| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIX
Het schrijven valt mij niet alleen niet moeilijk, zooals ik dit een oogenblik gevreesd had, maar het geeft mij grooter voldoening dan ooit te-voren. Want ik dièn nu, voor het eerst van mijn leven, en met al de geestdrift, heel de passie die in mij laait. Het is niet langer rebèlschheid alleen, opstandigheid tegen allen dwang, die mij bezielt. Ik voel mij in staat tot plooibaarheid, tot het aanvaarden van disciplines, tot gehoorzaamheid, tot alles, àlles wat ik, tot nu toe, had verworpen of àfgeworpen. Ik ga òp in een gemeenschap met wier hart mìjn hart klopt. Het begrip vaderlandsliefde, dat ik, wat Frankrijk betreft, zelfs in mijn anarchistischen tijd nooit verloochende, gloeit in mij met een alle andere gevoelens absorbeerenden gloed. Ik dènk aan niets anders, kàn aan niets anders denken dan aan den oorlog. Elk succes te-velde vervult mij met intense vreugde, elke tegenslag schrijnt mij als een eigen smart. Maar er is, hoe benard de toestand ook somtijds schijnt, in mij geen plaats voor ook maar een schàduw van twijfel aan de uiteindelijke overwinning. En ik acht mij onuitsprekelijk gelukkig, elken keer dat ik, door brieven van lezers, in Nederland en in Indië, de zekerheid krijg dat ik mijn liefde voor Frankrijk en mijn afkeer van het Beest - dit woord in apocalyptischen zin gebezigd! - ook aan ànderen heb ingeblazen.
Geen testimonium had mij met grooter trots kunnen vervullen dan dit, waar van mij wordt gesproken als an ‘den onvermoeiden voorvechter van het prachtige, nobele Fransche volk, die ons gedurende de lange oorlogsjaren met zijn bezielend woord en zijn vast vertrouwen op de
| |
| |
nederlaag der barbaren zoo vaak een hart onder den riem stak.’
* * *
Als er, onder de groote, belligerente volken één was, dat den oorlog begeerd, noch, helaas! verwàcht had, wat zeker wel overtuigend uit zijn onvoorbereidheid bleek, dan was dit het fransche volk, dat, met uitzondering van een numeriek onbeduidende, geen noemenswaardigen invloed uitoefenende minderheid, twintig jaar na den oorlog van 1870 en de annexatie van den Elzas en van Lotharingen, de gedàchte zelfs aan de Revanche al had opgegeven. Ik zeg dit nièt bij-wijze van pleidooi! In tégendeel! Want ik heb dit uitsterven van het verlàngen naar revanche altijd beschouwd, en betreurd!, als een symptoom van onverschilligheid en slapheid, en dus als een impliciete aanmoediging tot een nieuwen veroveringsoorlog van Duitschland.
Wat dit land aangaat, moet ik zeggen dat zijn toeleg en zijn pogingen om de gevolgen van den jongsten oorlog op wèlke wijze dan ook ongedààn te maken, mij heel begrijpelijk voorkomen. De zèlfmoorddadige, pan-moorddadige aberratie is aan den kant der ex-geallieerde overwinnaars, die, uit zelfzucht, uit lafheid, uit kortzichtigheid, uit blatend schijn-humanitarisme, het met de geweldigste inspanning en ten-koste van millioenen levens verslagen en uitgeput ter-neder liggend Monster ijlings weer op de been hebben geholpen, en het nu, tot hun ontzetting, sterker, onverzoenlijker en dreigender voor zich zien dan óóit. Zij hadden, na den afgesmeekten Wapenstilstand van 11 november 1918, vrede kùnnen sluiten met de republiek Pruisen, met het koninkrijk Beieren, met het koninkrijk Saksen, met het koninkrijk Wurtemberg, met al de Staten en staatjes - zes-en-twintig in het geheel, geloof ik - waaruit het bismarckiaansche Reich te-zaam was gesmeed, te-zaam geketend. Zij hadden het kòninkrijk Saksen de provìncie Saksen kunnen teruggeven, Hannover, dat nooit van zijn ‘protest’ afgezien en altijd protestataire afgevaardigden naar den Reichstag gezonden had, weer tot een koninkrijk màken, het catholieke Rijnland, dat niets vuriger wenschte, aan den pruisischen greep ontwringen, en het aldus ontwrichte Reich door differentieele handelstractaten voor dertig, veertig, vijftig jaar - den tijd dien de wrok noodig had om wat
| |
| |
ùit te slijten! - vanéén kunnen houden. Wie dàn leefde, wíe dàn zorgde!
Es wär' zu schön gewesen! Men verstèrkte, o! dementie, de duitsche Eenheid (‘l'exécrable unité allemande!’, Anatole France dixit!), liet de vermoording toe, de gruwelijke vermoording - Pirmasens! Kaiserslautern! - van de Rijnlandsche Republiek, de ideaalste bufferstaat tusschen Frankrijk en Duitschland dien men had kunnen bedènken en wènschen, en men vernietigde het door niemand meer te duchten Oostenrijk, dat een Pruisens macht en Pruisens prestige verzwakkenden en dus pacificeerenden, attractieven invloed had kunnen uitoefenen op de catholieke, zuidduitsche landen. Resultaat: het vooruitzicht op een nieuwen verdelgings-oorlog, waartegen géén land zich zal kunnen vrijwaren, het door zelfzucht verdwaasde Engeland het allerminst!
Hoe zegt de oude heer Shandy het ook weer?.... ‘Never mind, brother Toby! by God's blessing we shall have another war break out again some of these days; and when it does, the belligerent powers, if they would hang themselves, can not keep us out of play.’
* * *
Ten-einde a priori het verwijt af te schudden van a posterioristische beschouwingen te wijden aan nièt-gebeurde dingen, op de manier van: dìt zou zùs zijn geloopen als dàt zóó gegaan was!, laat ik hier het artikel volgen dat ik ddo 7 juni 1919 - dus vóór de onderteekening van het Verdrag van Versailles! - schreef, naar aanleiding van de separatistische beweging in de Rijnprovincie.
(Ik kan nù wel verklappen, dat de ‘Diplomaat-in-ruste’, die mij van tijd tot tijd met zijn confidenties vereerde, niemand anders was dan de auteur van deze pretentielooze, voor het grootste gedeelte anecdotische herinneringen.)
| |
Parijs, 7 juni 1919
- Wat dunkt u, vroeg ik hem, van de Rijnlandsche Republiek?
- Ik ben, antwoordde hij, altijd een scepticus geweest, of, liever, een ‘mécréant’, zooals mijns gelijken
| |
| |
in gemoedelijker tijden dan de tegenwoordige genoemd werden.... Dat was een aardiger, en, tegelijk, oneindig minder pedant en minder agressief-klinkende qualificatie dan die van rationalist, atheïst, of vrijdenker. Een mécréant, waarde vriend, dat was iemand die òf nièt ‘geloofde’, of die niet geloofde volgens de voorschriften en reglementen der officieele godsdienst-ondernemingen, maar die, in weerwil daarvan, door wèl geloovigen beschouwd werd als een sociabel mensch, om wiens nooit grove, nooit kwetsende spotternijen men kon glimlachen zonder zich zelven te verdoemen. Een mécréant kon iemand zijn, die sedert zijn doop - of welke andere, prille-jeugd-ceremonie ook - nooit den voet in een kerk gezet had, en die zich toch, uit eerbied voor de traditie en uit liefde voor het schoone, met kerkelijke praal en pracht liet begraven.
- Bent u dat ook van plan?
- Zonder eenigen twijfel.... over een jaar of twintig, dertig! Al was het alleen maar uit afkeer vàn en bij manier van protest tégen de grappenmakerij - passez moi le mot! - der beroeps-‘vrijdenkers’.... Tenez! Ik heb, van-morgen, mijn vriend Peigné, generaal Peigné, helpen begraven. Als vrijmetselaar - oudgrootmeester, geloof ik - zou de zeer achtenswaardige, zeer verdienstelijke generaal zich in zijn kist hebben omgedraaid van posthume ergernis, als zijn familie of zijn vrienden een mis voor hem hadden laten zingen, en hem, op zijn laatsten tocht, uitgeleide hadden laten doen door een ritueel-uitgedosten priester en een paar koorknapen. Eh! bien, ik ben een verdraagzaam mensch, maar ik heb moeite gehad mij goed te houden bij de maskerade, waartoe de begrafenis van dezen onberispelijken homme de bien aanleiding heeft gegeven.... Mon Dieu! étaient-ils ridicules, al die clericaal-kijkende, oude vrijdenkers - hebt u wel eens een jòngen vrijmetselaar ontmoet? - met hun deurwaarders-, députés- en apteekers-gezichten, hun hooge hoeden, witte dassen, gekleede jassen, dikke buiken en fel gekleurde, geborduurde sjerpen met daar-aanbungelende driehoeken, passers, groot-bouwmeester- | |
| |
van-het-heelal-oogen en dergelijke insignia! Als het bataillon en de militaire muziek er niet geweest waren, waarop de overledene, in zijn hoedanigheid van generaal, aanspraak had, dan zou zijn uitvaart heelemaal het karakter hebben gehad eener ‘singerie’ van het ritueel der Kerk.... A ce propos: als de godsdiensten - de mooie, bedoel ik! - afgeschaft zullen zijn, en de legers opgedoekt, en het definitief-geëmancipeerde menschdom, op het gebied van troost en verstrooiing, niets anders meer zal hebben dan bioscoop-voorstellingen, phonografische uitvoeringen,
vlieg-wedstrijden en verplichte, officieele, openbare vergaderingen-zonder-debat - de eventueele tegensprekers zijn natuurlijk uitgeroeid - dan zult u eens zien hoe gezellig het op de wereld wordt....!
- Rassurez vous, cela ne sera pas encore pour demain.... Maar wat is uw oordeel over de uitroeping van de Rijnlandsche Republiek?
- Daar wilde ik het juist over hebben. Daar hèb ik het over! Wat ik zeggen wilde is dit: dat ik, in weerwil van mijn ‘mécréant’-schap, begin te gelooven aan het bestaan van een Voorzienigheid, een speciale Voorzienigheid, die het goed meent met Frankrijk maar die altijd weer gedwarsboomd wordt door allerlei ‘rationalisten’, die even weinig oog hebben voor de simpelste, dichtst-bij-de-hand-liggende, gedemonstreerde waarheden, als voor de metaphysiek.... Vous me suivez?
- Met de grootste belangstelling!
- Voici: na zes maanden van discussies hebben de Geallieerden den Duitschers een vredes-verdrag voorgelegd, dat, ook al aanvaarden zij het zonder eenige wijziging, ons, d.w.z. Frankrijk, niet den geringsten waarborg geeft dat wij over vijftien, over tien jaar, of misschien eerder nog, niet wéér oorlog zullen hebben met onze Oostelijke buren, wier in 1871 ten koste van Frankrijk geschapen eenheid, de erbarmelijke Staatslieden der Entente hebben bekrachtigd door het aangaan van vredes-onderhandelingen met het gëunificeerde Duitschland.... ‘et l'Allemagne d'autre part’, zooals dat in den aanhef van het tractaat staat. Fatale,
| |
| |
onherstelbaar-lijkende onvoorzichtigheid, waarvan, buiten Frankrijk, niemand zich rekenschap schijnt te geven behalve Maurice Muret, in de Gazette de Lausanne, en die mij, wat de toekomst aangaat, met de somberste gedachten vervult. Car ne nous y trompons pas - en de toon der duitsche pers, van de officieele Vorwärts tot en met de officieuse Deutsche Tageszeitung, versterkt, elken dag, mijn bezorgdheid - in en aan Pruisens aanmatigenden, heerschzuchtigen, militaristischen geest is niets veranderd, noch verzacht. Wraakzucht is het eenige gevoel dat de bestuurders van het Reich, de sociaal-democratische figuranten zoowel als de pan-germanistische wàre meesters, bezielt. Wraakzucht die door niets, vous m'entendez! zelfs niet door de zachtste vredesvoorwaarden getemperd had kunnen worden en die, over enkele jaren, de wereld weer in vuur en vlam zal zetten. A moins que....
- Tenzij?
- Tenzij de Geallieerden, eindelijk tot inzicht komend, zich de particularistische stroomingen die zich, sedert november al, in Duitschland openbaren, ten nutte weten te maken. Comment? De Rijnlanders - een minderheid misschien nog, maar die, over veertien dagen, drie weken, de meerderheid zouden zijn.. et puis: welke activiteit, op politiek gebied, is ooit spontaan uitgegaan van een méérderheid? - zeggen Pruisen de gehoorzaamheid op en proclameeren de Republiek, om een zelfstandigen Staat te vormen, die, met zijn 12 millioen inwoners, de functie zou vervullen van een ‘bufferstaat’ tusschen Frankrijk en het Reich van Scheidemann en Tirpitz? En de Geallieerden aarzelen om dien Dr. Dorten en zijn voorloopige regeering te erkennen, en prenant, bien entendu, les garanties indispensables? Hanover, dat zijn gewelddadige annexatie door Pruisen nooit heeft erkend, en dat, sedert Langensalza, nooit heeft opgehouden te protesteeren en ‘protest-afgevaardigden’ naar den Reichstag te zenden, Hanover behoeft maar één woord van aanmoediging, één vriendelijken, collectieven hoofdknik van den kant der Entente, om zich los te maken van Berlijn,
| |
| |
en het fiat! van Parijs blijft ùit? Daar is het catholieke Beieren, dat den tirannieken, arroganten ‘Saupreusse’ nooit heeft kunnen uitstaan, en dat zich zou aansluiten bij het catholieke Oostenrijk - waardoor Oostenrijk's absorbtie door het ‘Reich’ voorkomen zou worden! - indien de Entente wijs genoeg was om deze hèrgroepeering der Zuid-Duitsche landen te bevorderen!.... Ziedaar drie kapitale mogelijkheden om, zonder één geweerschot te lossen, zonder éénige moreele geweldpleging, bien au contraire!, tegen wèlke nationaliteit ook en met volle eerbiediging van het beroemde ‘recht van zelfbeschikking’, den wereldvrede voor afzienbaren tijd, voor altijd misschien, te verzekeren! En men ààrzelt! Erger nog: men ontmoedigt de Dortens en dwingt hen, ou peu s'en faut, om onder Ebert's scepter - die een knuppel is - te blijven.... Comprenne qui pourra!
- Denkt u niet dat het geschreeuw der socialisten de regeeringen der Entente intimideert? Dat is mijn idee!.... Tenez, ik heb hier de Humanité, die aan haar lezers uitlegt dat de Rijnlandsche republiek een ‘clericale’, ‘reactionnaire’ en dus onvoldoend-idealistische onderneming is, waarvan niets goeds is te verwachten en die dus niet aanvaard kan worden door het bewuste-en-georganiseerde proletariaat.
- De fulminaties der socialisten tegen het ‘clericalisme’ doen mij altijd aan als iets onweerstaanbaar-comieks. Want er zijn geen benepener, botter, onverdraagzamer clericalen dan de socialisten-zèlf! En als ik ‘clericalen’ zeg, dan bezig ik een te gematigde uitdrukking. Want die lui zijn ‘ultramontanen’, voor wie het ‘outre monts’ Pruisen-Duitschland is, het vaderland van Marx en Engels en van zoovele àndere Heiligen der Alleenzaligmakende Sozialdemokratie. Hun verdacht-maken vàn en hun te-velde-trekken tégen het particularisme der verschillende duitsche landen, is pure ketter-jagerij. De Dortens c.s. bedreigen de eenheid en de wereldlijke macht der socialistische Kerk. Haro! sur ces baudets. En de beste manier om hen-zèlven en hun republiek in discrediet te brengen bij de ‘vooruitstrevende’ massa, is hen en haar te be- | |
| |
tichten van clericalisme en reactionnarisme.... Mais nous, qui sommes Français avant tout, wat kan het òns schelen of de République Rhénane clericaal is, of rationalistisch, of positivistisch, als zij maar een bufferstaat vormt tusschen onze vijanden van gisteren en van morgen en dus de kans op nieuwe conflicten vermindert? En moeten wij München's emancipatie van Berlijn en zijn vereeniging met Weenen beletten, onder voorwendsel dat in Beieren de pastoors de baas zijn? Qu'est-ce que cela peut bien nous faire? Is een sociaal-democratische Pfaff - en àlle sociaal-democraten zijn onuitstaanbare, onverdraagzame, aanmatigende, exclusivistische Pfaffen - een zooveel betere buurman dan een catholiek pastoor?
Mijn diplomaat besloot als volgt:
- De Entente, die den oorlog heeft gewonnen en den vrede saboteert, heeft, tenzij ze den oorlogs-toe-stand wenscht te bestendigen, niet veel fouten meer te begaan. En de èrgste zou hièrin bestaan, dat zij, uit vrees voor het geschreeuw der socialisten of om welke andere redenen ook, de Rijnlandsche Republiek, ‘clericaal’ dan of niet, den kop indrukte.... Clericaal! Laissez-moi rire!.... O, zeker, onder ‘ces messieurs’ van alle gezindten zijn alleronaangenaamste heerschappen. Maar après tout is hun rijk niet meer van déze wereld, en oneenigheden over een scheidsmuur loopen, met de dienaren des Heeren, zelden uit op een proces. En op kloppartijen zoo goed als nooit. Il est, avec les serviteurs du Ciel, des accommodements. Tandis qu'avec ces autres gaillards, les Noske, les Ebert, les Scheidemann, chefs de soixante-dix-millions de loups, arrivés au pouvoir avec des dents et des concupiscences de loup, la mitoyenneté manquerait de charme autant que de sécurité.
- Ik zou het niet beter kunnen zeggen....
|
|