Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 8 sept.'56
Lieve, lieve menschen,
Ja, ik ben schandelyk nalatig geweest jelui zóó lang zonder bericht van hier te laten. Myn éénige verontschuldiging, als dit een verontschuldiging is, bestaat uit de volslagen lusteloosheid die my, na onze terugkeer uit Italië, en jullie onmiddellyk daarop gevolgde hééngaan, heeft overvallen. Maar nu geeft je vanmorgen ontvangen brief, Henk!, my een flinke, gevoelige opdonder en moet ik myn lamlendigheid wel afschudden en myn geest verkwikken door een babbeltje met onze liefste vrienden. Vooruit dus! Wat myn oordeel is over Mr H.P.L. Wiessings, aan Josephine Baker gewyde stuk in de Groene?Ga naar eindnoot1 Ik vind deze wee-zoet-gekunstelde, nage- | |
[pagina 623]
| |
maakt-geestdriftige ontboezeming in één woord walgelyk. Tegelykertyd om uit te spuwen, en, er, hier en daar om te lachen. Dit laatste vooral om de, by de haren er bygesleurde beeldspraak: de J.B. ‘omarmende’ en haar ‘toefluisterende’ bloemen!!! Hoe is het godsmogelyk zulke onzin byelkaar te flansen, de ‘oubollige’ onzin. Ik heb nooit veel gegeven om W's styl en ik heb hem dit meer dan eens gezegd, wat misschien niet vriendelyk was. Maar wanneer hy, zooals, b.v., in zyn stukken in de Waarheid over zyn verblyf in Londen, (gedurende de bezetting) en de daar toen door hem opgedane kennis van het geknoei en gekonkel in en óm de nederlandsche regeeringskringen, m.i. goed schreef, dan zei ik hem dat óók. En voor niets ter-wereld zou ik willen dat wie dan ook de indruk kreeg dat myn hard oordeel over W's schryvery in het algemeen, en in het bizonder nu aangaande zyn onpasselyk-makend gekwyl over Josephine Baker, iets hoegenaamd heeft uit te staan met de definitieve breuk, tusschen hem en my, gevolg van zyn vuiligheden (hoe dit anders te noemen?) in de Groene van 25 september 1954. Wat my ook een beetje verdrietig stemde, dat was het uitblyven van bericht van het Parool. Nord had my, medio july, geschreven, de toezending van copy voor het moment te staken, maar dat hy, medio-augustus, weer ‘contact’ met my zou ‘opnemen’. Toen ik dan, tot eind augustus, niets verder van N. had gehoord, dacht ik dat het Parool myn medewerking] niet langer begeerde. En waar het schryven voor my een behoefte, een lévens-behoefte is, en ik my doodelyk verveel als ik, professioneel, niets om-handen heb, stemde het uitblyven van bericht my pessimistisch met betrekking tot de voortzetting van myn connectie met de krant. Maar nu, lieve menschen, kreeg ik, een dag of vier geleden, een heel vriendelyken brief van den heer Nord, die my o.m. het volgende schryft: ‘In september hoop ik Vandaag weer te kunnen voortzetten. Het rubriek-kopje “Vandaag” komt evenwel te vervallen en de bedoeling is dan plusminus driemaal per week artikelen van dezelfde schryver te publiceren, die samenhang vertonen zonder dat een van de artikelen niet te begrypen zou zyn als men de beide anderen niet kent. By uw stukken is dat reeds het geval. Ik had gedacht uw artikelen het vaste kopje “Mémoires van Alexander Cohen” te geven. Ik moet in deze opzet echter drie artikelen in voorraad hebben, en aangezien ik van u: By Louise Michel nog in portefeuille heb, wilde ik u nu vragen my er | |
[pagina 624]
| |
nog twee te willen zenden. Ik hoop dat het u mogelyk is dit op korte termyn te doen, want zonder voorraad kan ik de rubriek met gewyzigde opzet niet herbeginnen.’ Met myn medewerking a/h Parool is het dus, in beginsel, in orde, wat my groot genoegen doet. Maar ik zie het nut, d.w.z. de wenschelykheid van de voorgenomen wyziging niet in, tenzy men my toestaat ‘vervólg’- artikels te schryven, ik bedoel, met, onder elk van de drie wekelyksche stukken, de vermelding: Wordt vervolgd. Dit zou my het schryven van langere artikels over eenzelfde, in drie gedeelten te publiceeren bydragen, vergemakkelyken. Ik zal hun dit voorstellen, en ik hoop dat zy daarvoor te vinden zullen zyn. Het schryven, anders, van drie afgeronde stukken (over min of meer uiteenlopende onderwerpen) in den loop van één week, zou my, vrees ik, te zeer vermoeien. Dank voor de aardige, zoo goed gelukte kiekjes, waarop de arme, lieve Kaya helaas niets kan onderscheiden. - Van de de Vry's kregen wy óók een stel, ons, gedurende de afwezigheid van M. en Mme Sjoerd, toegezonden foto'tjes. De ‘oude lui’, als ik dit nog in volle bloei verkeerende echtpaar de V. zoo mag noemen brachten na hun terugkeer uit Italië het overschot van hun vacantie in Luxemburg door. A propos van Sjoerd. Je zegt dat je hem graag nog eens zoudt willen spreken, o.a. over ‘het boekje (myn Handvol Kinderen?) dat by de AP moet verschynen.’ Heeft Sjoerd daar iets te zéggen, ik bedoel oefent hy daar invloed uit Nu over - heel iets anders, Henk! Ik zou willen, en zeg dit met nàdruk, dat je de prys (10 fl. geloof ik) van de brood-brandkast die jelui, op myn verzoek, meegebracht hebt, en ook die van de cigaren, die ik zélf niet eens rook maar wègschenk, afhoudt van het in je bezit zynd Parool-‘kapitaal’. Ik zou het verdrietig vinden als je naliet dit te doen! Evenals jelui dat doet, Christien en jy, Henk! denken wy nog dag- aan-dag aan, en spreken wy óver de gelukzalige acht dagen met jelui in Diano Marina doorgebracht. De my zonder ophouden kwellende vraag is: zullen wy elkaar nu óóit weerzien? Van verhuizen, met het doel en het verlangen op aanmerkelyk korter afstand van jelui de rest van ons leven te slyten, kan geen sprake zyn, helaas! En het éénige contact dat wy, over en weer, voortaan nog met elkaar kunnen en zullen hebben zal zich vermoedelyk wel tot briefwisseling moeten beperken. Wy stellen ons voor a.s. maandag, dinsdag of woensdag, de stad in te gaan en dan nader te informeeren naar de wettelyke bepalingen en de voorwaarden waarop vreemdelingen een fransch kindje (liefst minder- | |
[pagina 625]
| |
jarig!) kunnen adopteeren. Maar doe, lieve menschen, jelui uiterste best nog eens. (Ik treed daaromtrent niet in nadere détails van intiemen aard.) Ik ben nu, voor vandaag, wel zoowat uitgepraat en geloof myn langdurig stilzwygen ‘goedgemaakt’ te hebben. Is dat zoo, lieve menschen Uit myn veel duidelyker handschrift zullen jelui op kunnen maken hoe Henks brief my heeft verkwikt, in weerwil van de my zonder respyt teisterende rhumatische pynen en myn beslommeringen van allerlei aard. Met alle, alle liefs van Kaya en my
Sandro.
Schryf ons gauw weer eens, menschen.
Van de piano-stemmer en zyn nog appétissante vriendin hoorden wy nog niets, ook niet in den vorm van kiekjes. |
|