Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 23.6.'57
Lieve menschen,
Wat hèb je ons lang laten wachten - van 16 mei tot 19 juni!!! - op de beantwoording van myn laatsten brief, Henk!, en wat een teleurstelling brengt nu de jouwe ons! Wy hadden natuurlyk niet vast gerekend op een hèrontmoeting met jelui maar toch hóópten wy jelui dit jaar weer te zien... voor den laatsten keer misschien. Reken niet te zeer, beste Stien en Henk, op het ‘komende jaar’, waarvan jelui spreekt. Wy maken het, geen van beiden, ‘schitterend’. Kaya is zwaar, zwaar vermoeid, en den meesten tyd verdrietig gestemd, al doet zy ook het mogelyke, en probeert het onmogelyke, om een en ander: afgematheid en melancholie, te verdoezelen. En ik leid een afwisselend bestaan - aanstonds 93! - van kunstmatige, door allerlei, momenteel-wonderdadige medicaties teweeggebrachte opfleuring, en snel daarop volgende inzinking. Zoo zyn er dagen dat ik aller-gemakkelykst werk, en andere waarop het my niet mogelyk is een behoorlyke regel te schryven. A propos van de schryvery, ik heb, een dag of wat geleden, weer 3 bydragen naar Het Parool gestuurd, en wacht nu af, óf en wanneer die opgenomen zullen worden. Misschien is er al iets van verschenen als je dezen brief in handen krygt Het my door de Groningsche v.v.-jongelingGa naar eindnoot1 afgetapte interview is, naar ik vermoed, nog niet wereldkundig gemaakt. Toen hy, 14 dagen na zyn visite, nog niets van zich had laten hooren, schreef ik hem een kort maar bondig briefje waarin ik hem vroeg wat er terecht (of niet terecht) | |
[pagina 638]
| |
was gekomen van persgesprek en ‘bandopname’. Zyn (fatsoenlyk) bescheid op myn vraag was, dat hy, vast redacteur aan zyn v.v.-krant, en gegeven myn verbod het bedoelde interview in éénig orgaan van zyn party te plaatsen, pogen wilde het in de een of andere niet-v.v.-krant onderdak te brengen maar daarin nog niet te zyn geslaagd. Wat myn confidenties aan de ‘radio-band’ betrof (prille-jeugd-herinneringen), hy had die ingeleverd by zyn opdrachtgever en er verder nog niets van gehoord. Hy zou my echter, aangaande een en ander, op de hoogte houden enz. enz. Om de waarheid te zeggen kan my het een noch het ander, veel schelen. In het interview was voor zoover ik my dit herinner - de jonge man had verzuimd zyn my te stellen vragen vooraf te redigeeren - byna uitsluitend sprake van myn school- en kinderjaren, anecdotische byzonderheden waarvoor hy, zonder een persoonlyke ontmoeting met my, het relaas had kunnen vinden in het door hem hierheen meegebrachte ex. van In Opstand, dat hy, eenige dagen vóór zyn reis naar Zuid-Frankryk, in Groningen ‘antiquarisch’ had gekocht, (voor 5 gulden). Niets of weinig nieuws dus. Maar in den loop van zyn-en-myn-beurtgesprek voor de Regionale Omroep Noord, heb ik my, zoowat vergetend dat myn uitlatingen bestemd waren tot stichting van de hemel weet hoeveel heilbegerige luisteraars, een ongekunsteld: ‘Die man vraagt my het hemd van myn gat! ’, laten ontvallen, wat de jeugdige v.v.-redacteur ‘bedenkelyk’ vond en misschien ‘niet geschikt’ om voor een wèl democratisch en socialistisch maar niettemin wèlopgevoed publiek te worden afgedraaid. Nou, ze mogen, voor myn part, deze spontane uitroep, hoe ‘lollig’ anders ook, gerust laten vervallen. Vervalschingen en toevoegingen zullen ze in geen geval kunnen aanbrengen in zoo'n ‘bandopname’ die zy alléén maar kunnen verkorten. Maar ik denk dat ik van myn, niets minder dan democratische en socialistische ontboezemingen te behoeve van de vrye, gelyke en broederschappelyke noord-Nederlandsche ‘luistervinken’ opgenomen wel evenmin iets zal vernemen als van myn persgesprek. Tenzy Johan T. van Minnen, - zoo heet de jeugdige niet onsympathieke v.v.-redacteur - er in slaagt een politiek-kleurlooze krant te ontdekken, geneigd om zyn indrukken van ons en onze omgeving (die hy, J.v.M., natuurlyk volkomen vry is weer te geven) wereldkundig te maken. Tegen een dusdanig verslag van onze ontmoeting, ook al klonk dit niet vleiend voor myn persoonlykheid, zou ik natuurlyk geen redelyk bezwaar kunnen hebben. En nu, Henk! ga ik je te-woord staan en je bescheid geven op je vraag naar myn oordeel over de gebeurtenissen in Algerië.Ga naar eindnoot2 | |
[pagina 639]
| |
Laat my beginnen met te zeggen dat ons, d.w.z. jouw en myn meenings-verschil daaromtrent, hoe uiteenloopend en tegenstrydig ook, van myn kant evenmin als van de jouwe, iets hoegenaamd te maken heeft met onze wederzydsche vriendschaps-verhoudingen, waaraan niets te tornen valt. Maar je slaat de plank glad mis door te onderstellen dat ons verschil van opinie over de fransche politiek in Noord-Afrika ‘vanzelfsprekend’ voortvloeit uit de omstandigheid dat ik ‘te zeer Fransman (ben) om jouw standpunt te kunnen delen’. Geen sprake van, vrind! Ik ben een te onbevangen mensch, Henk!, om my by het beoordelen van de tragische gebeurtenissen waarvan Algerië sedert ruim twee jaar het tooneel is, te laten leiden en misleiden door laag-by-de-grondsche, onvermengd-nationalistische overwegingen. En myn indruk, waar jy van een ‘fransche Gestapo’ spreekt, is dat jy je te veel laat influenceeren door partydige, leugenachtige relazen van door de Franschen-als-zoodanig bedreven gruweldaden. Denk nu niet, beste vrind!, dat ik ook maar in het minst twyfel aan de wèrkelykheid van door Franschen en door in het fransche leger dienende z.g.n. ‘légionnaires’, van verschillende nationaliteit, individueel-gepleegde monsterachtigheden, Nee! Laat my, my-zèlf even aanhalend, je het bewys leveren dat ik, wat het onmiddellyk bovenstaande aangaat, precies zoo denk als ± 60 jaar geleden, om juist te zyn ddo 19 maart 1898, toen ik, in de Paradox het volgende schreef: ‘Laten de “bevoegde autoriteiten” aan het vreedzaamste garnizoen, in de vreedzaamste garnizoensplaats van het pacifieke Nederland verlof geven - ik zeg: verlof, niet: bevél! - de burgery af te ranselen, en, desverkiezend, dood-te-slaan, (aan te bevelen zou zyn by deze interessante proefneming de politie-lui van diverse pluimage los te laten als entraineurs). (Zie, wat dit betreft, Henk!, de in het brave, door-dik-en-dun pacifistische Holland, by herhaling voorkomende, volkomen redelooze schietpartyen en doodslageryen van weerloze menschen door tot de tanden gewapende marechaussees en andersoortig politievolk, en de daarop steevast volgende vryspraak, of, by zeldzame uitzondering, de veroordeeling tot hemeltergend-lichte bestraffing van de doodschieters en doodslagers.) | |
[pagina 640]
| |
En nu, beste Henk!, neem ik je, tenminste als Stien dit goed vindt, mee naar Algerië: Je bent, in myn onderstelling, soldaat. Je hadt, tegenstander van alle geweldenary, en onverzoenlyk gekant tegen al wat ook maar in het geringst zweemt naar oorlogvoeren, ‘dienstweigeraar’ kunnen zyn, en je, als zoodanig, hebben blootgesteld aan niet-te-ontloopen veroordeeling tot item-zooveel maanden, misschien tot een of twee jaar gevangenisstraf, by de expiratie waarvan je niet, met een inschikkelyk ‘donder nou maar op!’ in vryheid, maar opnieuw voor de opgedwongen keus wordt gesteld: ‘Wil je nou dienen of niet?’ Blyf je by je weigering, dan ga je wéér de kast in, dezen keer, als recidivist-‘ik-verdom-het!’, voor een min of meer langen tyd. Heb je dat er voor over, dan is alles gezegd en blyft de eer aan jou, plus een onbeknibbelde aanspraak op respect voor je onverzettelykheid en moreele moed. Maar - ik zet myn onderstellingen voort! - voel je, in weerwil van je soberen aard, niets voor het gebruikelyke gevangenis-menu, dat ik, met kennis van zaken, je trouwens niet kan aanbevelen, en besluit je, na ryp beraad, om toch maar liever niet tot dienstweigering over te gaan en ‘die’ 18 maanden of ‘die’ 2 jaar onder de wapenen te gaan doorbrengen, maar met het vaste voornemen in géén geval - ook niet tot zelfverdediging??? - [gebruik te maken] van je geweer om te schieten, van je bajonet om een medemensch er aan te rygen, van je sabel (als je er een hebt) om hem het hoofd te kloven. En je maakt, onder je mede-recruten, zooveel mogelyk propaganda voor je pacifistische opvattingen van de ‘Krygsdienst’. Prachtig. Nu word je naar Algerië gestuurd, of naar welk ander ‘overzeesche bezitting’- over het kolonialisme op zich zélf wil ik het later hebben, beste Henk! want deze al zoo lange brief moet vandaag wég!, en ik moet de arme Kaya, die zich doodelyk verveelt, meteen gaan voorlezen! - en daar ginder houd je je, weken of maanden lang, aan je onverzettelyk voornemen, je nobel beginsel, geen opstandeling ook maar een hoofdhaar te krenken. Je hebt, als er ‘vuur!’ gecommandeerd werd, onveranderlyk in de lucht geschoten, en dus niemands dood, of ook maar iemands verwonding op je geweten, en sommige van je kameraden, naar jouw voorbeeld, deden hetzelfde. Maar nu komen jelui, op een keer, in een dorpje, eenGa naar eindnoot3 ‘douar’, en ziet daar een aantal verminkte lyken van inlanders liggen: Vrouwen met afgesneden borsten, gecastreerde mannen, kinderen waaronder zuigelingen met ingeslagen, ingetrapte, verbryzelde hersenpan, dit zyn géén | |
[pagina 641]
| |
fabeltjes, Henk! - en je ziet de moordenaars wegvluchten, volhard je dan by je pacifisme en schiet je er niet op? En als je weet waar zy zich schuil houden, steek je dan de brand niet in hun krochten? Ik wèl, en zonder te aarzelen! En ga je vóórt met den staf te breken over je kameraden die dit wèl doen Tot zoover voor vandaag, Henk... en Stien. Ik ben bekaf, heb schryfkramp, en wacht nu, met gespannen benieuwdheid op bericht van jelui... en op een desnoods uiterst beknopt antwoord op myn laatste vraag Met alle, alle liefs van Kaya en my
Sandro.
p.s. De marocaansche regeering,Ga naar eindnoot4 by monde van haar minister van Onderwys, begeert 1500 (vyftien-honderd) fransche onderwyzers, aan wie zy een salaris belooft 33% hooger dan zy in Frankryk ontvangen. Zy krygen bovendien een ‘eerste-vestigings’-vergoeding, en hun reis, met die van hun gezin, naar Marocco, wordt door de marocaansche regeering bekostigd, even als, elke twee jaar, een vacantiereis heen en terug. Wist je dit, Henk En zeggen de brave, zoo ‘goed-ingelichte’ hollandsche kranten, - n.r.ct. aan het hoofd - iets van dit bizonder-belangwekkende nieuws (Myn excuses voor al dit gekrabbel!) 2de p.s. - In myn tweede kaart, Henk!, verzocht ik je my per 1 july géén geld te laten overmaken door de Amst. Bank. Het lykt my wyzer, want voordeeliger, de opbrengst v/h ‘potje’ voor het tegenwoordige in Holland te laten. |
|