franse koning Karel de Kale, wil fluiten, naakt zwemmen en paardrijden als een jongen en Marjanne, de hoofdfiguur in Geen meiden aan boord!, monstert vermomd als scheepsjongen aan op een IJslandvaarder. Het begin is typerend: ‘Marjanne was een brakke. Nee, niet een van die prachtige leverkleurige honden... Als ze aan de Vlaamse kust van een meisje zeggen dat ze een brakke was, betekende dat gewoon dat ze nergens bang voor was. Zelfs niet voor dingen waar jongens gewoonlijk wél bang voor waren.’
De meisjes zijn stuk voor stuk koppig, brutaal, eigenwijs, temperamentvol én ondernemend. Ballegeer besteedt echter ook veel aandacht aan hun verwarde gevoelens, hun soms grillig wisselende stemmingen én aan hun tienerliefde.