| |
| |
| |
Hoofdstuk V
Onder de uitheemsche anarchisten, die ik in Londen ontmoet heb, waren er maar weinigen die nièt hunkerden naar den dag, naar het ùùr, waarop zij, ten-gevolge van deze of gene, onverschillig wèlke gebeurtenis naar het verloochende en dikwijls verguisde vaderland zouden terug kunnen keeren. En het was, voor een goed deel, dit bij de méésten onbewuste smachten, dat hen elken avond, tegen een uur of vijf, naar Goodge Street dreef, in Tottenham Court Road, en naar het winkeltje van Lapie, den franschen krantenverkooper, die dan, hijgend onder den last van het vastelandsche nieuws: fransche, italiaansche, spaansche kranten, door hem aan het dépôt gehaald, thuis kwam en met een ‘han!’ van opluchting zijn vracht neersmeet. Hij was in een ommezien uitverkocht. Want ook de àrmste onder de meestal doodarme uitgewekenen had er zijn laatste three-pence voor over om te weten te komen of hièr de revolutie nog niet uitgebroken, dààr een algemeene amnestie afgekondigd was, ginder een vrijzinniger regeering de grens wagenwijd had opengezet voor de verloren zonen. En hoe lànger de blijde boodschap op zich liet wachten, hoe méér trage maanden zich voegden bij de reeds héén-gekropen maanden, hoe rampzaliger de ballingen zich gevoelden, hoe prikkelbaarder zij zelven en hoe bitterder hun onderlinge veeten werden. Oneenigheden, meestal ontstaan uit onbeduidende oorzaken, maar ook somtijds door verschillen van doctrinairen of moreelen aard: Individualistisch anarchisme?.... Communistisch anarchisme?.... Aanslagen?....
| |
| |
Géén aanslagen?.... Onteigeningen ten-bate van de onteigenaars zèlf, of expropriaties ten algeméénen nutte?.... Scrupules of géén scrupules in den strijd tegen den gemeenschappelijken vijand, den bourgeois? (Voor de ‘individualisten’ zònder gemoedsbezwaren was iedereen, behalve zij zèlf, een te-onteigenen bourgeois!)
En dan siste er, vaak, de suspicie, de giftige verdenking, waarvan alleen het milieu van de Torch zoo goed als vrij was: X is te nieuwsgierig en te indringerig om zuiver op de graat te zijn! Y is onlangs gezien in het gezelschap van een sbir van Scotland-Yard! Hoe komt Z, die nooit wèrkt, aan, zijn blakend gelaat en een nieuwe broek?
Nu en dan kwam het, in Lapie's tot een club geworden winkeltje, tot vechtpartijen, waaraan, gegeven de bekrompenheid van het slagveld, niet meer dan twéé kampioenen gevoegelijk deel konden nemen. Lapie, de wèlgenaamde, trippelde dan, de korte armpjes als krachtelooze vlerken neerhangend, op de wijze van een ekster heen en weer en poogde de combattanten te bewegen hun duel bùiten voort te zetten. Maar waar zij dàn gevaar liepen gearresteerd, voor den politie-rechter gebracht en veroordeeld te worden wegens ‘disorderly conduct’, bleven zij de voorkeur geven aan Lapie's privaat-arena.
Ik word dit gezelschap, waarmee ik, trouwens, zoo weinig mogelijk in contact kom, hoe langer hoe meer beu en het hersenschimmige beeld van een onvermengd-anarchistische samenleving krijgt met den dàg minder bekoring voor mij.
* * *
Omgang, in den zin van meer dan vlùichtige, sporadische aanraking, hebben wij, behalve met Isabel Meredith en haar zusters, met de menschen van de Torch-groep, met Bernhard Kampfmeyer en zijn landgenoot Wilhelm Werner, een gezapige, amusante ‘Unabhängiger’, dien wij de Olifant noemen, en met den wel wat zwaar-op-de-handschen maar door en door braven en o! zoo eenzamen ‘professor’, omgang hebben wij maar met heel weinig kameraden.
Met Pateau, onder anderen, de aardige Pateau, van de uitgeweken frànsche anarchisten de ons sympathiekste. Hij was bakker van beroep en hij maakte heerlijk, knapperend,
| |
| |
geurig, donker-goudkleurig, frànsch brood, dat in nièts leek op de ongare, ongure, krijtachtige, lijk-bleeke, smakelooze ‘loafs’ waarmee de Engelschen - het culinair-onbeschaafdste volk van het westelijk Halfrond - zich voederen, en dat hij elken morgen bij zijn klanten rondbracht.
Op een zondag, dat hij dit zooals gewoonlijk deed, was hij, in een van de buitenwijken, eerst uitgescholden en vervolgens aangevallen door een troepje vromen, die, nèt uit chapel gekomen, voor ‘The Spotted Dog’ stonden te wachten tot de deur van dezen pub zou opengaan en zij, hun zièl nu gelaafd zijnde, hun dorst konden lesschen met een ginand-bitter of 'n pint pale-ale. Pateau had hun conformistische verontwaardiging opgewekt door brood te bezorgen op den dag des Heeren. Zij kwamen slecht wèg! Want onze vriend sloeg zóó geestdriftig van zich af met een van zijn hardst-gebakken ‘flûtes’, dat zij met gehavende koppen terugdeinsden en hem verder met rust lieten. Resultaat dat hij met een engelsche loaf niet zou hebben bereikt.... ‘Pour distribuer des ‘pains’ (opstoppers), il n'y a que le pain français!’ vond hij met onbewust-nationalistischen trots.
Pateau onderscheidde zich ook hièrdoor van het gros der vastelandsche anarchisten, dat hij een ongekunsteld mensch was gebleven, geen hoogdravende taal sprak en het nooit had over ‘Wetenschap-Vooruitgang’, de nieuwe, twee-eenige Moloch en de onuitstaanbaarste van alle goden en àfgoden.
A propos hièrvan: ik geloof dat mijn niet van gister dagteekenende afkeer van alle links-revolutionnaire leerstellingen, in hóófdzaak is voortgesproten uit de peillooze verveling die de belijders van deze theorieën bij mij hebben opgewekt mét en dóór hun pedant en eentonig gebazel over de Onbegrensdheid van de Bevrijdende Wetenschap en de Oneindigheid van den niet-te-stèlpen Vooruitgang. Pestilentie, die, evenals zooveel àndere pestilenties, van duitschen oorsprong is en door de verschillende revolutionnaire partijen is overgenomen, als een besmetting, van wijlen de Sozialdemokratie, dit universeele kweekbed van plat-materialistische schijngeleerdheid en weetnietige aanmatiging.
De volmaaktste en tegelijk erbàrmelijkste incarnatie van dit wetenschapperige pedantisme, was wel Raymond-la- | |
| |
Science, geboren Raymond Callemin, een der beide dènkers van de z.g.n. ‘bandits en automobile’, wier proces, een maand of wat vóór den oorlog, ik bijwoonde. De rampzalige Raymond-de-Wetenschap werd, met drie van zijn kameraden, ter dood veroordeeld en gëexecuteerd. Zijn mede-dènker, de Rus Victor Napoléon Kibaltchitch, die later een subaltern rolletje zou spelen in de soviétistische revolutie, en die, op het gebied der verwaandheid, den armen ‘la Science’ de loef nog afstak, kwam er met vijf jaar tuchthuis af.
Maar wat ik zeggen wilde is dit: dat Auguste Blanqui's fiere en verlokkelijke leuze: ‘Ni Dieu, ni Maître!’ mij nooit holler en hopeloozer is voorgekomen dan gedragen door deze twee wereld-hervormers, waarvan de Moscoviet met zijn belachelijken naam, in weerwil van zijn onbetwistbare scherpzinnigheid, verreweg de onsympathiekste was.
Of ik mèt en dóór de jaren ‘fromm und brav’ geworden ben? Ik geloof het niet! Ik heb mijn leven làng een onoverkomelijken afkeer gehad van al wat op pretentie leek, en de in het besef van zijn menschelijke nietigheid ootmoedig neerknielende eenvoudige van geest - die geen àrme van geest behoeft te zijn en dat ook lang niet altijd ìs! - heeft mij, die nièt ootmoedig ben, sedert jaar en dag al oneindig sterker aangetrokken dan de irritante, holhoofdige afgodendienaars van den ‘Eeuwigen Vooruitgang’ en de ‘Almachtige Wetenschap’.
* * *
Onder de èngelsche kameraden hadden wij verkeer met Joe Lawrence, een droog-sarcastische, stoïcijnsche ‘unskilled labourer’, die met zijn vrouw en hun twee doorschijnende kinderen in Neasden woonde, dicht bij Willesden Green, waar wij, het laatste jaar van ons verblijf in Londen, huisden.
Ik kan mij Joe Lawrence niet voorstellen zonder hoed op, een stijven, ronden hoed, die op zijn rechter oor rustte, en Alice Lawrence niet anders dan over een waschtobbe gebogen. Beiden waren zij één en al comradeship en gastvrijheid in weerwil van hun blijvende zorgen.
De Lawrences hadden een kamer ònder-verhuurd aan Zo
| |
| |
d'Axa - ‘Zodiac’ zooals zìj hem noemden - die, na zijn anderhalf jaar in Parijs te hebben uitgezeten en opnieuw vervolgd, de wijk had genomen naar Londen. Na zijn éérste veroordeeling, in 1892, tijdelijk op vrije voeten gebleven, had hij, om zijn kerkering, waarmee hij geen haast had, een poos uit te stellen, een avontuurlijke voetreis gemaakt door oost-Europa, zwerftocht later door hem verhaald in een door Steinlen geïllustreerd amusant boekje: De Mazas à Jérusalem, en waaraan een eind was gekomen door zijn arrestatie in laatst-genoemde stad en zijn uitlevering, door de turksche autoriteiten, aan de fransche. Hij woonde bij de Lawrences met zijn jonge vrouw, een mooie, charmante Venetiaansche, die hij onderweg geschaakt en vervolgens gehuwd had en die zich - hoe was het mogelijk! - in merry England diep ongelukkig voelde.
Een virtuoos in het bereiden van macaroni á l'italienne, was d'Axa, daarentegen, onvergelijkelijk-onhandig in het hanteeren van zijn dochtertje, een kind van een maand of wat, dat hij, àls zijn vrouw het hem somtijds een oogenblik toevertrouwde, onder zijn arm schoof als een parapluie, of schouderde als een geweer. Hij sprak geen woord engelsch behalve ‘all right!’ en hij nam, bij gelegenheid, wanneer hij den eenen of anderen, buiten het kader van het alledaagsche vallenden, inkoop wilde doen, zijn toevlucht tot mij. En zoo vergezelde ik hem op een morgen naar een schoenwinkel in de buurt van King's Cross, waar hij den vorigen dag een paar exceptionneel laag-geprijsde, manshooge vetlaarzen had zien uitgestald, waarvan de aanschouwing hem onmiddellijk in een onweerstaanbare begeerlijkheid had doen ontbranden.
De winkelier, een witharig heertje met een listigen blik, legde ons uit dat dit militaire sneeuwlaarzen waren, van het model dat in ‘snowy Canada’ werd gebruikt door in den winter op post staande schildwachten. Thoroughly waterproof, gentlemen! Hij had er dozijnen van verkocht en hij wilde nu het éénige nog resteerende paar voor een prijsje van de hand doen. A real bargain, gentlemen! Onverslijtbaar! De gentleman zou er pleizier van hebben, verzekerde hij profetisch.
D'Axa trok de laarzen aan, schoot er in alsof de schachten gesmeerd waren met best english butter, zei ‘all right!’,
| |
| |
betaalde, en wij gingen heen. Hij was opgetogen over zijn nieuw schoeisel dat hem tot over de heupen reikte, en met zijn groote gestalte, zijn onmetelijken flambard, zijn romantische, pij-kleurige cape, zijn fluweelen buis, zijn wijde broek, zijn lange, safraan-roode sik, zijn breede handgebaren, en, nù, zijn canadeesche sneeuwlaarzen, trok hij, tot zijn intense voldoening, nog sterker de aandacht dan ooit te voren. Hij had véél en luidruchtig bekijk - de Londenaars zijn, of wàren ten-minste in mijn tijd, erg kinderachtig en kleinsteedsch op het gebied van aangapen en bevreemding-uiten! - en ik was blij toen wij de deur van Joe Lawrence's nederige stulp achter ons konden sluiten.
Maar het vermakelijke, waarvan ik tot mijn spijt geen getuige was, moest nog kòmen! Toen d'Axa, na den heelen dag met zijn laarzen te hebben gepronkt - hij was er na de lunch weer op ùit gegaan - laat in den avond huiswaarts gekeerd, het moede hoofd ter-ruste wilde leggen, toen lukte het hem noch alléén, noch ook met de assistentie van zijn vrouw en van de uit hun bed gehaalde echtelingen Lawrence, zich van de verwenschte sneeuwlaarzen te ontdoen en hij moest er mee gaan slapen.
Den volgenden morgen, al heel vroeg, kwam hij mij vragen met hem mee te gaan naar King's Cross, naar den schoenwinkelier, die hem de laarzen had verkocht waarmee hij den vorigen dag zoo in zijn nopjes was geweest. Hij was erg uit zijn humeur omdat hij zich belachelijk voelde, en ik, laat mij er eerlijk voor ùit komen! ik had een schik van belàng.
De shopkeeper, die in zijn deurpost stond en ons, uit de verte, minzaam had toegelachen alsof hij een nàbestelling verwachtte, werd op stel en sprong ijzig toen hij d'Axa's, door mij aanmerkelijk verzachte recriminaties had aangehoord. Kon hìj het helpen dat de gentleman niet met canadeesche snowboots overweg kon? Had hij hem niet gezegd dat deze laarzen uitsluitend bestemd waren om er in op post te staan bij drie voet sneeuw? En wat had de gentleman gedààn? Hij was ereen heelen dag mee gaan wandelen. Well! then.... Nee! terùgnemen kon hij de snowboots nieèt! Dat moest de gentleman toch begrijpen.... Maar als een sensible man begreep hij des gentleman's verdrietige stemming volkomen, en hij wilde ook wel, ofschoon dit niet
| |
| |
op zijn weg lag, probeeren hem de laarzen te helpen ùittrekken. Hij dreef de onbaatzuchtigheid zelfs zóó ver dat hij zijn knecht er bij riep. Vruchteloos hulpbetoon! D'Axa's gewrichten kraakten onder ons gemeenschappelijk trekken, rukken en wrikken, maar dit bleef het éénige resultaat van onze inspanning.
Het èind was een accoord: de schoenmaker zou de snowboots veranderen in rijglaarsjes, transformatie in ruil waarvoor d'Axa vijftien shilling extra zou storten. Op zijn verbeten ‘all right’ dat ik niet hoefde te vertolken, maar ook geen seconde éérder, haalde de winkelier een ontzagwekkend schoenmakersmes uit de scheede, en ripte de laarzen van boven tot onder op. De rèst was kinderwerk, en d'Axa, wel een beetje crestfallen maar toch opgelucht na vier-entwintig uur gevangenschap in zijn mooie laarzen, kreeg van den koopman een paar oude maar nog fleurig-gekleurde fluweelen pantoffels te-leen, waarmee hij, dezen keer zonder in Londens hoofdstraten te paradeeren, naar Neasden terug keerde, terwijl ik, mij niet langer onmisbaar achtend, naar de leeszaal van het British Museum ging.
|
|