Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 6.4.'57
Lieve menschen,
In de eerste plaats, Henk!, myn hartelyke dank voor de toezending van ‘De Nacht der Girondynen’. Ik heb het boekje in één adem verslonden, en de indruk die de lezing op my heeft gemaakt, zal niet gauw verzwakt zyn. Het is, in alle opzichten: taal, styl, presentatie, een meesterwerk, zooals ik er maar uiterst zelden onder oogen kreeg. Een gewéldig stuk scriptuur!Ga naar eindnoot1 Gissend naar den naam van den auteur aarzel ik tusschen die van Mr. Abel J. Herzberg, de uitmuntende, nobel-denkende schryver van ‘Amor Fati’, dat je my destyds hebt toegezonden, en dien van J.B. Charles, de man van ‘Volg het spoor terug’, dat óók wel goed is, maar minder voornaam. Waar het boekje niet in den handel is - heb ik dit wèl begrepen? - wil ik het voor je bewaren en tot je beschikking houden. Maar ik wil het eerst nog een keer of wat herlezen en my er van laten doordringen. J.J.M. Nord heeft my eindelyk geschreven, - voor het éérst sedert juni '56 - en my in zeer vriendelyke bewoordingen gevraagd myn medewerking te hervatten en vóórt te zetten. Natuurlyk doe ik dat, ofschoon met minder animo dan het vorige jaar, toen de plaatsing van myn bydragen, in feuilleton-vorm, en onder het, in het oog loopende kopje Vandaag, my prettig stemde. De drie stukken die zy de vorige week opnamenGa naar eindnoot2, zyn, alle drie, | |
[pagina 635]
| |
wèggemoffeld op een tweede, derde of vierde pagina, en het onbenullige ‘kopje’ waarmee zy die sierden, is vrywel onleesbaar. Erger en ergerlyker is de verwaarloosde correctie. Zoo staat, in het éérste van dat drietal artikels: ‘Tim Macdonald was niet alleen een onvermoeibaar, onontmoedigbaar, voor de beperkte individuele vryheid kampende yveraar’, waar ik natüürlyk had geschreven ‘voor de on beperkte individueele vryheid’. Jy zult, by het lezen van dit stuk, daarover ‘gevallen’ zyn. Maar de massa v/h krantenpubliek merkt dit soort onzin niet op, en de corrector, blykbaar een idioot, heeft deze ergerlyk-zinstorende fout over het hoofd gezien, zooals hy, in drie artikels, een aantal andere, gelukkigerwyze minder stomme fouten ‘ongerept’ heeft gelaten. Myn vroegere bydragen waren, tot myn groote satisfactie uitstekend gecorrigeerd, en ik denk dat J.J.M. Nord, aan wien ik dit nadrukkelyk verzocht had, daarvoor had gewaakt. Iets anders nog. J.J.M.N., die my, of tenminste myn schryvery, gunstig gezind was, wat uit heel zyn correspondentie met my onmiskenbaar bleek, had zich ‘het hoofd gebroken’ met het bedenken van een verzamel-titel voor myn bydragen, en my gevraagd ook van myn kant deze questie te bepiekeren. Na eenig beraad en een stuk of wat door de redactie niet aanvaarde titels, had ik déze bedacht: ‘Herinneringen van een Vrygevochtene’. Ik geloof je dit destyds geschreven te hebben, Henk, is het niet? En wat dacht je daarvan? Wat my aangaat, ik was ‘in de wolken’ met myn vondst. Maar van ‘vry-gevochten’ menschen moeten die sociale krentenkakkers - en met deze qualificatie bedoel ik J.J.M. Nord niet, die my by herhaling, het anarchisme heeft laten loven als de éénige eerzucht-en-heerschzuchtlooze, alle Staatsgezag verwerpende maatschappelyke conceptie - van ‘vrygevochten menschen’ moeten de braaf in het gareel loopende Party-slaven en hun heeren en meesters niets hebben. Van Bakker (Maatstaf) heb ik nog steeds geen bericht. Hy heeft nu myn stuk al een maand lang in handen, en hy weet nu toch zeker wel wat hy er mee denkt te doen: het opnemen of het my retourneeren. Heb je misschien nagelaten hem een postzegel te geven voor de eventueele terugzending van de copy? En kryg ik daarom geen bescheid? Bel de man nog eens op - als je dit raadzaam dunkt en je niet van oordeel bent dat het beter zou zyn nog een poosje te wachten. (Ik aanvaard by voorbaat je advies in dezen, Henk!) J.J.M. Nord vraagt my hem drie artikels toe te zenden, die dan, over eenigen tyd, weer in den loop van één week geplaatst zullen worden. Ik | |
[pagina 636]
| |
ga daar binnen heel kort aan beginnenGa naar eindnoot3. De man is heel aardig, moet ik zeggen, en hy heeft de langdurige schorsing van myn medewerking betreurd. Hy zal daar, denk ik, weinig of geen schuld aan gehad hebben. Kaya is weer druk aan het tuinieren en wy hebben haar eerste tuinboonen al op tafel gehad. De in januari gepootte aardappels zyn al byna in bloei. Het werken in den tuin verstrooit haar en ik verzet my daar ook maar niet langer tegen. Ik lees haar zooveel mogelyk vóór, somtyds en zelfs veelal uren aaneen 's avonds na ons weinig gecompliceerd diner, en ook 's morgens vaak, als de krant (Le Monde) komt. Zy moet zich niet kunnen verveelen, want dat stemt haar melancholiek. Ik zélf maak het tamelyk goed - minder goed dan een paar weken geleden - en kryg over een paar dagen weer een ‘prik’. Voilà tout... voor vandaag. Met alle, alle liefs en hartelyks van Kaya en my
oome Sandro
10 april
p.s. De deur, of, eigenlyk, het hèkje uitgaand om deze brief, die een paar dagen is blyven liggen, te posten, vind ik de jouwe, Henk!, gedagteekend 7.4.'57, mèt de my allerprettigst-verrassende mededeeling dat het Ministerie van o.k. en w. my ook voor het jaar 1957 bedenkt met een rykssubsidie van 500 gulden. Zoo wordt toch altyd, vroeg of laat, de deugd beloond! Maar hoe had ik ooit kunnen denken, toen ik, in lang verleden dagen, in het fort ‘Prins van Oranje’, vulgo Pontjol, in ketenen geklonken verzuchtte - maar zonder te vertwyfelen! - my, een poos daarna, bezondigde aan een majesteitsschennis, die my, wéér gekerkerd, in aanraking bracht met den tuchthuis-medicus Walburgh-Schmidt, hoe had ik, lieve menschen, kunnen denken, of ook, op myn diverse, (harde) stroozakken liggend kunnen droomen dat de Nederlandsche regeering my, te eeniger tyd, zou onderscheiden door de toekenning van een als ‘eeregeld’ gequalificeerde subsidie? Ik zal je de bedoelde chèque, my door Wiessing toe te zenden, en door my aan jou, Henk!, geëndosseerd, onmiddellyk na ontvangst opsturen. Maak my het bedrag daarvan niet over maar voeg het by myn andere, door jou, Henk!, beheerde kapitalen. Een paar dagen geleden kreeg ik, van de Société Générale bericht dat | |
[pagina 637]
| |
zy de som van 27.580 frs - tegenwaarde van 300 gulden n.ct. - haar toegezonden door de Amst. Bank, op last v/d heer H. Kuyper, tot myn (onze) beschikking houdt. Als het morgen of overmorgen niet stortregent zooals eergister, gister en vandaag, gaan wy, Kaya en ik, naar stad, om de ‘aap’ in bezit te nemen. Uit je dezen morgen ontvangen brief merk ik, dat je even opgetogen en ‘aangegrepen’ bent als ik door de lezing v/d Nacht der Girondynen. |
|