| |
| |
| |
Chr. van Abkoude
door Marleen Wijma
Christiaan Frederik van Abkoude werd in 1884 in Rotterdam geboren. Zijn vader was barbier in de Jonker Fransstraat (bij Crooswijk). Na het behalen van zijn onderwijzersakte in 1901, stond Van Abkoude enige tijd voor de klas. In 1907 zette hij een punt achter deze loopbaan en trok hij met twee vrienden het land in. Met het houden van lezingen, het maken van reisverslagen en het geven van poppenkastvoorstellingen voorzagen ze in hun levensonderhoud. In Met de poppenkast op reis (1910) doet Chris van Abkoude hiervan verslag.
In 1914 trad hij in dienst vanwege de mobilisatie. Hij werd korporaal bij de Landweer. Van Abkoude was inmiddels getrouwd en had drie zonen. In 1916 emigreerde het gezin naar Amerika, waar Van Abkoude onder de naam Winters als pianist en children's entertainer (met name poppenkast) de kost verdiende. Hij vestigde zich tenslotte in Alameda (Californië), waar hij directeur werd van een distributiecentrum van tijdschriften. In die stad stichtte hij een toneelgezelschap voor kinderen. Hij schreef zelf de stukken en verzorgde de regie. In 1964 overleed hij in Portland (Oregon).
Van Abkoude begon zijn schrijversloopbaan met het schrijven van pamfletten, onder andere Droevig kinderleven in Rotterdam, een onderzoek naar de toestand van behoeftige schoolkinderen (1903), een hartverscheurend verslag van de mensonwaardige omstandigheden waaronder de kinderen in de Rotterdamse volksbuurten moesten leven. In 1907 verscheen zijn eerste jongensboek, Bert en Bram, gevolgd door een groot aantal andere. Deze verhalen pasten in de toen bestaande traditie. In 1914 schreef hij Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen, een jongensboek dat grote weerstand opriep bij pedagogen, maar dat van meet af aan een groot succes was bij de jeugd en dat evenals zijn in 1922 geschreven verhaal Kruimeltje tot de klassieke Nederlandse jeugdboeken gerekend moet worden.
| |
Werk
De boeken die Chris van Abkoude schreef vóór Pietje Bell zijn in vergelijking daarmee brave verhaaltjes, waarin kleine volwassenen de hoofdrol spelen. Ze kenden in hun tijd wel enig succes, zoals Tim en Tom (1910), de veelal koddige avonturen van een mollige tweeling uit Overschie. Naast verhalen schreef hij ook Jolige liedjes voor de jeugd (1913). Zijn teksten werden door Henri Zagwijn
| |
| |
op muziek gezet.
Uitgever Kluitman is een van de weinigen uit de jeugdboekenwereld die Chris van Abkoude persoonlijk heeft gekend: ‘Van Abkoude, behalve schrijver ook schilder en musicus, was net als zijn Pietje Bell een onafhankelijke figuur die het in Nederland niet zo best kon vinden. Hij hield er andere gedachten op na over wat goed was voor het kind dan de meeste van zijn collega's (uit het onderwijs; red.) en dat gaf wel eens moeilijkheden.’
Met het schrijven van Pietje Bell heeft Van Abkoude zich bewust af willen zetten tegen de burgermoraal van zijn tijd. Als de zus van Pietje Bell trouwt met iemand uit de betere kringen, steekt Pietje een róde vlag uit. Ook verstoort hij de aubade voor de koningin en steekt hij bijna de school in brand. Hij doet alles vanuit de beste bedoelingen, maar de feiten op zich waren behoorlijk provocerend.
De zeven vervolgdelen op Pietje Bell zijn voornamelijk geschreven op aandrang van de uitgever. De volgorde van verschijnen loopt niet parallel met het klimmen der jaren van Pietje. De zonen van Pietje Bell verschijnt in 1922. In 1932 en 1934 worden evenwel nieuwe avonturenverhalen geschreven over Pietje als hij nog lang geen vader is. Ook wordt er gegoocheld met leeftijden, bijvoorbeeld die van Jozef Geelman, en sommige personen staan uit de doden op.
Van de Pietje Bell-boeken en van Kruimeltje, een wensvervullend verhaal over een Rotterdams schooiertje, zijn in 1958 bewerkingen gemaakt door W.N. van der Sluijs. De uitgever vond dat ‘een heleboel dingen echt niet meer konden.’ Zo gaat Pietje niet meer met de boot naar Amerika maar met een vliegtuig en in een van de vervolgdelen is zelfs sprake van een kleurentelevisie. Ook de aard van de handeling is hier en daar veranderd. Zo is de dooie muis die Pietje aan de jas van meester Ster bindt, vervangen door een speelgoedmuis. Verder is de woordkeus aangepast. Het begin van Kruimeltje luidde: ‘D'r uit, of ik trap je d'r uit!’ In de huidige editie luidt de eerste zin: ‘D'r uit en geen praatjes!’
Criticus Henk van Gelder vindt het idee van bewerking ‘een onzinnig idee’. ‘Je geeft die boeken uit of niet, maar je mag er niet in rotzooien.’
| |
Waardering van Pietje Bell
Pietje Bell werd vrijwel direct een verkoopsucces. In kringen van jeugdauteurs en jeugdboekcritici werd het verhaal echter radicaal afgewezen. In menig gegoed milieu waren de boeken van Van Abkoude verboden en in de openbare leeszalen waren ze niet te vinden. Uitgever Kluitman verklaarde tegenover D.L. Daalder: ‘men moet dit boek zien als een uitingsdrang der jeugd in een tijd toen er zo weinig gedaan werd aan jeugdwerk. Kennelijk heeft de aantrekking die dit boek op de jeugd uitoefent, bestaan in het gevoel voor humor van de schrijver, al komt ook af en toe een zekere
| |
| |
Illustratie van Jan Rinke uit Pietje Bell
zelfspot naar voren, waaruit des schrijvers onvoldaanheid over zijn beroep als klasse-onderwijzer zich aftekent.’ Daalder citeert in Wormcruyt met suycker deze rechtvaardiging, maar voegt daar direct aan toe ‘dat de pedagogische kritiek, m.i. terecht, bij het verschijnen van dit werk, in het bijzonder van de eerste Pietje Bell, grote bezwaren maakte bij de vlegelachtigheid van de titelfiguur.’
De jeugdauteur K. Norel is ook een fervent tegenstander van Pietje: ‘Pietje haalt streken uit die een sterk sadistisch element bevatten. Mijn bezwaar is voornamelijk dat Van Abkoude zijn figuren zonder enige kritiek en zonder enige liefde tekende. Bovendien zijn zijn boeken van een geringe literaire kwaliteit.’
Dr. Tjaard W.R. de Haan neemt het op voor Van Abkoude: ‘Aestheten, pedagogen, bibliothecarissen en medeschrijvers (van J.B. Schuil via Daalder tot K. Norel) die Pietjes hinderlijke kinderlijke onschuld (uit het leven gegrepen) voor sadisme uitkrijten! Van Abkoude schreef, als een rasechte verteller, puur voor de lol en van hart tot hart zonder literaire pretenties.’
In het dagblad Trouw van 28-4-'84 wordt gemeld dat in de Openbare Bibliotheek van Rotterdam nog steeds geen Pietje Bell in de kast staat. Nota bene zijn geboorteplaats! Het merendeel van de jeugdbibliotheken heeft schoorvoetend enkele Pietje Bells op de planken gezet, omdat er zoveel vraag naar was, in weerwil van hun eigen opvatting, die samenvattend luidt: ‘erg zwart-wit, slordig en inconsequent, ouderwets en gedateerd, een onverantwoord primitief gevoel voor humor.’
| |
Pietje Bell
Schoenmaker Bell is dolgelukkig met de geboorte van zijn zoon. Als hij een aardje naar zijn vaartje heeft, zal het een heel wat levendiger jongen worden dan dat futloze zoontje van de drogist. En inderdaad kan vader Bell al gauw opsnijden over het kattekwaad van kleine Pietje.
Niet iedereen is zo van de streken van Pietje gediend: de juffrouw van de eerste klas - zijn dertien jaar oudere zusje Martha -, de mensen uit de buurt en tante Cato die af en toe bij hen logeert. Pietje zorgt dat tante Cato achtereenvolgens van haar pukkel, haar bril, haar valse gebit en haar
| |
| |
pruik wordt verlost. Op zijn verjaardag geeft hij een circusvoorstelling voor veertig kinderen uit de buurt. Die zijn evenwel gauw vertrokken als er vuurwerk tussen hen in ontploft. Meester Ster van de tweede klas leert de jongen goed kennen. Al straft hij Pietje geducht voor diens dwaasheden, hij is erg op de jongen gesteld. Als meester Ster ernstig ziek wordt, bezoekt Pietje hem dagelijks en zijn verdriet is groot bij diens overlijden. Het verhaal eindigt met een Pietje die opgesloten zit vanwege zijn laatste grap in het oude jaar. Een Pietje vervuld van goede voornemens voor het nieuwe jaar.
| |
Kruimeltje
Kruimeltje is een Rotterdams schooiertje met een gouden hart en gewiekst voor drie. Hij weet precies hoe hij de bakker een warme krentebol afhandig moet maken en hij heeft reuze pret als hij met de slee van een vriendje met wel honderd kilometer per uur door de hellende winkelstraat sjeest en ‘'n hoed van de sokke gooit’ (een agent omver rijdt). Maar als zijn slechte pleegmoeder sterft en zijn oude vriend Wilkes in het ziekenhuis ligt en Kruimeltje in een gesticht voor onverzorgde kinderen gestopt wordt, voelt hij zich klein en verdrietig. En als ze dan ook nog zijn enig overgebleven vriend, zijn trouwe hond Moor, in een hondenpark willen vergassen, dan staat Kruimeltje maar één ding te doen: hij smeert 'm uit het tehuis, redt Moor en moet zich weer als dakloos schooiertje in de winterse kou in de binnenstad van Rotterdam zien te redden. Het einde van het verhaal is mooier dan mooi als blijkt dat Kruimeltje de zoon is van een lieve, wereldberoemde pianiste en een geweldige vader uit Amerika.
| |
Bibliografie
Kinderboeken
|
Een strijd tegen domheid. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1905. |
Bert en Bram. Met illustraties van A. Rünckel. Alkmaar, Kluitman, 1907. |
Hollandsche jongens. Met illustraties van A. Rünckel. Alkmaar, Kluitman, 1907. |
Hein Stavast. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1908. |
Willem's verjaardagsgeschenk. Met illustraties van Broeckman-Klinkhamer. Alkmaar, Kluitman, 1908. |
Het jongenskamp. Alkmaar, Kluitman, 1910. |
Met de poppenkast op reis; avontuurlijke lotgevallen van drie journalisten. Met illustraties van W. Hoogebos. Amsterdam, Scheltema & Giltay, 1910. |
Tim en Tom. Met illustraties van L. Raemaekers. Alkmaar, Kluitman, 1910. |
Bob-zonder-zorg. Met illustraties van W.K. Prins. Alkmaar, Kluitman, 1911. |
De fietsclub ‘alle vijf’. Met illustraties van L. Raemaekers. Alkmaar, Kluitman, 1911. |
Het boek van Luilekkerland. Met illustraties van R. Hansche. 's-Gravenhage, De Groot en Dijkhoff, 1912. |
De man met de poppenkast. Alkmaar, Kluitman, 1912. |
Een ongeluksvogel. Alkmaar, Kluitman, 1912. |
| |
| |
De otters, een padvindersgeschiedenis. Met illustraties van O. Geerling. Alkmaar, Kluitman, 1912. |
De padvinders van Duinwijk. Met illustraties van W.K. Bruin. Alkmaar, Kluitman, 1912. |
Piet Parker. Alkmaar, Kluitman, 1912. |
De voetbalclub. Met illustraties van O. Geerling. Alkmaar, Kluitman, 1913. |
Jan Boenders. Met illustraties van Jan Rinke. Amsterdam, Scheltema & Giltay, 1913. |
Jolige liedjes voor de jeugd. Met illustraties van Jan Rinke en met pianobegeleiding van H. Zagwijn, Amsterdam. Scheltema & Giltay, 1913. |
De Pinkertonnetjes. Met illustraties van Jan Rinke. Utrecht, Bruna, 1913. |
Instituut Sparrenheide. Met illustraties van O. Geerling. Alkmaar, Kluitman, 1914. |
Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugende jongen. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1914. |
Jaap Snoek van Volendam. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1915. |
De waterratten, een boek voor sportjongens. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1915. (Later verschenen onder de titel Het waterkamp op de Friesche Meren.) |
De zonnige jeugd van Frits van Duuren. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1916. (Later verschenen onder de titel Frits van Duuren.) |
Jolig strandleven. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1916. |
Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1917. |
De vlegeljaren van Pietje Bell. Met illustraties van D.A. Bueno de Mesquita. Alkmaar, Kluitman, 1920. |
Dickie Pool, of hoe twee gymnasiasten automobiel-fabrikant werden. Met illustraties van Jan Rinke. Alkmaar, Kluitman, 1921. |
Kruimeltje. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1922. |
De zonen van Pietje Bell. Met illustraties van D.A. Bueno de Mesquita. Alkmaar, Kluitman, 1922. |
Dwergneus. Met illustraties van J.G. Kesler. Alkmaar, Kluitman, 1923. |
Pietje Bell's goocheltoeren. Met illustraties van D.A. Bueno de Mesquita. Alkmaar, Kluitman, 1924. |
De circusclown of de lotgevallen van Daantje. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1926. |
Pietje Bell in Amerika. Met illustraties van D.A. Bueno de Mesquita. Alkmaar, Kluitman, 1929. |
In het land van Uncle Sam. Met illustraties van J. Lutz. Alkmaar, Kluitman, 1930. |
Hoe Fred aviateur werd. Met illustraties van J. Lutz, Alkmaar, Kluitman, 1931. |
Nieuwe avonturen van Pietje Bell. Met illustraties van J. Lutz. Alkmaar, Kluitman, 1932. |
Peppie. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1932. |
Pietje Bell is weer aan de gang. Met illustraties van H. Pieck. Alkmaar, Kluitman, 1934. |
Pietje Bell gaat vliegen. Met illustraties van H. Borrebach. Alkmaar, Kluitman, 1936. |
Het verlaten huis. Met illustraties van Van Looy. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1936. |
Over Chr. van Abkoude
|
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950, blz. 125-127. |
H. van Tichelen, Over boeken voor kindsheid en jeugd. Antwerpen, Ontwikkeling, 1952, blz. 220. |
[Anoniem] Na halve eeuw nog altijd populair. In: Nieuwe Apeldoornse Courant, 16-1-65. |
M. van Amerongen, Oom Klaas Norel contra Bell-hamel Pietje. In: Vrij Nederland, 10-4-65. |
| |
| |
[Anoniem] Pietje Bell is onverwoestbaar. In: De Waarheid, 2-11-68. |
Tj. W.R. de Haan, De vader van Pietje Bell. In: Volkszang, jaargang 13 (1973), nr. 5/6. |
Tj. W.R. de Haan, De geestelijke vader. In: Haarlems dagblad, 9-10-74. |
G. Hellinga, 'n Bejaarde heer genaamd Pieter Bell. In: Het Vrije Volk, 30-11-74. |
G. Komrij, Confrontaties met de helden uit de jeugd: Kruimeltje/Pietje Bell. In: Vrij Nederland, 5-7-75. (Onder de titel ‘De jongensbroekzak’ gepubliceerd in Papieren tijgers. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1978, blz. 11-20.) |
[Anoniem] Met Kruimeltje op dood spoor. In: Het Vrije Volk, 25-10-75. |
H. van Straten, Waar is het spannende jongensboek van vroeger gebleven? In: Utrechts Nieuwsblad, 11-10-78. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 1 (1977), nr. 1. |
H. van Gelder, 't Is een bijzonder kind, dat is ie, Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1980. |
Pietje Bell na zeventig jaar nog altijd ietwat omstreden, In: Trouw, 28-4-84. |
11 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1986
|
|