| |
| |
| |
Frank Adam
door Jet Marchau
Frank Adam is op 18 augustus 1963 in Brugge (België) geboren als vierde en jongste kind van een onderwijzersechtpaar. Op de middelbare school, waar hij een wiskundige richting volgde, ontstond zijn belangstelling voor literatuur. Naast klassiekers als Cervantes, Diderot, Dostojevski, Musil en Salinger bewonderde hij performers en theaterauteurs als Drs. P, Woody Allen en Dario Fo. Zijn studie Nederlands, Engels en Zweeds aan de universiteit van Kortrijk en Leuven vulde hij aan met taalcolleges bijbelhebreeuws, nieuwtestamentisch Grieks, Arabisch en Turks. Een zomercursus Arabisch in Caïro leidde in 2006 tot zijn Egyptisch dagboek, De Caïro Cahiers.
In de periode dat hij werkzaam was als leraar (1986-1999) debuteerde hij met het jeugdtoneelstuk Wakitchaga (1992) en een roman voor volwassenen, Waterman (1993). In 2001 inspireerde zijn zoontje hem tot een eerste bundel kindergedichten, Waarom ik altijd nee zeg. In 2003 volgde zijn prozadebuut in de jeugdliteratuur, Wat de ezel zag.
Sinds 2000 is Frank Adam fulltime auteur en performer. Zijn poëzie, fabels, liederen, romans en theaterstukken zet hij vaak zelf op het podium. Hij is redacteur van het literaire tijdschrift De Brakke Hond en artist in residence in het Brugse kunstencentrum De Werf.
Voor zijn romans en toneel voor volwassenen ontving Adam verscheidene malen de Prijs Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen. Zijn adolescentenroman De passie van de puber werd onderscheiden met de Prijs Knokke-Heist voor het beste jeugdboek van 2006 en is vertaald in het Noors en het Duits.
| |
| |
| |
Werk
Frank Adam behoort tot de generatie Vlaams literair talent van de jaren negentig. In de bloemlezing Jonge sla (1994) staat hij vermeld naast geestverwanten als Peter Verhelst, Bart Moeyaert en Anne Provoost. Zijn motieven vindt hij in de geschiedenis, religie en filosofie. Godsdienst en de verbondenheid van culturen verwerkt hij als centrale thema's in een mix van poëzie en absurde, vaak ironiserende humor. Zijn taalgebruik is eigentijds, plastisch en spitsvondig.
De samenwerking met kunstencentrum De Werf in Brugge startte in 1992 met de opvoering van Wakitchaga. Dit poëtisch getinte theaterstuk vertelt over de initiatie van vijf jonge indianen. Angst voor het onbekende en de komst van een vreemd meisje roepen bij de in afzondering verkerende indianen spanningen op. De onderliggende thema's religiositeit, dood en seksualiteit verbreden het stuk naar een universele adolescentenproblematiek.
Na Wakitchaga richtte Adam zich op kinderpoëzie. In Waarom ik altijd nee zeg (2001) en Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet (2002) gaat een rebelse kleuter op onderzoek uit, niet alleen buiten maar ook in zijn eigen binnenste. In een ritmische, muzikale taal observeert hij papa en mama, oma's en opa's, stelt hij geëigende kleutervragen, speelt hij doktertje en vecht hij tegen de slaap. De invalshoek van de traditionele thema's is origineel en de pointe vaak verrassend, zoals in ‘Zie al die schrammen’: ‘(-) Ik kan al mijn/ schrammen lezen.// Mijn benen/ zijn een boek’. De kleuter vertolkt zijn verwondering zowel in speelse associaties en ontwapenende kindertaal als in volwassen, filosofische beschouwingen. Zo ontstaat een dubbele laag die de poëzie opentrekt. In Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet heeft de kinderlijke verwoording de bovenhand. De filosofische toon blijft, maar er is meer aandacht voor het rijm en de gedichten hebben een swingender karakter. Dit leidde uiteindelijk tot rapversies op het toneel.
In de kerstvertelling voor tieners, Wat de ezel zag (2003), legt een filosofisch aangelegde ezel zijn oor te luisteren bij de bezoekers van de stal. Adam bouwde zijn personages op archetypen. In het gezelschap van de moederlijke Maria, de dromende Jozef, drie moe gelopen boeven, drie beroofde wijzen en de herders wacht de ezel op de eerste woorden van Jezus. Absurde humor, filosofische overwegingen en tedere beschouwingen wisselen elkaar af.
Van Wat de ezel zag maakte Adam ook een theaterversie. Daarnaast creeerde hij twee tienerproducties met filosofische inslag. In De jongen die uit zijn lichaam viel (2005), later omgewerkt tot de adolescentenroman De passie van de puber (2006), wil de hoofdpersoon de wereld redden van het kwaad. Daardoor ontdekt hij zijn eigen, meest afschuwelijke gezicht. In
| |
| |
De zonen van Zurg (2007) gaan twee broers, ‘gediplomeerde slechteriken’, bewust op zoek naar de wortels van het kwaad.
Adam vindt zijn theaterwerk even belangrijk als zijn romans. Dat zijn taal en inventiviteit soms over de hoofden van de kinderen heen gaan, betwist hij: ‘Keer op keer werd dat argument tijdens nabesprekingen van try-outs tegengesproken door de kinderen zelf, die - zo leert de praktijk - “leniger”, “associatiever” denken dan volwassenen.’
Zijn doorbraak kwam met De passie van de puber. Aanleiding voor dit boek was een langdurige pesterij op de school van Adams zoon. In het tragikomische verhaal tast Frank Adam de onmacht van de gepeste af en de vicieuze cirkel die ontstaat als het gepeste slachtoffer zelf pester wordt. De zoektocht eindigt met de droeve vaststelling dat de gepeste eenzaam en onbegrepen achterblijft.
| |
De passie van de puber
Jos beweert dat hij de 666ste reïncarnatie van Christus is. Op sandalen trekt de antiheld ten strijde tegen het kwaad, in het bijzonder tegen de pestkoppen van zijn kleine zusje Judith. Overal ziet hij Satan: in zijn pesterige broers en zussen, in de kapsalon van zijn moeder, de verborgen drankkast van zijn vader, in priester Kurt, maar vooral in de legerkazerne waar de ‘nieuwe Romeinen’ huizen. Zijn waanideeën drijven de wereldverbeteraar
ten slotte zelf tot pesten.
Als uitgangspunt van De passie van de puber diende een citaat uit het apocriefe evangelie van Thomas. Daarin wordt Jezus ervan beschuldigd een jongen tijdens het spel van het dak te hebben geduwd. Inspiratie voor zijn antiheld vond Adam bij enkele literaire archetypes, drie beroemde ‘pubers’: de idealist Jezus, de taalvaardige Hamlet en de fantast met sterke dadendrang, Don Quichote.
Het vertelperspectief en de locatie verstevigen de idee van een cabareteske tragikomedie. De verteller is een hopeloze engelbewaarder die de gedachten van Jos probeert te sturen, maar niet opkan tegen zijn taal- | |
| |
vaardigheid. Dat de nieuwe Christus zijn verheven ideeën in een doorsnee Vlaams gezin verkondigt, tussen de bloedworst en de rode kool in, zorgt voor hilarische contradicties.
Het verhaal heeft de structuur van een evangelie: geboorte en kinderjaren, het dubbele leven van de jonge Jos en zijn dubbele lijden. De taal is eigentijds, met veel dialogen en gedetailleerde beschrijvingen.
| |
Waardering
Lof is er voor Adams eigentijdse thematiek, zijn originele, ironiserende aanpak, het sobere, heldere en plastische taalgebruik en de grote poëtische zeggingskracht. Jury's en recensenten plaatsen zijn werk in een brede literaire context. Wakitchaga deed de West-Vlaamse jury dramatische kunst in 1994 denken aan Lord of the Flies van William Golding. In De passie van een puber zag Kerk en Leven een eigentijdse Adrian Mole.
Adams kinderpoëzie vindt zowel in boekvorm als op het toneel waardering. ‘Een vrolijk soort eigenwijze versjes,’ meent Jan Smeekens in de Provinciale Zeeuwse Courant. Ook Jan van Coillie en Annemie Leysen zijn getroffen door de eigenwijze kijk van het kind en de vermakelijke situaties. In de eerste bundel zijn nog te vaak de abstracte taal en het volwassen standpunt aanwezig, vinden zij. In de tweede bundel swingen de versjes, ‘beweeglijk en direct als de beweeglijke kleuter voor wie ze bedoeld zijn,’ aldus Jan van Coillie. De dubbele laag in de versjes maakt deze poëzie volgens het Brabants Dagblad geschikt voor alle leeftijden.
De kerstvertelling Wat de ezel zag munt volgens Belle Kuyken uit door een eigenzinnige interpretatie, absurde humor en de prachtige verpakking van illustrator Klaas Verplancke.
Veel aandacht kreeg De passie van de puber. Vrijwel alle recensenten vallen voor het bijzondere vertelstandpunt, de satirisch-cabareteske toon en de onderliggende dramatiek.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Waterman (1993), Sjirk, boek aan de Hebreeën (1999), De Caïro Cahiers. Egyptisch Dagboek (2006), Confidenties aan een ezelsoor. Boek een: De Woestijn (2005), Boek twee: De Wereld (2007), Boek drie: Erotische fabels (2008). |
Toneel voor jongeren
|
Wakitchaga: de dood is een jager. Breda, De Geus, 1992. |
De jongen die uit zijn lichaam viel. Brugge, De Werf, 2005, 2007. |
De zonen van Zurg. Theater. Brugge, De Werf; Roeselare, de Spil, april-mei 2007. |
Kinder- en jeugboeken
|
Waarom ik altijd nee zeg. Met illustraties van Harmen van Straaten. Amsterdam, Querido, 2001. |
Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet. Met illustraties van Harmen van Straaten. Amsterdam, Querido, 2002. |
Wat de ezel zag. Met illustraties van Klaas Verplancke. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2003. |
De passie van de puber. Leuven, Davidsfonds, 2006. |
| |
| |
Over Frank Adam
|
Juryverslag Prijs Letterkunde van de provincie West-Vlaanderen Dramatische Kunst 1994. (Over Wakitchaga) |
Luc Fossaert, Met je kind een maand op vakantie. Brugse auteur Frank Adam verrast met prachtige kleuterpoëzie. In: Het Nieuwsblad, 13-4-2001. (Over Waarom ik altijd nee zeg) |
Jan van Coillie, Waarom ik altijd nee zeg. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 6, blz. 246. (Over Waarom ik altijd nee zeg) |
Wouter Hillaert, Zap eens wat kinderpoëzie. In: De Morgen, 29-10-2002. (Over Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet) |
Annemie Leysen, Dichten is een beetje toveren. In: De Morgen, 18-12-2002. (Over Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet) |
Jan van Coillie, Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 1, blz. 5. |
Peter de Boer, Kwek-kwek-kwekken is nog geen rappen. In: Trouw, 15-3-2003. (Over Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet) |
Jan van Coillie, Grappig rappen, klankrijke kleuterversjes van Frank Adam. In: Poëziekrant, maart-april 2003. (Over Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet) |
Roger Arteel De Twaalf van 2003. In: Theatermaggezien, 31-12-2003. |
Belle Kuijken, Een wereld vol wonderen. In: De Morgen, 14-1-2004. (Over Wat de ezel zag) |
H.C., Toversprookje, Wat de ezel zag van Frank Adam. In: Weekend Knack, 31-3-2004. |
Roger Arteel, Een woord, een ei, een wonderbare omelet! In: Theatermaggezien, 21-11-2004. |
Frank Hellemans, De magie van mama-blauw. In: Knack, 18-12-2004. |
Michaël Bellon, Messias met middelvinger. In: De Standaard, 9-6-2005. |
Martine Ketelbuters, Wat de ezel zag. In: Muziek & Woord, december 2005. |
Juryverslag Prijs Knokke-Heist Beste Jeugdboek 2006. (Over De passie van de puber) |
Bart Vanderkelen, Don Quichote? Fantastische puber. In: Het Nieuwsblad, 2-6-2006. |
Jelle Van Riet, Jezus is een puber. In: De Standaard, 2-6-2006. |
Annemie Leysen, Ik heb medelijden met mijn personages. In: De Morgen, 28-6-2006. |
S. van Kerkhoven, Het najaar van Adam. In: KW. Brugsch Handelsblad, 27-10-2006. |
Luc Fossaert, ‘Mijn veelzijdigheid is mijn profiel geworden’. In: Het Nieuwsblad Online, 18-11-2006. |
Roger Arteel, Frank Adam (In de prijzen - 2006). In: Theatermaggezien, 20-12-2006. |
Wilma van der Pernnen (eindredactie), Boek en Jeugd 12+. Leidschendam, Biblion Uitgeverij, 2007, blz. 12. |
Eric Rinckhout, Frank Adam wint Zieta! Award 2006. In: De Morgen, 25-1-2007. |
Jet Marchau, De passie van een puber. In: Kerk en Leven, februari 2007. |
Marc Cloostermans, De zonen van het kwaad. In: De Standaard, 6-4-2007. |
Mark Cloostermans, Zurg, of immens amusant theater. In: De Standaard, 18-4-2007. |
Liv Laveyne, Volvobroers zijn garagehelden. De gebroeders Jochems zijn De Zonen van Zurg. In: De Morgen, 18-4-2007. |
Websites
|
www.frankadam.be |
www.villakakelbont.be |
www.stichtinglezen.be |
www.pluizuit.be |
77 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2008
|
|