dit opzicht was hij niet tot objectief denken in staat. Men kon in Duitsland bij de huidige politiek onmogelijk dulden, dat een Joods kunstenaar door een Duits publiek werd toegejuicht, dat een Jood iets ten bate van Duitsland kon doen. De doden moesten ten tweeden male sterven, nu in het geheugen der mensen; de beroemde levenden moesten worden verbannen, of, zo dit niet ging, worden gedood, en wie dit bevorderde, pleegde geen verraad.
Sheila zou verraad hebben gepleegd, als ze Ruben's naam tegenover hem had verzwegen, niet over hem had gesproken.
Ze zei: ‘Nu zal ik je zeggen, wat Doluph denkt.’ Het gebrek aan beheersing, het inzicht, dat ze plotseling in haar daden had gekregen, deden haar, reeds arm aan woorden in de moedertaal, naar woorden in het Duits zoeken. Moller's geweldige geest, vol verworven inzicht en kennis hielp haar, om haar gedachten op de juiste wijze te uiten.
‘Doluph denkt, dat die Jodin door jou wordt gebruikt...’
‘Om van de Joden te vertellen.’
‘De Joden te verraden.’
‘Het is geen verraad.’
‘Alles, wat ik heb gezegd, over Marcus, Eva, Ruben, Rafaël, Sevenhoven, is verraad geweest, en nu ik alles heb verteld, heb ik voor Doluph geen waarde meer. Dan zit hij, als jij op reis bent, tegenover me en denkt: ‘wat doet die gemene vrouw hier nog langer, ze is niet bruikbaar meer, wat moet Moller nog langer....?’
‘Met de vrouw, van wie voor Duitsland niets meer te verwachten is.’
‘Waarom gooit hij haar het huis niet uit?’ Dat denkt Doluph.’
‘Misschien wel meer,’ dacht hij, ‘maar dat zal ik haar niet vertellen.’
Ze ried vaag zijn gedachten en greep zijn beide handen vast.
‘Zul je mij beschermen, als hij me iets wil doen?’
‘Ik zweer je, dat ik je zal beschermen.’
‘Je hoeft tegenover mij niet te zweren,’ glimlachte ze.