voorover zitten voor het schryven van gedetailleerde brieven is en blyft my uiterst pénible. Dus nog even geduld, lieve menschen!
In hoofdzaak alvast hier het volgende: Het was en is my, tot nu toe, ook by benadering, [onmogelyk] het bedrag op te geven van het kostgeld (plus huisvesting) zelfs door de bescheidenste ‘gegadigden’ geëischt, maar ik vrees dat het toch te véél zou zyn om het door Nord geopperde plan (een financieel dépôt by deze of gene bank te Toulon) mogelyk te maken. Maar myn vrienden hier blyven stappen doen in de verlangde richting, met (m.i.) geringe kans op welslagen. Ik moet hier dus wel blyven, hier waar ik, een in alle opzichten vriendelyke, voorkomende verpleging geniet, maar waar het blykbaar uit der aard der zaak onmogelyk is my de volstrekt noodige, geneeskundige behandeling te verstrekken. Ik zal dus, helaas!, wel tot het einde (myn einde) toe by myn tegenwoordig onderdak blyven ‘volharden’ (‘volharden’ is de juiste term!). Voor de rest, dit onderwerp betreffend, binnenkort méér, naar ik verwacht. Myn toestand verbetert zelfs niet in het minst, ik ben geen oogenblik zonder dikwyls hevige pynen, breng ± drie eindelooze nachten op de vier geheel slapeloos door. Ziedaar, lieve menschen, hoe het met my staat. Niet schitterend dus. - Hoelang nog? vraag ik my onophoudelyk af. - Laura, de voortreffelyke, blyft, gelukkig trouw en bezoekt my vrywel elken dag.
Tot zoover voor vandaag. Binnenkort, hoop ik, méér. Met alle, alle erkentelyke gevoelens ten opzichte van jelui 2en. -
Sandro
Groet en bedank Nord vàn en vóór my.
Wiessing zond my zyn boek met een vriendelyk woord voorin.