hankelijk mensch! Van een mensch, ten-minste, die naar onafhankelijkheid heeft gestreefd. Eigenlijk gezegd is ook dìt niet juist! Ik heb naar onafhankelijkheid evenmin als naar wàt anders ook gestrééfd. De behoefte aan onafhankelijkheid, de zin daarvoor, de neiging daartoe, het hunkeren, het dorsten, het snakken daarnaar heeft mij, van mijn prilste jeugd af, in het bloed en in den geest gezeten. Ik zou niet anders hebben gekùnd, al had ik het gewild! Maar ik geloof toch ook dat ik niet anders gewild zou hebben, al was dit wèl in mijn macht geweest, en al had ik al de schatten en de genietingen der aarde in het verschiet gezien in de plaats van het karige deel, dat mij, logischerwijze, onvermijdelijkerwijze, moest toevallen, en waarmee ik genoegen neem.
* * *
Is het ‘Ik-zucht’ geweest, die, in alle omstandigheden, mijn leven heeft beheerscht? Misschien wèl! En waarom niet? Ik kom er voor ùit! Ik aanvààrd zonder blikken of blozen, béter (of èrger?) ik vindicéér de betichting van ik-zucht = egotisme, de ondeugd-bij-uitnemendheid in het oog der persoonlijkheidslóózen.
Ik pleit dus géén verzachtende omstandigheden! Maar behoort ik-zucht = egotisme, die geen meedogenlooze zèlfzucht = egoïsme is, tot de doodzonden? Theologaal nièt, geloof ik! Niet ééns tot de hoofdzonden, waaronder - onwillekeurige omissie? - het zich-zèlf-zijn, het òphouden, het hooghouden waar het pas geeft, van de eigen persoonlijkheid, niet staat opgesomd.
O! zeker, het heeft mij, onder véél àndere den mensch sierende voortreffelijkheden, volkómen ontbroken aan de hooge en voorname deugd der gelatenheid, der sereene gelatenheid, die met slapheid, slakkigheid en onderworpenheid nièts gemeen heeft. Zalig zijn de gelatenen, die ik vereer en benijd met de éénige àfgunst die ik gekènd heb!
Maar zou misschien toch ook niet, met méér ik-zuchtigen van mijn slag, het aantal bruten, vlegels en boosaardige lafaards aanmerkelijk geringer, en dus de aarde herbergzamer zijn voor de weerloozen en de argeloozen?