Van anarchist tot monarchist
(1936)–Alexander Cohen– Auteursrecht onbekend
[pagina 420]
| |
Hoofdstuk XXXVIWat mij nog overblijft te verhalen, te verklàren, dat is mijn overgang van links naar rechts, van ùiterst-links naar ùiterst-rechts, met àndere woorden: van het Anarchisme naar de Monarchie. Zwenking die niet brúúsk heeft plaats gegrepen en waarvan in de Paradox de voorteekenen duidelijk waarneembaar waren.
Een democratisch, en, a fortiori, een sociaal-democratisch of communistisch kudde-dier ben ik nooit geweest! (Evenmin als ik, monarchist, ooit een ‘bête de troupeau’ zal wòrden!) De anarchistische leer-in-een-notedop: ‘De vrijheid van den éénen mensch door nièts beperkt dan door de vrijheid van den anderen’, trok mij onweerstaanbaar aan en hièld mij onder haar bekoring, totdat ik, voornamelijk door de nadere aanraking met de belijders van dit aanlokkelijke ideaal, tot de onbereikbaarheid daarvan had geconcludeerd, en vervallen was tot het scepticisme, uitgedrukt in Stirner's ‘Ich habe mein Sach' auf nichts gestellt!’ Làng duurde deze periode van politico-philosophische onverschilligheid niet, kòn zij, gegeven mijn combatieven aard, niet aanhouden. De ‘Affaire’ sleepte mij mee in den strijd, waarbij ik, als éénling altijd en dus zonder mij bij een partij aan te sluiten, aan den kant der dreyfusards stond. Maar toen, na hun schamele overwinning, de kampioenen van de Waarheid en van het Recht, de ‘Véritards’, de ‘Justiciards’ en de ‘Droits de l'Hommards’, op enkele nobele uitzonderingen na, het door den burgertwist, den burgeróórlog, geteisterde en verzwakte land gingen beschouwen als hun exclusief eigendom, als een bùit waarop alleen | |
[pagina 421]
| |
zij zèlf, hun creaturen en hun gunstelingen recht hadden; toen zij, door hun anti-catholiek sectarisme, de verdeeldheid nog verscherpten en haar, door een laaghartig systeem van spionnage en denunciatie, overbrachten in het leger, waar, jaren lang, het catholiek-zijn - uit overtuiging of uit overlevering - het deelnemen aan of ook maar het bìjwonen van cultueele plechtigheden voor de daaraan schuldige officieren een smèt was, die hun aanspraken op bevordering verminderde of geheel te-nièt deed; toen zij, met een hoe langer hoe militair-machtiger, aanmatigender en dreigender Duitschland voor de deur en met den oorlog in het nabije verschiet, uit stompzinnigheid, uit laksheid, uit lafheid en om de gemakzucht van kiezer Demos te vleien, tot zelfs de gebeùrlijkheid van het onvermijdelijke conflict loochenden: ‘Oorlog is een onmogelijkheid in onzen verlichten tijd!’ - ‘Onze duitsche broeders zullen den oorlog weten te verhinderen door als één man op te staan!’ - ‘Les Allemands ne sont pas fous! Ils ne nous feront pas la guerre!’ Ga naar voetnoot*); toen zij, met hun moorddadig-pacifistische refreinen, het misleide volk in slaap wiegden, en het, door een gestadige bekrimping van zijn weermacht Ga naar voetnoot**), rijp maakten voor nederlaag en ondergang; toen, bij elke algemeene verkiezing, het algemeene peil der volksvertegenwoordiging daalde, en bij elk nieuw schandaal het niveau der corruptie van het politieke en van het judiciaire personeel gestegen bleek te zijn.... Kortom, toen ik tot het inzicht was gekomen, dat het bestaan van een krachtig, gezond en machtig Frankrijk - levensvoorwaarde, dit in het voorbijgaan opgemerkt, ook voor de rèst van het door den vloedgolf van het germanisme bedreigde Europa! - onvereenigbaar was met de besten- | |
[pagina 422]
| |
diging van de Republiek, toen keerde ik mij definitief af van een regiem waarin alleen nog maar de Dood ademt. Zoo ben ik, wat Frankrijk, dat ik liefheb, en òmdat ik het lief heb, aangaat, voorstander geworden van het koningschap, uit de koel-realistische overweging dat alleen dìt regiem het land voor den ondergang zal kunnen behoeden. Géén fascisme, géén nationaal-socialisme, géén communisme! Het koningschap! Het èrfelijke koningschap! Erfelijk? Ja! zonder aarzelen. * * * Wij wenden ons, voor de aanschaffing van dit of dat artikel waarbij het méér dan bij tàl van voorwerpen op nauwkeurigheid van fabrikaat en deugdelijkheid van qualiteit aankomt.... laat mij zeggen een uurwerk, een optisch, een nautisch, een chirurgisch instrument, bij voorkeur tot firma's die sedert vijftig jaar, honderd jaar, twee-honderd jaar van vader op zoon zijn overgegaan, en die, prijs stellend op haar reputatie, op de eer van haar naam, alleen onberispelijke producten in den omloop brengen. Maar afgaand op wat markt-geschreeuw, vertrouwen wij ons leven, ons physiek en ons geestelijk leven, ons hebben en houden toe aan den eersten den besten, of den eersten den slechtsten, collectieven Jan Rap, een Jan Rap zonder de geringste kennis, deskundigheid of bevoegdheid door overlevering of door erfelijke transmissie verworven, noch, in de meeste gevallen, door eigen studie, voorbereiding of practijk, en zonder de geringste effectieve verantwoordelijkheid. Ik kèn de laag-bij-den-grondsche objectie tegen de erfelijkheid van het monarchale gezag: daar zijn koningen geweest die niet deugden, of die gèk waren, of die er verkwistende liefjes op na hielden. Natuurlijk zijn die er geweest en kunnen er nog kòmen! En waarom nièt? Een koning is óók maar een sterveling, met évenveel recht - als het een recht ìs! - een zwak of berispelijk mensch te zijn, met molentjes te loopen, of zich te bezondigen aan buitenechtelijke conversatie, als een president der Republiek, een socialistisch voorzitter van den ministerraad, een democratisch of sociaal-democratisch afgevaardigde, en - horribile dictu! maar daar zìjn precedenten - een noest en klassenbewust, communistisch zwoeger. | |
[pagina 423]
| |
Wij hebben hier een gèk gehad als president der Republiek: Paul Deschanel; een ànderen paranoïa-lijder, René Viviani, tot voorzitter van den ministerraad.... in oorlogstijd!; een pierewaaiend Hoofd van het Uitvoerend Bewind: de ex-leerlooier Félix Faure, die, in letterlijken zin, den geest gaf in de gastvrije armen van Meg Steinheil. Wat, het een en het ander, geen argument oplevert tegen de voortreffelijkheid der republikeinsche instellingen, zal men zeggen. Accoord! Maar dan ook niet, mutatis mutandis, tegen het erfelijk koningschap. Want wanneer een heerscher par droit de naissance het op deze of gene wijze te bont maakt, of uit het lood raakt, of onbekwaam blijkt tot het uitoefenen van het gezag, dan wordt hij afgezet en in een klooster gestopt, zooals Childeric III door Pépin-de-Kortafgebetene die het regeeren béter verstond, of vermoord op de manier van tsaar Paul I, of vervangen door een regent zooals de laatste koning van Beieren. En bij minderjarigheid van den troonopvolger is daar ook de regent of de Raad van Regentschap, die ad interim het bewind voert. De erfelijkheid van het koningschap heeft, behalve de kànsen op aangeboren of traditionneel-aangeléérde bekwaamheid tot regeeren van den troonopvolger, dit voor, dat de belângen der dynastie zich automatisch vereenzelvigen met de belangen van het lànd waarover zij heerscht. Een koning, hoe middelmatig ook - maar alle koningen waren om den drommel niet middelmatig! - kàn geen ander belang hebben dan de welvaart van zijn land, dat hij onverminderd in macht en aanzien aan zijn opvolger wenscht achter te laten. Hij kan zich vergissen in de middelen, in de methoden om dit doel te bereiken, maar zijn wènsch kan geen andere zijn. Terwijl een, door zijn partij, of door een tijdelijk agglutinaat van konkelende partijen gekozen en negen maal op de tien inferieure president der Republiek - een persóónlijkheid, zooals Clemenceau, wòrdt niet gekozen! - gemeenlijk geen nobeler eerzucht koestert dan het in-de-gratie-blìjven bij zijn democratische keurvorsten, die hem - zie o.a. het smadelijke en belachelijke avontuur van Millerand - tot aftreden dwingen zoodra hij, binnen de perken van zijn grondwettelijke bevoegd- | |
[pagina 424]
| |
heid, ook maar het geringste poogt te doen dat het lànd ten-goede kan komen maar de kliek mishaagt waaraan hij zijn benoeming te danken heeft gehad. Want wat kan het, après tout, aan een opgeblazen nulliteit zooals Félix Faure, aan een sluwen schipperaar zooals Emile Loubet, aan een larmoyanten sukkel zooals Albert Lebrun schelen wat er nà hem gebeurt, en wiè, na zeven jaar - als hij zijn septennaat ùitzit! - na vier jaar, na twee jaar, na zeven màànden in het geval van een ongelukje of een ‘panne’, zijn warmen stoel bezet? Geen sikkepitje! Het ‘Après moi le déluge!’ - door Lodewijk XV vermoedelijk evenmin geformuleerd als het: ‘Ils n'ont pas de pain? Eh! bien, qu'ils mangent des brioches’, door de rampzalige, in het ongeluk onvergelijkelijk-majestueuze Marie-Antoinette, tegen wie geen laster te ignobel werd geacht om een kannibaalsch canaille op te hitsen - het ‘Après nous le déluge!’ lijkt mij eerder een boutade ten-gebruike van een president der Republiek en van zijn successieve en ephemeere ministers - het regiem hier is, op het oogenblik, op den kop af aan zijn éénhonderdste cabinet bezig! - dan van een monarch met verantwoordelijkheid ten-opzichte van zijn volk, of, tenten-minste, van zijn dynastie. Een ànder kapitaal voordeel van het erfelijk koningschap bestaat hièrin, dat het de competitie uitsluit, den nàijver, een van het republikeinsche en ook van het dictatoriale regiem onafscheidelijk verschijnsel. Voor het ‘Waarom hìj en waarom ìk niet?’ Ga naar voetnoot*) is geen plaats onder de monarchie! Le roi est mort, vive le roi! De opvolger, die, exceptioneele gevallen of omstandigheden uitgezonderd, is opgeleid voor de functies die hij op een gegeven tijdstip zal hebben te vervullen, de opvolger is dààr en aanvaardt zijn taak. Hij hoeft, om de plaats van zijn voorgangers in te nemen, niet te konkelen, geen diners te geven aan toekomstige kiezers, afgevaardigden en senatoren, zooals Paul Deschanel dit | |
[pagina 425]
| |
jaren lang deed, noch, zooals de rijke, radicale wisselagent, député en minister van Oorlog, Maurice Berteaux, een open oor en een dito portefeuille te hebben voor de nooden van tientallen ‘chers collègues’ van links, centrum en rechts, die hem in den presidentieelen armstoel gestemd zoùden hebben als de waardigste onder gelijken, als hij niet, in Issy-les-Moulineaux, doodelijk was getroffen door de wentelende schroef van een vliegmachine. En waar hij - de koning, bedoel ik - zijn gezag niet te danken heeft aan de min of meer spontane, duurzame en belangelooze gunst van een aanmatigende Volksvertegenwoordiging, heeft hij die niet naar de oogen te zien. Is hij, voor het overige, een intelligente en wilskrachtige persoonlijkheid - en waarom, a priori, zou hij dit nièt zijn? - dan kiest hij-zèlf zijn ministers uit bekwame mannen en laat zich die nièt opdringen door de groepen, onder-groepen, klieken en onder-klieken waaruit een parlement is samengesteld, noch dankt hij die alle zes of alle drie maanden àf, om een ploeg beduimelde en heethongerige incompetenties een beurt te geven haar eerzucht te bevredigen en ‘zaakjes’ te doen.
* * * Het is om deze en om honderd àndere redenen, dat ik, die van de communistische noch van de nationaal-socialistische tirannie ièts wil weten - essentieel bestaat er géén verschil tusschen Stalins en Hitlers satanieke concepties van den Almachtigen Staat en van den daaraan met lijf en ziel hopeloos en troosteloos onderworpen gestachonoviseerden, gleichgeschallteter, productivistischen machine-mensch! - het is uit deze, van alle fetichisme, van alle byzantinisme, van alle behoefte aan menschen-vergoding | |
[pagina 426]
| |
volstrekt vrije overwegingen, dat de anarchist, de acraat, de ‘majesteitschenner’ die ik wàs, en de opstàndige die ik gebléven ben... al kamt ook Leo Gestel mijn haren bezadigd plat op het tweede plaatje van het dyptiek: Torch of Anarchy - L'Action Française!, een onverwrikbaar-overtuigd voorstander ben geworden van het erfelijk, monarchaal gezag, hier te-lande uit te oefenen door de afstammelingen der ‘veertig koningen, die, in duizend jaar, Frankrijk (tot een harmonisch geheel) hebben gemaakt.’ Van een koningschap dat ipso facto, door het fèit alleen al van zijn bestààn, de partijen doet verdwijnen, en, zelf géén partij - wat het communisme en het hitlerisme wèl zijn - geen politieke groepeeringen zoekt te bevoordeelen ten-detrimente van de rèst der nationale gemeenschap. Van een koningschap met aanmerkelijk méér gezag dan het schìjn-gezag waarover het in de meeste, grondwettelijkgeregeerde landen beschikt, en waardoor het o.m. in staat zal zijn de onduldbare uitspattingen van een chaotisch en in zijn tegenwoordigen vorm afstervend kapitalisme te bedwingen, en de nationale en internationale geldmachten - ‘la fortune anonyme et vagabonde’, zooals de laatste hertog van Orleans die qualificeerde - met vaste hand te breidelen.... een ondernemen waaraan de plutocratische republiek, die met de Haute Finance stààt en vàlt Ga naar voetnoot*), zich kàn noch wìl wagen. Van een koningschap dat, ter beveiliging van het land, bondgenootschappen zal kunnen aangaan met àndere landen, duurzame en doeltreffende allianties, nièt om den haverklap verloochend door elkaar om het trimester aflossende en van buitenlandsche politiek wisselende, grillige, onwetende avonturiers van het genre Briand, die | |
[pagina 427]
| |
vandààg, du haut de leur grandeur, een Mussolini negeeren om hem mòrgen om den hals te vallen met een cadeau van item zooveel duizend vierkante kilometer coloniaal grondgebied; die vandààg een defensief verbond sluiten met Polen om het mòrgen, door hun laksheid, hun weifelmoedigheid en hun onstabiliteit, in Hitlers vangarmen te drijven; die vandààg Rusland afbeelden als de-Man-met-het-mestusschen-de-tanden, als de vijand van het menschelijk geslacht - ‘le Communisme, voílà l'ennemi!’ -, om mòrgen Stalin batioeschka en Litvinow op den mond te gaan zoenen en Frankrijk den strop om den hals te leggen van een nieuw verbond met de Moscovieten, waarbij, aan den kant der Soviëts - moet niet Frankrijk, volgens hun machiavelistische berekening, tot bliksemafleider tegen Hitler dienen? - alles trouweloosheid is en verraad! Van een koningschap dat personen en zaken op hun plaats kàn en dùrft zetten, o.a. de anti-patriotische schoolmeesters, vergiftigers en zielemoordenaars van de hun toevertrouwde jeugd, op de straat. | |
[pagina 428]
| |
Van een koningschap dat de maçonnieke Mana Negra, die Republiek heet, vervangend, de natie weer iets geeft om te achten en lief te hebben.... zie België, waar een héél volk heeft getreurd bij den dood van koning Albert! Van een koningschap, om te besluiten, dat door zijn redelijkheid, zijn kracht en zijn stabiliteit aan het hoofd van een met zich-zelf verzoend volk, een onweerstaanbare en heilzame aantrekking zou uitoefenen op alle europeesche landen, in hun vrijheid, hun onafhankelijkheid, hun bestààn, hun leven bedreigd door het germanisme, en dat dus de ziel zou zijn eener liga van verweer tegen het Beest! Amen! |
|