Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd[Brieven 1959]Aan H. KuijperToulon, 30.4.'59
Lieve menschen,
Ik had jelui wel eerder willen schryven in antwoord op Henks nog al uitvoerige brief ddo 21 dezer, maar ik was niet in staat my er toe te zétten. Ik ben, zooals dat gezegd wordt, ‘bèkaf’, zonder wat ook te doen dat my zoo afmat. Wat ook, behalve het ouder worden, dat my, zonder respyt, teistert met vry wel alle kwalen waarop een man van myn leeftyd ‘aanspraak’ heeft. Zoo lyd ik nu sedert kort, buiten en behalve de rhumatiek die my kwelt, aan zware hoofdpynen die het my soms moeilyk maken ‘uit myn oogen te zien’. Maar ik wil nu niet langer wachten met jelui te schryven om te voorkomen dat jelui je ongerust maakt. Lezen - behalve 's avonds, voor Kaya, die zélf geen letter kan onderscheiden, en die deze verstrooing volstrekt noodig heeft! - doe ik zoo goed als niet. Sedert tyden al! Ik antwoord dan ook ontkennend, beste Henk, op je herhaalde vraag of ik het boek van Servan-Schreiber: Un Officier en AlgerGa naar eindnoot1 heb gelezen. Nee! en met géén andere reden dan | |
[pagina 654]
| |
de gestadige, en sedert kort verontrustend snelle verzwakking van myn gezichtsvermogen, die my doet schromen onvergezeld naar stad te gaan. Als wy daar absoluut het een of ander te doen hebben gaan wy te zamen en houden elkander - twee halfblinden die met hun beiden geen helderziende uitmaken - by de hand. Het schryven, dat ik nu zoo weinig mogelyk doe, valt my ook heel moeilyk en dwingt my, als ik het toch moet doen, zoo diep voorover te zitten, dat, na een minuut of wat, myn rugpyn zoo hevig wordt dat ik op moet gaan staan en de schryvery een korte poos staken. Het huis uit, tenzy voor de onvermydelyke boodschappen, gaan wy zoo zelden mogelyk en onze eenige verstrooiing bestaat in de muziek van de ons geleende electrophoonGa naar eindnoot2, die wy echter, over een paar maanden, aan de dan weer in Toulon teruggekeerde menschen moeten retourneren. Het werken en schryven, in al deze trieste omstandigheden, valt my zoo zwaar, dat ik, verbeeld jelui!, nog altyd niet klaar ben met het definitief persklaar maken van myn stuk over de Eeredoctor.Ga naar eindnoot3 Maar het eind van deze ‘aftakeling’ is nu toch in zicht en hoop ik over enkele dagen op te zenden aan Sjoerd. - Dan is myn eerste ‘taak’ Mr H.P.L. aan het verstand te brengen dat ik my op de meest pertinente wyze verzet tegen éénige bespreking van myn persoon in zyn binnen kort te verschynen Levensherinneringen, tenzy hy my, vóór de publicatie daarvan, inzage geeft van hetgéén hy zich eventueel voorstelt aangaande my te vertellen. Hy ‘vergist’ zich te vaak, ‘erkènt’ hoegenaamd geen ‘vergissing’, en liegt zonder schroom als hy geen kans ziet zich op andere manier uit verlegenheden te redden. Ook zyn laatste brief aan my, een heel onbehóórlyke brief na myn laatste, onberispelyk-vriendelyke po-ging hem zyn gebrek aan herinnerings-vermogen onder het oog te brengen, heeft my het bewys geleverd van zyn patente onbetrouwbaarheid. Later meer daarover, lieve menschen. Ik ben nu te moe om door te gaan met schryven. Met alle liefs van Kaya en my
Sandro
Schieten jelui nu wat op, met de nieuwe installatie |
|