Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan Max NordGa naar eindnoot1Saint Roman de Bellet (a.m.), 30.x.59.
Beste Max Nord,
Van harte erkentelyk vóór, en diep getroffen dóór uw zoo-even ontvangen, my tot schreiens toe ontroerende woorden van deelneming aan myn smart. Ontzettend, deze scheiding, veroorzaakt door een ‘stupide accident’: de val van een door den regen glibberig geworden steenen trapje, met, als gevolg, een hevige hersenschudding met bloed-uitstorting in de hersenen. Zy was de edelste, liefste, zachtzinnigste, grootmoedigste vrouw waarvanGa naar eindnoot2 men zich een denkbeeld zou kunnen voorstellen, en zy heeft my - een prikkelbaar, ongeduldig, heftig en, daardoor, dikwyls onredelyk man - veel te vergeven gehad in den loop van ons ruim zeven-en-zestig-jarig samenleven. | |
[pagina 657]
| |
Haar door den schok van haar val aanvankelyk sterk verminderd bewustzyn was, gelukkigerwys, na een paar dagen voldoende teruggekeerd (toen ik haar, den dèrden dag, bezocht in de kliniek te Nice) om my door haar te doen herkennen. Zy glimlachte, toen zy - met zichtbare inspanning - myn naam uitsprak, streelde myn hoofd en myn wangen, greep myn handen en beantwoordde myn behoedzame kussen. Na een verpleging gedurende zes dagen, is zy, in den nacht van 16 op 17 october, overleden, vermoedelyk in haar slaap. Haar lief en mooi gezichtje, toen zy van de kliniek naar huis was overgebracht, was kalm en rustig van uitdrukking, zonder éénig spoor van pyn, Goddank! Wy hebben haar den 19den october in Nice begraven, in het byzyn o.a. van onzen onovertreffelyken vriend Kuyper, die in alle haast hierheen was gereisd om my by te staan in deze beproeving.Ga naar eindnoot3 En nù? Nu kan my niets ter-wereld meer interesseeren. Niets hoegenaamd! Ik word hier, ten-huize van myn overleden vrouws nicht (en haar man) die zich over my hebben ontfermd, met de grootste liefde en de innigste deelneming behandeld, ik zou beter kunnen zeggen ‘verpleegd’, en men doet het mogelyke en het onmogelyke om my te troosten in myn détresse, myn vertwyfeling en zy hebben my gezégd hun huis als het myne te beschouwen tot myn einde toe. De nicht is een pracht-mensch, die (tegelyk met haar man en haar destyds 17-jarigen zoon) door de Duitschers is meegesleept, en daar ginder, in een der uitdelgingskampen, Ravensbrück, zoodanig mishandeld, dat zy getrepaneerd moest worden. Maar onderwòrpen heeft zy zich nooit aan de kannibalen waartegen zy zich, tot aan den dag van haar bevryding, heeft verzet. - Ziedaar, beste Max Nord, het milieu waarin ik verkeer, en waar men er àlles op zet om, door pogingen my te verstrooien, myn leed te temperen. Voor het oogenblik zie ik u niets méér en vooral niets anders te zeggen (confidentieel wat de omhaalde en met → gemerkte passage van dezen brief betreft). Laat my, nu en dan, iets goeds van u hooren, en blyf geloven aan de innige erkentelykheid en de vriendschap van uw zwaar beproefden
Alexander Cohen | |
[pagina 658]
| |
De moed ontbreekt my dezen hier en daar verwarden, moeilyk leesbaren, en niet zonder inspanning geschreven brief, òver te schryven. Doe uw best, Max Nord, er uit wys te worden! |
|