| |
| |
| |
Adolescentenroman
door John Verhallen
De adolescentenroman is te omschrijven als een overgangsvorm tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen. In de regel zijn het ook boeken óver adolescenten, waarin de problemen van het volwassen worden een belangrijk thema zijn. Het genre heeft vooral sinds 1960 een grote vlucht genomen, maar het is al veel ouder. De eerste Nederlandse adolescentenroman dateert zelfs al van 1782: de Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken, die blijkens het voorwoord bedoeld was voor meisjes van ongeveer 18 jaar, die zich aan Saartje kunnen spiegelen en die in het verhaal gewaarschuwd worden voor de gevaren die huwbare meisjes bedreigen.
De Sara Burgerhart stond echter geheel op zichzelf. Van de adolescentenroman als genre was nog geen sprake. Dat ontstond pas na het midden van de negentiende eeuw en niet in Nederland.
| |
1850-1940
Als beginpunt kunnen de boeken van Louisa May Alcott worden beschouwd. In Onder moeders vleugels en Op eigen wieken (Nederlandse vertaling 1876) worden de lezeressen door de beschrijving van de lotgevallen van Jo en haar zusters gewezen op de plaats die zij later zullen innemen in het gezin. Een van de eerste Nederlandse schrijfsters in het genre, Tine van Berken, is sterk beïnvloed door het werk van Alcott - tot in de samenstelling van de gezinnen, die ook louter dochters tellen. Haar verhalen hebben een duidelijk opvoedend en vermanend karakter, waarbij de nadruk ligt op de deugd en de huishoudelijke taak van de vrouw. De hoofdpersonen zijn dochters uit arme families, die als gezelschapsdame of als onderwijzeres een bijdrage leveren aan het gezinsonderhoud.
Tine van Berken wordt overschaduwd door Top Naeff, die omstreeks dezelfde tijd begon te publiceren. Haar meisjesroman School-idyllen (1900) werd een groot succes dankzij de goed gedoseerde combinatie van vrolijkheid en sentiment. Het is het verhaal van het weesmeisje Jet van Marle, die door haar spontaneïteit gemakkelijk vriendinnen maakt maar ook snel in botsing komt met leraressen en met haar strenge, keurige pleegouders. Haar ziekbed en haar sterven maken diepe indruk.
School-idyllen speelt in een gegoed burgerlijk milieu. Tot de Tweede Wereldoorlog blijft dit bij uitstek het milieu waarin meisjesboeken zich afspelen. De hoofdpersonen zijn bij Top Naeff sterker afhankelijk van hun omgeving dan bij Louisa Alcott of bij de
| |
| |
Australische gezusters Turner, tijdgenoten van Top Naeff, die zelfstandige meisjes creëerden die voor zichzelf op durfden komen: Ethel Turner bijvoorbeeld in Zeven kleine Australiërs (Nederlandse vertaling 1896), Lilian Turner in Betty, een Australisch meisje (1906) en Betty als schrijfster (1907). Hun boeken werden in Nederland vooral door Nienke van Hichtum gepousseerd.
In de twintiger en dertiger jaren kwamen in Nederland schrijfsters als Cissy van Marxveldt en Diet Kramer naar voren. De boeken van Cissy van Marxveldt vallen met name op door de grote dosis humor. Het huwelijk is bij haar niet meer uitsluitend een romantische aangelegenheid: in De enige weg (1935) weegt Puck van Holten haar huwelijkskandidaten tegen elkaar af, om ten slotte te kiezen voor de saaie, maar o zo degelijke Jan in plaats van de vrolijke, flirterige Hans. Zowel de opkomst van de vrouwenbeweging rond de eeuwwisseling als de verandering in de opvattingen in de jaren daarna vinden hun weerslag in haar werk. De meisjes worden steeds zelfstandiger en werken niet voor het onderhoud van het gezin, maar voor zichzelf. Noch het eigen huwelijk (Joop van Dil-ter Heul, 1923), noch dat van de ouders (De Stormers, 1925) wordt als ideaal voorgesteld.
Omdat Diet Kramer geen serieboeken heeft geschreven, beperken haar boeken zich tot kortere episoden in het meisjesleven. Een goed voorbeeld is De Bikkel (1935), waarin de hoofdpersoon zich gesteld ziet voor de veranderingen die het verliefd worden met zich meebrengt. Diet Kramer was ook de eerste die deze thematiek verwerkte in boeken voor jongens (voor wie volgens een lange traditie vooral avonturenverhalen werden geschreven): Razende Roeltje (1933) en het vervolg Roeland Westwout (1936).
| |
1945-1980
Na de Tweede Wereldoorlog hebben de veranderende opvattingen over samenleving en opvoeding een duidelijk stempel gezet op het genre, dat nu ook niet meer uitsluitend voor meisjes bestemd was. Aanvankelijk lag de nadruk op de verantwoordelijkheid van het volwassen zijn, bijvoorbeeld in het werk van An Rutgers van der Loeff-Basenau. Zowel in Rossy, dat krantenkind (1952) als in De kinderkaravaan (1949) dragen de hoofdpersonen verantwoordelijkheden die boven hun leeftijd uitstijgen.
Vanaf 1960 ligt het accent steeds nadrukkelijker op het volwassen wórden. De problematiek van de prepuberteit, de lichamelijke groei en het losgroeien van de ouders worden een belangrijk thema in veel jeugdboeken. Kinderen van dertien worden niet langer als kinderen aangesproken. In Betsy Byars' De achttiende ramp (1974) en De zwanenzomer (1974) en Jan Prochazka's Lenka (1973) en Leve de republiek (1971) staat de groei naar zelfstandigheid van ongeveer dertienjarigen centraal, evenals in 13, een meisjes-
| |
| |
boek van Mischa de Vreede (1976) en Vreemde eend van Annet van Battum (1975).
Na 1970 zijn in de adolescentenromans verschillende thema's te onderscheiden die kenmerkend zijn voor de puberteit en de adolescentie. Daar is allereerst het verzet tegen de bestaande situatie. In sommige boeken beperkt zich dat tot de familieverhoudingen, bijvoorbeeld in Tegen de draad in van Else Breen (1977). Soms geldt het verzet ook de hele maatschappelijke situatie; een voorbeeld hiervan is Chocoladeoorlog van Robert Cormier (1982), waarin een jongen het opneemt tegen de bestaande instituties op zijn middelbare school. Zijn individuele verzet wordt uiteindelijk gebroken; de uit leerlingen bestaande groep De Wakers, bang voor gezichtsverlies en aangezet door de schoolleiding, schakelt hem ten slotte ook fysiek uit.
Een thema dat regelmatig terugkomt, is de problematiek rond de seksualiteit: het zich bewust worden van eigen lichamelijke ontwikkeling, het ontdekken van de andere sekse en het verschil tussen liefde en seksueel verkeer. Mij overkomt dat niet van Gunnel Beckman en Veertien dagen over tijd van Inge Krog (respectievelijk uit 1975 en 1974) behandelen beide het abortus-probleem en geven een aantal opvattingen weer over seksuele relaties en het tot stand komen daarvan.
Een thema dat kenmerkend is voor het genre, is het zoeken van de eigen identiteit. De gedachte dat je los van je ouders je eigen weg moet gaan en zelf moet beslissen over je leven, komt naar voren in John Donovans Mag ik alsjeblieft? (1972). Ook de beide samenhangende boeken van Imme Dros, De zomer van dat jaar (1980) en Lange maanden (1982) draaien om het zichzelf vinden van de hoofdpersoon.
Deze thema's waren al eerder te vinden bij William Golding in Lord of the flies (1954) en bij J.D. Salinger in The catcher in the rye (1951). Deze romans over adolescenten waren echter primair voor volwassenen geschreven. De ontwikkeling van de psychologie en de sociologie, de groeiende aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en de neiging om kinderen meer en meer als mondige mensen te beschouwen, hebben ertoe geleid dat schrijvers zich rechtstreeks tot de jongere lezers wendden. Sinds 1970 wordt de jeugd in toenemende mate aanspreekbaar geacht voor hun eigen problematiek en die van volwassenen.
| |
Kritiek
Juist een genre als de adolescentenroman weerspiegelt de mentaliteit en de moraal van de tijd. De opkomst van de vrouwenbeweging, de ‘seksuele revolutie’ en de veranderende verhoudingen binnen het gezin en de samenleving hebben hun weerslag gehad in de adolescentenroman. Er is dan ook een opvallend verschil in toon tussen boeken van 1920, 1950 en 1975.
| |
| |
De ontwikkelingen na 1970 hebben echter ook de nodige kritiek opgeroepen. Deze betrof allereerst de nadruk die vaak wordt gelegd op de moeilijke kanten van het bestaan. In veel boeken voor 15- à 16-jarigen viert de ellende hoogtij, zonder dat er een reële oplossing wordt geboden voor de lezer. De hierboven genoemde boeken over abortus bijvoorbeeld eindigen beide met een bagatellisering van het probleem, door als oplossing te bieden dat er alleen sprake was van een wijziging in de menstruatiecyclus; hoe met het probleem moet worden omgegaan als dat niet het geval is, wordt de lezer onthouden. In veel zogeheten ‘kommer- en kwelboeken’ wordt het volwassen worden uitsluitend negatief voorgesteld. In dit verband is het opmerkelijk dat er nu ook boeken verschijnen waarin kinderen niet groter willen worden, zoals De werkelijkheid is anders van Zibby O'Neal (1981).
Een ander punt van kritiek was de geringe herkenbaarheid van sommige situaties voor Nederlandse lezers. De series met adolescentenromans die na 1970 op de markt zijn gebracht, bestaan grotendeels uit vertaalde boeken, met name uit Scandinavië en Amerika. Hierin is soms sprake van storende verschillen in maatschappelijke situatie; er worden zelfs wel eens problemen beschreven die hier niet zouden kunnen ontstaan, bijvoorbeeld de situatie van de abortus-hulpverlening in Scandinavië of het gevangenissysteem in Duitsland.
In Nederland werden adolescentenromans geschreven door onder anderen An Rutgers van der Loeff (bijvoorbeeld Anna Menander, 1951), Miep Diekmann (De dagen van olim uit 1971 en het minder geslaagde Dan ben je nergens meer, 1975), Mischa de Vreede en Imme Dros, maar het aantal oorspronkelijk Nederlandse adolescentenromans is naar verhouding gering.
| |
Bibliografie
Adolescentenromans, een keuze
|
E. Wolff en A. Deken, Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart. 2 delen. 's-Gravenhage, 1782. |
Louisa M. Alcott, Little women (1868): Onder moeders vleugels. Vertaald door Almine. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zn., 1876. |
Louisa M. Alcott, Good wives (1869): Op eigen wieken. Vertaald door Almine. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zn., 1876. |
Tine van Berken, De familie Berewoud. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1895. (Opnieuw uitgegeven onder de titel: De Berewoudjes. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1900.) |
Tine van Berken, Rudi Willenborg. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1897. |
Ethel Turner, Seven little Australians (1894): Zeven kleine Australiërs. Uit het Engelsch bewerkt door Marie ten Brink. Gouda, Van Goor, 1896. |
Top Naeff, School-idyllen. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1900. |
Lilian Turner, Betty, an Australian girl (±1900): Betty, een Australisch meisje. Uit het Engelsch door G.W. Elberts. Gouda, Van Goor, 1906. |
| |
| |
Cissy van Marxveldt, De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul. Amersfoort, Valkhoff & Co, 1919. |
Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul. Amersfoort, Valkhoff & Co, 1923. |
Cissy van Marxveldt, De Stormers. Amersfoort, Valkhoff & Co, 1925. (Opnieuw uitgegeven onder de titel: Burgemeesters tweeling. Hoorn, Westfriesland, 1966.) |
Cissy van Marxveldt, De enige weg. Amersfoort, Valkhoff & Co, 1935. |
Diet Kramer, Razende Roeltje. Baarn, Bosch & Keuning, 1933. |
Diet Kramer, De Bikkel. Amsterdam, Holland, 1935. |
Diet Kramer, Roeland Westwout. Amsterdam, Holland, 1936. |
An Rutgers van der Loeff-Basenau, De kinderkaravaan. Amsterdam, Ploegsma, 1949. |
An Rutgers van der Loeff-Basenau, Anna Menander. Meppel, A. Roelofs van Goor, 1951. (Opnieuw uitgegeven onder de titel: Verlangen naar vrijheid. Amsterdam, Ploegsma, 1982.) |
J.D. Salinger, The catcher in the rye (1951): Puber. Vertaald door Henk de Graaff. Rotterdam, Ad Donker, 1958. (Ook verschenen als: De vanger in het koren. Vertaald door Max Schuchart. Amsterdam, Meulenhoff, 1978.) |
An Rutgers van der Loeff-Basenau, Rossy, dat krantenkind. Amsterdam, Ploegsma, 1952. |
William Golding, Lord of the flies (1954): Heer der vliegen. Vertaald door H.U. Jessurun d'Oliveira. Amsterdam, Polak & Van Gennep, 1974. |
Jan Prochazka, At' zije Republika (1965): Leve de republiek. Vertaald door M. van Emde Boas en W. Wielek-Berg. Den Haag, Leopold, 1971. (Sinds 1976 verschenen onder de titel: Ze schieten op mij en m'n paard.) |
Jan Prochazka, Divoke Pra'z diny (1967): Lenka. Vertaald door M. van Emde Boas en W. Wielek-Berg. Den Haag, Leopold, 1973. |
John Donovan, I'll get there, it better be worth the trip (1969): Mag ik alsjeblieft? Vertaald door Dolf Verroen. Den Haag, Leopold, 1972. |
Else Breen, Du kan aldri vite (1970): Tegen de draad in. Vertaald door M. van Marwijk Kooy. Rotterdam, Lemniscaat, 1977. |
Betsy Byars, The summer of the swans (1970): De zwanenzomer. Vertaald door Charlotte van Gelder. Amsterdam, Kosmos, 1974. |
Miep Diekmann, De dagen van olim. Den Haag, Leopold, 1971. |
Ivan Southall, Josh (1971): Josh. Vertaald door Alet Schouten. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1973. |
Betsy Byars, The 18th emergency (1973): De achttiende ramp. Vertaald door Charlotte van Gelder. Amsterdam, Kosmos, 1974. |
Inge Krog, Fjorten dage over tiden (1973): Veertien dagen over tijd. Vertaald door N. van der Beek. Den Haag, Leopold, 1974. |
Gunnel Beckman, Tre veckor över tiden (1973): Mij overkomt dat niet. Vertaald door M. van Marwijk Kooy. Rotterdam, Lemniscaat, 1975. |
Angelika Kutsch, Man kriegt nichts geschenkt (1973): Je krijgt niets kado. Vertaald door Annet van Battum. Haarlem, Holland, 1976. |
Robert Cormier, The chocolate war (1974): Chocoladeoorlog. Vertaald door M. Reitsma-Bakker. Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Annet van Battum, Vreemde eend. Haarlem, Holland, 1975. |
Miep Diekmann, Dan ben je nergens meer. Amsterdam, Querido, 1975. |
Mischa de Vreede, 13. Een meisjesboek. Amsterdam, De Bezig Bij, 1976. |
Nigel Hinton, Collision Course (1976): Vluchten kan niet meer. Vertaald door Martine Both. Rotterdam, Lemniscaat, 1979. |
Malcolm J. Bosse, The 79 squares (1979): De tuin van je leven. Vertaald door Nettie Klein. Rotterdam, Lemniscaat, 1983. |
Imme Dros, De zomer van dat jaar. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1980. |
Zibby O'Neal, The language of goldfish (1980):
|
| |
| |
De werkelijkheid is anders. Vertaald door N. Lenders. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Jutta Richter, Die Puppenmüter (1980): De poppenmoeders. Vertaald door Jan de Zanger. Den Haag, Leopold, 1982. |
Imme Dros, Lange maanden. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1982. |
Over de adolescentenroman
|
G. Robert Carlsen, Books and the teenage reader. New York, 1967. (Second, revised edition, 1980.) |
R. Barnes, J.R. Townsend's novels of adolescence. In: Children's Literature in Education, nr. 19 (1975), blz. 178-190. |
Sheila Egoff, The problem novel. In: Only connect. Readings on children's literature. Second edition. Toronto, 1980, blz. 356-369. |
G. Deluca, Taking true risks: controversial issues in new young adult novels. In: The lion and the unicorn, vol. 3 (1979-1980), nr. 2, blz. 125-148. |
M. Lenz & R.M. Mahood, Young adult literature; background and criticism. Chicago, 1980. |
Chr. McDonnel, Coming of age in novels adolescents. In: School Library Journal, vol. 26 (1980), nr. 9, blz. 47-48. |
J. Bär, Jugendtaschenbücher für Leser zwischen der Generation. In: Kinder- und Jugendbuch, jaargang 37 (1981), blz. 1418-1420. |
Anne Scott Mac Leod, Robert Cormier and the adolescent novel. In: Children's Literature in Education, vol. 12 (1981), nr. 2, blz. 74-81. |
Sheila Egoff, Thursday's Child. Trends and patterns in contemporary children's literature. Chicago, 1981. (Blz. 31-65: Realistic fiction) |
6 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1984
|
|