| |
| |
| |
Patsy Backx
door Wilma van der Pennen
Patsy Backx is in 1944 in Rotterdam geboren. Na haar eindexamen gymnasium studeerde ze aanvankelijk kunstgeschiedenis, maar in 1969 stapte ze over naar de Rietveld Academie, waar ze zich specialiseerde in vrije grafiek en schilderen. Van 1980 tot 1988 werkte ze als begeleidster van kindergroepen in het Amsterdamse. Nutsatelier. Ze leverde jarenlang bijdragen aan de kinderpagina van nrc Handelsblad.
Haar carrière als illustratrice van kinderboeken begon in 1991, met tekeningen in De hemel valt van Kit Pearson, van wie zij ook Een handvol tijd (1993) illustreerde. Het verhaal van Stippie en Jan, waarvoor Backx ook de tekst schreef, is in 1993 uitgeroepen tot het bestverzorgde kinderboek van dat jaar. In 1994 kreeg ze voor hetzelfde boek een Vlag en Wimpel van zowel de penseel- als de griffeljury en een Pluim van de maand (maart 1994).
| |
Werk
Patsy Backx heeft een beperkt kinderboeken-oeuvre op haar naam staan, waarin ze haar eigen, herkenbare stijl trouw is gebleven, zowel in haar illustraties voor anderen (Karel Eykman, Mieke Tillema en Gerard Delft) als in de (prenten)boeken waarvoor zij zelf de tekst schreef. Haar tekeningen lijken bedrieglijk eenvoudig, niet meer dan losse schetsen waarmee ze veel emotie en beweging weet te suggereren. Soms vult ze deze lijntekeningen aan met aquarel. Backx plaatst haar figuren (meer poppetjes dan personen) en veel dieren meestal tegen een vrijwel lege achtergrond. Ze is niet zozeer geïnteresseerd in de omgeving, maar wil iets ‘vertellen’ over de onderlinge relaties tussen haar figuren. Ze tekent ondernemende, dansende figuurtjes, waar de nieuwsgierigheid vanaf straalt. Wellicht juist vanwege de kunst van het weglaten prikkelen de illustraties de fantasie.
In haar stijl weet Backx zich beïnvloed door Hergé, de geestelijke vader van onder meer de stripheld Kuifje, wiens werk ze als kind al bewonderde. Haar tekeningen ademen de sfeer van de jaren vijftig, de tijd waarin ze de illustraties in de stripalbums over Kuifje als klein meisje keer op keer bekeek. De tijd ook die zij als veilig en geordend heeft ervaren. Om die reden beviel haar het illustreren van de boeken van Kit Pearson erg goed, omdat die verhalen in de jaren veertig en vijftig spelen. Deze opdracht vloeide voort uit een tentoonstelling in de zogenoemde Hema Kijkkasten in Amster-
| |
| |
Uit Een handvol tijd van Kit Pearson
dam: etalages in een blinde muur waarin wisselende exposities getoond werden. Backx vulde de kijkkast met tekeningen en korte teksten, die uitgeefster Jenny de Jonge deden besluiten contact met de maakster ervan te zoeken. Eerder had Backx vrij werk gemaakt en, in 1987, een boek van Mieke Tillema geïllustreerd, wat nog niet tot echt succes had geleid.
Hoewel ze het illustreren van de boeken van Kit Pearsons en anderen plezierig had gevonden, groeide toch de behoefte de werkwijze om te keren. Niet illustraties maken bij een bestaande tekst, maar eerst de tekeningen en daarna de tekst erbij maken. Dat leidde tot de uitgave van haar eerste prentenboek, Het verhaal van Stippie en Jan (1993). Fientje, een wintersprookje (1994) verscheen in een serie ‘Schriftjes’ van Jenny de Jonge, bedoeld als platform voor jonge, debuterende schrijvers. Strikt genomen is dit boek weliswaar niet Backx' debuut, maar het is wel haar eerste boek in verhaalvorm. Het vertoont enige overeenkomst met Alice in Wonderland. Ook Fientje komt terecht in een andere wereld en gaat op zoek naar haar identiteit.
In hetzelfde, kleine formaat als Fientje, een wintersprookje verscheen in 1997 Fientje en Flappie. Fientje en meneer Fernandez (1999) is uitgebracht in prentenboekformaat. Niet langer de wereld van de dieren, maar de wereld van de
| |
| |
Uit Het verhaal van Stippie en Jan
| |
| |
mensen staat hierin centraal. De belangrijkste spelers naast Fientje zijn dit keer meneer Fernandez en het boze meisje.
| |
Het verhaal van Stippie en Jan
De korte tekst vertelt het verhaal van Jan, die op het station werkt maar eigenlijk veel liever wil dansen. Hij voert zijn werk dan ook dansend uit. Zijn collega's vinden Jan's gedrag vreemd en stoppen hem in een trein, tussen de postzakken. Zo belandt Jan in een nieuwe omgeving, waar hij hondje Stippie ontmoet. Net als Jan is hij weggedaan. Jan ontfermt zich over het zielige beestje, dat hij al dansend weet op te fleuren. Al gauw dansen ze samen door het park. Onder de belangstellende voorbijgangers bevindt zich een schouwburgdirecteur. Dankzij hem kunnen Jan en Stippie hun toekomst met vertrouwen tegemoet zien.
In de illustraties zijn de hoofdlijnen van het verhaal weergegeven, terwijl de tekeningen tegelijk laten zien wat er achter de woorden staat. Backx is zuinig met kleur: wat blauw voor de uniformen van het spoorwegpersoneel, rood voor hun petjes, geel voor de trein, verder wat groen en beige. De tekst is opgebouwd uit vierregelige versjes waarvan telkens twee regels rijmen.
| |
Waardering
Backx' werk wordt vooral geprezen vanwege het juiste evenwicht tussen tekenkundige en tekstuele bescheidenheid. ‘Backx slaagt erin haar tekeningetjes met gevoel te laden. Ze doet niet aan overdadigheden. Op de juiste plaatsen zijn de bladzijden leeg. Dat geldt net zo goed voor de tekst als voor de tekeningen’, schrijft Erick Kila in De Haagsche Courant. Muriel Boll benadrukt dat juist de leegheid van de bladzijden de expressiviteit van de tekeningen vergroot, en dat in de tekst ‘met net zo'n uitgekiend ritme als Dick Bruna gebruikt’ geen woord teveel staat. De illustraties van Backx getuigen van veel toewijding. Met een paar lijnen, kleuren en beelden zet zij emoties neer. Joke Linders vergeleek Backx' manier van illustreren met die van Jo Spier.
Over haar schrijftalent is de kritiek minder enthousiast: ‘zij kan in beelden beter vertellen dan in woorden. Die voegen nauwelijks iets toe en storen door hun kreupelheid’, aldus Joke Linders.
| |
Bibliografie
Geschreven en geïllustreerd door Patsy Backx
|
Het verhaal van Stippie en Jan. Amsterdam, Jenny de Jonge, 1993. (Herdruk: Bloemendaal, Gottmer, 1997). |
Fientje, een wintersprookje. Haarlem, Jenny de Jonge, 1994. (Herdruk: Amsterdam, Gottmer, 1997). |
Fientje en Flappie. Haarlem, Gottmer, 1997. |
Fientje en meneer Fernandez. Haarlem, Gottmer, 1999. |
Geïllustreerd door Patsy Backx
|
Mieke Tillema, Kringlooppoes. Haarlem, Houtpers, 1987. |
Kit Pearson, De hemel valt. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. Amsterdam, Jenny de Jonge, 1991. |
| |
| |
Gerard Delft, Snorrekat & Morremuis. Haarlem, Holland, 1992. |
Kit Pearson, Een handvol tijd. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. Amsterdam, Jenny de Jonge, 1993. |
Karel Eykman, Op blote voeten door de nacht. Amsterdam, De Harmonie, 1994. |
Mieke Tillema, Zeven tantes en een kat. Amsterdam, De Harmonie, 1995. |
Jeroen Thijssen, Mensen en zoo: verhalen uit de dierentuin. Amsterdam, De Bezige Bij, 1996. |
Mieke Tillema, Het verhaal van de dwerg. Amsterdam, De Bezige Bij, 1997. |
Over Patsy Backx
|
Joke Linders, Genieten van Katja. In: Algemeen Dagblad, 4-11-1993. |
Muriel Boll, Eenvoudige tekeningen vertellen heel verhaal. In: De Stem, 4-2-1994. |
Jan Smeekens, Beeldschone schriftjes boeien. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 23-4-1994. |
Selma Niewold, Het is winter en het eten is schaars. In: de Volkskrant, 3-12-1994. |
Aukje Holtrop, ‘Mijn verhaaltjes moeten een beetje hard zijn, er moeten erge dingen in gebeuren’: een gesprek met Patsy Backx. In: Vrij Nederland, 20-5-1995. |
Willem Wilmink, Ali Baba en de veertig rovers. De Bijenkorf, 1995. |
Erick Kila, Sobere prenten vormen poëzie. In: Haagsche Courant, 26-9-1997. |
Joke Linders, Woorden eten en plaatjes kijken. In: Algemeen Dagblad, 14-11-1997. |
52 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2000
|
|