terzijdes. Bijvoorbeeld een bericht uit de Leeuwarder Courant uit die tijd of personalia van de genoemde watergeuzen in het verhaal van Hotse Hiddes.
De bedoeling van de auteur wordt duidelijk uit de volgende citaten: ‘Ik hoop dat de jongens door dit verhaal belangstelling voor de geschiedenis krijgen.’ (De smokkelaars van de Schans) ‘Van de storm die Moddergat en Paesens' vloot teisterde en haar manschap deed omkomen, wil dit verhaal vertellen. De namen, althans die der hoofdpersonen, de data en de feiten zijn historisch. Zoals het hier verteld wordt, is het gebeurd.’ (Der zee ontrukt)
Het orthodox protestants-christelijke geloof doordrenkt alle verhalen. De hoofdpersonen zijn reeds gelovig of ze worden bekeerd, zoals het geval is met de ruwe-bolster-blanke-pit held Hotse Hiddes, die dan getuigt: ‘Ik dank U, Vader, dat Gij mij hebt aangenomen tot Uw kind. Mij, onwaardige, hebt Gij genande bewezen.’
De tegenspelers zijn heidenen of rooms-katholieke ‘papen’. De meesten worden voorgesteld als mensen zonder hoogstaande waarden en normen. ‘Dus je wilt hem (Hotse Hiddes) levend verbranden? Dat kunstje heb je zeker van de papen afgekeken?’ Niet alle katholieken zijn slecht en gemeen, maar de God van de Drie-eenheid God, Nederland (of Friesland) en Oranje, is een protestantse God. Die onwrikbare vaderlandsliefde komt voort uit het geloof dat de overheden door God zijn ingesteld. Ieder die probeert Oranje te overheersen is een dwingeland. Watergeuzen, smokkelaars en verzetslieden doen dan wel dingen die niet mogen, maar omdat zij onvoorwaardelijk trouw zijn aan Oranje kunnen ze rekenen op de steun van het Friese volk.
In ieder verhaal zit een verrader, die een loopje neemt met God en gebod en dat dan aan het einde moet bezuren. Toont de verrader berouw, dan is er vergeving, zoals in Rondom de sluis, het vierde deel van een serie verhalen die in de Tweede Wereldoorlog spelen. Daar is de vader in staat de jongen te vergeven die de dood van zijn zoon op zijn geweten heeft. ‘God moge jou vergeven. Ik wil het ook, zoals ik hoop dat God mij eenmaal vergeeft.’ De dominee is in alle verhalen een wijze en geziene figuur die bij zware gewetensconflicten te hulp wordt geroepen.
Anjum, de geboorteplaats van de auteur, is in veruit de meeste verhalen het centrum van de handeling. In De smokkelaars van de Schans wijst van Aangium er in het voorwoord op, dat de kerk en de toren van Anjum uit het verhaal nog steeds bestaan en dat de bewoners van die plaats veel namen van personen zullen herkennen.
De geboorteplaats van de hoofdpersonen bepaalt in hoofdzaak ook hun karakter: ‘Die verwenste Friezen verraden elkaar nooit’; ‘Hard en onverzettelijk is ze, zij de Friese boeren-