| |
| |
| |
Pieter Jacob Andriessen
door Anton Hofman
Houtsnede door P. Walter
Pieter Jacob Andriessen werd op 17 december 1815 te 's-Gravenhage geboren. Hij groeide op in een gezin met vier broers en vier zusters. In zijn jeugd had hij een voorkeur voor lezen, spelen met marionetten en het verzamelen van insekten, die hij bijzette in zijn insektenkasten. Vooral onder invloed van zijn vader, Jacob Andriessen, hoofd van een school te 's-Gravenhage, werd hij onderwijzer. Nadat hij eerst enkele jaren les had gegeven op de school van zijn vader, opende hij op 1 mei 1844 als hoofdonderwijzer een school te Amsterdam. Een week eerder was hij getrouwd met Johanna Maria Adriana Hendrica Hesbroek. In juli 1872 stopte hij met lesgeven en sloot de school; hij had klachten die wezen op een hartziekte. Op 19 maart 1874 overleed hij aan ‘een hartkwaal’.
Sinds 1852 publiceerde P.J. Andriessen historische verhalen voor de jeugd. In 1860 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Omstreeks 1865 ontving hij - als waardering voor zijn kinderboeken - van prinses Sofia een ‘gouden horloge en dito ketting’. Voor zijn boek De dageraad van een Keizerstroon, of, Het tweede tijdperk van den Fransche Revolutie. 1795-1804. (1868) kreeg hij van Napoleon III een ‘zware gouden medaille’.
| |
Werk
P.J. Andriessen was een onderwijzer die op onderhoudende wijze geschiedenis over wilde dragen aan kinderen en jongeren. Dit streven kenmerkt het overgrote deel van de meer dan tachtig boeken en werkjes die van hem zijn uitgegeven. Hij richtte zich met zijn informatieve geschiedverhalen primair tot kinderen
| |
| |
in de leeftijd van circa twaalf tot zestien jaar. Om die groep te bereiken voegde hij verhalende elementen toe aan historische gegevens die hij vond in kronieken en archieven. Of, zoals hij het in het ‘voorberigt’ van zijn boek Vorst en dichter, of, hoe Pruisen onder Frederik den Tweeden groot werd (1872) formuleerde: ‘Ook hier is al wat er in gevonden wordt historisch; alleen de inkleeding is tot veraangenaming.’
Het eerste boek in deze zin dat landelijke bekendheid kreeg was Adolf en Clara, of, Hoe ons land een Republiek werd. Een verhaal uit de eerste jaren van den tachtigjarigen oorlog. 1568-1584. (1859). Vele soortgelijke boeken volgden, vooral over perioden in de Gouden Eeuw, maar bijvoorbeeld ook over de Romeinen, zes boeken over de Franse tijd en drie boeken over Frederik de Grote.
P.J. Andriessen schreef deze boeken ‘tot vermeerdering van echt historische kennis onder het opkomend geslacht’. Met ‘echt historische kennis’ doelde Andriessen vooral op staatkundige geschiedenis: de geschiedenis van oorlogen en wapenstilstanden, van trouw en ontrouw aan het vaderland en de rol die koningen, prinsen, stadhouders, generaals en admiraals hierin speelden. Daarnaast besteedde hij aandacht aan de geschiedenis van zeden en gewoonten, zoals de geschiedenis van gilden, schutterijen, rechtspraak, gebruiken en ‘het huiselijk leven onzer voorouders.’
Andriessen was zeer punctueel waar het historische feiten betreft, en de gedeelten van zijn boeken waarin hij historische gebeurtenissen en ontwikkelingen presenteert, zijn dan ook doorspekt met precieze data, volledige vermelding van voor- en achternamen en noten waarin bepaalde begrippen toegelicht worden. In combinatie met zijn stijve en formele schrijfstijl komen deze uitweidingen nogal saai over. Het aanbrengen van spanning en het karakteriseren van hoofdpersonen ging Andriessen duidelijk minder goed af dan het nazoeken van de kronieken. Niet alleen omdat hij hiervoor de capaciteiten miste, maar tevens omdat hij, ook in de verhalende gedeelten van zijn boeken, de onderwijzer wilde zijn en bepaalde zaken of aspecten uitvoerig uitlegt en wijze raadgevingen tussenvoegt.
Hoewel veel van het werk van Andriessen niet meer is dan een naïeve navolging van de grote romantici, vonden zijn boeken gretig aftrek. De verklaring hiervoor is dat er duidelijk behoefte was aan boeken waarin historische informatie werd gecombineerd met een spannend verhaal. Bovendien was er in de tweede helft van de 19e eeuw naast Andriessen maar één andere Nederlandse kinderboekschrijver die zich op dit genre toelegde: Pieter Louwerse (1840-1908), net als Andriessen een veel-schrijver, doch een beter verteller.
| |
| |
Andriessen schreef niet alleen informatieve geschiedverhalen, maar begaf zich zo nu en dan ook op ander terrein. Zo kwam er tweemaal een door Andriessen geredigeerde Geïllustreerde Almanak voor jongelieden door henzelf bewerkt (1865 en 1866) uit, en schreef hij een handboekje voor het schrijven van brieven ‘voor jongeheren en jongejuffrouwen’. In 1867 bewerkte hij een boek van M.E. Dodge tot De Zilveren Schaatsen. Min of meer regelmatig leverde hij bijdragen aan verscheidene kinderbladen. In 1874 richtte hij het kinderblad Voor 't Jonge Volkje op, waarvan hij de eerste twee jaargangen verzorgde. Dit blad zou na zijn dood en onder redactie van Pieter Louwerse in de periode van circa 1880-1900 uitgroeien tot het populairste kinderblad van Nederland.
| |
De Weezen van Vlissingen
Dit boek, waarvan de volledige titel luidt De Weezen van Vlissingen, of, Hoe onze Republiek onafhankelijk werd. Een verhaal uit het Derde Tijdperk van den tachtigjarigen Oorlog. 1609-1648. (1861), is typerend voor de wijze waarop Andriessen informatieve geschiedverhalen schreef. Het vormt samen met Adolf en Clara en De Zoon van den Zeerover een trilogie over de periode van de Tachtigjarige Oorlog tussen de Republiek der Nederlanden en het Koninkrijk van Spanje. Geschiedkundig behandelt dit boek ‘wat er noodig was, om ons Vaderland zijne onafhankelijkheid te verzekeren’. In verhalend opzicht staan de uit Vlissingen afkomstige Jeroen en Eduard Ewoutsz. centraal. Jeroen gaat als dertienjarige naar zee en beleeft avonturen in Oost-Indië en Afrika. Door moed en nuchterheid en doordat hij prins Maurits inlicht over een tegen hem gericht komplot, klimt hij snel op in de maritieme hiërarchie. Bij een zeeslag raakt hij zwaar gewond; wegens betoonde moed krijgt hij vervolgens een riante baan bij de West-Indische Compagnie.
Broer Eduard belandt als elfjarige bij familie te 's-Gravenhage. Hij wordt valselijk beschuldigd van diefstal, loopt weg en komt uiteindelijk terecht bij een gegoede familie te Gorkum, die er voor zorgt dat Eduard een succesrijke carrière doorloopt in het zakenleven en in dienst komt van de West-Indische Compagnie. Dan komen de broers elkaar na lange tijd weer tegen. Ze ontmoeten allerlei historisch bekende personen, zoals Michiel Adriaensz. de Ruyter, Pieter Pietersz. Hein, Maarten Harpertsz. Tromp, Witte Cornelisz. de With, Jan Pietersz. Coen en prins Maurits.
De les die de lezer uit het boek kan trekken, is dat de ‘goeden’ - zij die eerlijk, moedig en vaderlandslievend zijn - uiteindelijk beloond worden en dat de ‘slechten’ - zij die oneerlijk, laf en niet-patriottisch zijn - op den duur worden gestraft. Doordat afwis- | |
| |
selend de lotgevallen van Jeroen en Eduard worden gevolgd, er situatieschetsen worden gegeven van politiek-staatkundige ontwikkelingen en er zo nu en dan wordt stilgestaan bij diverse gebruiken en gewoonten, komt De Weezen van Vlissingen erg fragmentarisch over. Het taalgebruik is formeel, ook in de verhalende gedeelten. Storend zijn (anno 1987) die gedeelten waarin Andriessen blijk geeft van vooroordelen. Zo schrijft hij over Jan Kompany, negerjongen en jeugdvriend van Michiel de Ruyter, het volgende: ‘Al had men zijn gelaat en zijne handen niet gezien, aan zijn loggen stap zou men terstond den neger hebben herkend. (...) Zoo voortsloffende en waarschijnlijk aan niets denkende (want negers denken gewoonlijk niet) kwam onze Jan...’.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk
|
Adolf en Clara, of, Hoe ons land een Republiek werd. Een verhaal uit de eerste jaren van den tachtigjarigen oorlog. 1564-1584. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1859. |
De Weezen van Vlissingen, of, Hoe onze Republiek onafhankelijk werd. Een Verhaal uit het Derde Tijdperk van den tachtigjarigen Oorlog. 1609-1648. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1861. |
De zeeman tegen wil en dank, of, Amsterdam in den aanvang der eerste stadhouderlooze regeering. 1650-1654. Amsterdam, Sybrandi, 1862. |
De schildknaap van Gijsbrecht van Aemstel. Een verhaal uit den laatsten tijd van het Hollandsche Huis. Amsterdam, Sybrandi, 1862. |
De kinderen van den Zoetelaar, of, Nederland gedurende de eerste regeeringsjaren van Prins Willem III. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1865. |
De tamboer bij Quatre Bras en Waterloo, of, de tweede verlossing van Nederland. 1814-1815. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1865. |
Geïllustreerde Almanak voor jongelieden door hen zelf bewerkt. Onder redactie van P.J. Andriessen. Amsterdam, C.L. Brinkman, 1865. |
De dageraad van een keizerstroon, of, Het tweede tijdperk van den Fransche Revolutie. 1795-1804. Met vier steendrukken van P.W.M. Trap. Amsterdam, C.L. Brinkman, 1867. |
De Zilveren Schaatsen. Een schets uit het Noord-Hollandsche volksleven. M.E. Dodge naverteld door P.J. Andriessen. Amsterdam, D.B. Centen, 1867. |
De Muiderkring, of, vijftien jaar uit den bloeitijd onzer letterkunde. 1623-1637. Amsterdam, Leendertz, 1868. |
Het begin van den strijd, of, de regeeringsjaren van Prins Willem IV. 1747-1751. Met vier steendrukken van P.W.M. Trap. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1871. |
Vorst en dichter, of, hoe Pruisen onder Frederik den Tweeden groot werd. Amsterdam, Jan Leendertz, 1872. |
Koning en veldheer, of, Frederik de Groote in en na den zevenjarigen oorlog. Dertig jaren uit het leven van Frederik den Tweeden van Pruisen. 1756-1787. Amsterdam, Jan Leendertz, 1874. |
Selim en Kalalu, of, Arabier en heiden, ook, Arabier en negerprins. Amsterdam, Uitgeverij Van Kampen, 1876. |
De vrouw van de Wolfsgrove, of, het Valkhof te Niumage onder Karel de Groote. 786-814. Amsterdam, G.W. Tielkemeyer, 1876. |
Over Pieter Jacob Andriessen
|
D.F. van Heyst, Een woord ter herinnering aan Pieter Jacob Andriessen. In: Leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde lieden. Amsterdam, H. Frijlink, 1877, deel 2, blz 114-125. |
| |
| |
W.J. Hofdijk, Een kort woord van waardering. In: Eigen Haard. Geïllustreerd volkstijdschrift onder redactie van H. de Veer, H.F.R. Hubrecht en J.H. Renneveld. Jaargang 2 (1877), blz. 119-120. |
J.W. Gerhard, Onze kinderliteratuur in de aesthetische opvoeding. Studies in volkskracht. Onder redactie van L. Simons. Haarlem, Bohn, 2e serie, VIII-IX, blz. 358. |
Brugmans, Andriessen (Pieter Jacob). In: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Onder redactie van Dr. P.C. Molhuysen en Prof. Dr. P.J. Blok. Leiden, A.W. Sijthoffs Uitgevers-maatschappij, 1911, blz. 144. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Amsterdam, N.V. De Arbeiderspers, 1950, m.n. blz. 86-88. |
16 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1988
|
|