Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd[Brieven 1954]Aan H.P.L. WiessingToulon, 18.iii.'54 Expédié le 26.iii
Beste Henri,
Sedert een paar dagen weer op de proppen, na een korte rustkuur op myn bed, gryp ik zonder verdere vertraging naar het aangekondigde ‘appeltje’, dat ik met je te schillen heb. Ik had je, in volle oprechtheid, geschreven hoe ik my verheugde dat je nu, na zooveel jaren van brandend verlangen, (met Rosy) naar Rusland zoudt gaan, wat je, gedurende het Staline-régime, niet hadt kunnen | |
[pagina 597]
| |
doen. Kunnen doen, schreef ik, niet: mogen doen! De jou, op het gebied van de stalinolatrie zoo prikkelbare gevoeligheid sparende nuance, lag er, dunkt my, in het oog loopend op. Van Staline was verder in myn heele brief geen sprake (meer), evenmin als van Beria,Ga naar eindnoot1 van wien ik, in myn correspondentie met jou, nooit hebt gerèpt, niet eens door zyn naam te noemen. Hoe het dus in je hersens is kunnen opkomen my aan te blaffen: ‘Maar zou je nu niet eindelyk eens ophouden met te Stalineren en te Beriaken?’, is my onverklaarbaar. Ik vrees, Henri!, dat je myn brieven somtyds heel oppervlakkig doorloopt, en dan, in je verstrooidheid, lukraak reageert op dingen die er niet in staan. In je brief geef je tekst en uitleg van de redenen waarom je, tot dusver, niet naar Rusland hebt kunnen gaan. ‘Het Stalin-régime (zeg je), is onschuldig aan myn laat bezoek’. Want, en dan komt het...: ‘Jet is 3 maal ginds geweest en Pip een maal.’ De logische gevolgtrekking ligt voor het grypen! Omdat Jet, militant lid van de C.P.N., en Pip, vermoedelyk éven strydbaar en ongetwyfeld onder nummer zooveel ingeschreven by het Amsterdamsche Werfdepôt van de Party, in Rusland werden toegelaten, daarom bestond er geen motief hoegenaamd om jou, lósloopend en intermittent-kettersch ‘sympathisant’Ga naar voetnoot*, de toegang te ontzeggen tot het Land van Belofte, waar je ‘wel twaalf maal heen hadt kunnen gaan’ als niet allerlei omstandigheden, onafhankelyk van je wil, dit hadden belet. Wat een argumentatie! Je houdt my, blykbaar, voor nog onnoozeler dan ik bèn, waar je poogt my drogredeneeringen van dit kaliber te doen slikken. Je hadt dus, beweer je, al lang geleden de reis naar Rusland kunnen ondernemen ‘op ogenblikken dat je er eenvoudig het geld niet voor hadt, en in '39 kreeg niemand een visum wegens de oorlogsdreiging’. Maar beste jongen!, wy zyn nu in '54, daar zyn sedert de bedoelde ‘oorlogsdreiging’, plus minus vyftien jaar verloopen, en je ‘kinderen daarginder’, Thys en Hilda, die Rosy en jou nù vryhouden, zouden dit in den tüsschentyd, ik bedoel: na het beëindigen van den oorlog, in '45, | |
[pagina 598]
| |
zonder twyfel óók gedaan hebben, indien jy, zuiver-op-de-graat bevonden, onder het ‘Stalin-régime’ in aanmerking hadt kunnen komen vooreen visum. Het is wèl ‘casueel’-vind je óók niet?-dat eerst na den dood van den Vader der Volkeren de toegang tot, en het verblyf in Soviétië je mogelyk wordt gemaakt, en je dus bevoorrecht bent boven wylen Mozes, die, (zie Deuteronomium xxxiv-1,2,3,4,5) op last van den Heere ‘den berg Nebo, op de hoogte van Pisga, recht tegenover Jericho’, beklommen hebbend, het Heilige Land in vogelvlucht heeft mogen aanschouwen, zonder het (nebbish!) te mogen betreden. Want jy moogt er nù in, zooals de met vreemdelingen getrouwde, russische vrouwen er nù uit mogen, dank zy de redelykheid van het Staline opgevolgd hebbende DriemanschapGa naar eindnoot2 dat, voor de rest, onmiddellyk na 's mans dood tal van mono-despotische ‘beschikkingen’ van den Onfeilbaren Voorganger te-niet heeft gedaan. Na dit onweerlegbare op onbetwistbare feiten gegronde betoog, vat ik je brief weer op en ik vind daar, naar aanleiding van myn uitdrukkelyk-gemotiveerde ongeneigdheid voor het tegenwoordige gevolg te geven aan je herhaalde aansporing ‘een intern en extern beeld te maken van de Franse pers’ (l'Humanité inbegrepen???), deze phrase: ‘Wy houden allemaal van Frankryk en ook van jou maar wy ontkennen niet de aan jullie wezen inhaerente gebreken.’ Is 't waar, Henri? Zien jy en je mede-psychologen en mede-mentoren (je zegt: ‘wy’) deze gebreken niet over het hoofd? Maar, als ik het vragen mag, what about de Mr H.P.L. Wiessing aanklevende onvolmaaktheden? C'est tout simple! Il n'y en a pas! Ik heb er jou, die my ‘stikvol fouten’ ziet, in den loop van een halve eeuw, ten-minste nooit van hooren reppen, wat je anders toch zeker wel eens gedaan zoudt hebben, niet waar Verder-op schryf je: ‘Al je boosheid daarover (te weten: je “voorstel” de fransche pers betreffend C.) is een slag in de lucht’. De beeldspraak is pakkend, daar niet van! Maar waar, in Jezuskristusnaam, kerel!, heb je nu weer ‘boosheid’ ontdekt in myn brief? Lees dien eens even na, als je het niet te ‘vermoeiend’ vindt en je hem niet weggegooid of in de kachel gestopt hebt, en erkèn vervolgens (voor een enkelen keer eens niét hoovaardig) één van je voortdurende vergissingen en misrepresentations te mynen opzichte. Aan het slot van je brief, sans rime ni raison jouw onmiskenbare boosheid luchtend naar aanleiding (of, eigenlyk, zónder eenige aanleiding) van myn volslagen imaginaire ‘Stalineren en Beriaken’, verwys je my, met overgedienstige opgaaf van het adres (Rozengracht, Am- | |
[pagina 599]
| |
sterdam), naar de Linie, ‘katholiek en fascist, die al die wysheid (wélke “wysheid”, g.v.d. en waar heb ik die uitgekraamd?) misschien met graagte slikt’. A propos van de Linie, een blad waarvan ik nooit ook maar één nummer onder de oogen heb gehad, maar dat jy my, kort na de Bevryding hebt beschreven als een vuil, jezuïtisch, fascistisch, antisemitisch orgaan, in deze zélfde Linie ben jy, eind december 1951, dus een aanmèrkelyke poos na dit door jou getraceerde signalement, naar verdienste geapprecieerd, voire ‘gehuldigd’, door ‘een vry fatsoenlyke redactie’ (H.P.L.W. dixit),Ga naar eindnoot3 die nu, ‘op last van het Jezuïtische hoofdkwartier in Rome, weggepest’ is.Ga naar eindnoot4 Ik neem dit grif aan, Henri! Maar was, eind december '51, d.w.z. plus minus twee jaar en drie maanden geleden, de Linie niet óók al fascistisch angehaucht? Voor zoover ik weet was dit wèl het geval. Maar wat daarvan zy, waarom verwys je my, op wat een schamperen toon, naar de nu niet meer ‘vry fatsoenlyke’ Linie? Omdat ik, anti-communist en dus ‘fascist’, daar volgens jou eigenlyk thuis hoor? Je sectarisme dat 'n ieder niet-bolsjewik een ‘fascist’ laat zyn verblindt je, oude vriend. Je zult gemerkt hebben, Henricus Petrus Leonardus, dat ik je adviezen niét stelselmatig in den wind sla, en het ‘op 1500 kilometer afstand’ van de Kerkstraat 461, Amsterdam niet ‘altyd beter wil weten’ dan jy. Zonder aarzelen je raad opvolgend, stuurde ik mr R.H. Dykstra, met een deze copy begeleidend briefje, een kleine bydrage, die hy in het e.v. nummer van de Groene heeft opgenomen.Ga naar eindnoot5 Hy schreef my dat hy ‘met veel genoegen’ van tyd tot tyd copy van my zou ontvangen, want, zei hy, ‘de Groene stelt er n.l. prys op het orgaan van de Nederlandsche jeugd van alle leeftyden te blyven.’ Aardig, vind je niet? Op myn vraag of hy een Leeuwarder van geboorte, of van afkomst was, (ik had daar in myn prille jeugd wel een half-dozyn naamgenooten van hem gekend), antwoordde hy dat zyn vader, Tjeerd, als hy geleefd had, dit jaar 89 zou zyn geworden, en dat hy ‘dus wel ongeveer gelyktydig met my op de Bewaarschool zal zyn gegaan.’ In myn daarop gevolgde mededeling dat ik, naar alle waarschynlykheid, wel eens met zyn Pa gevochten had, want dat ik altyd vocht, vond hy blykbaar geen aanleiding de kersversche professioneele relatie te verbreken, want hy heeft ook myn tweede artikel heel gauw opgenomen.Ga naar eindnoot6 Ik hoef jelui zeker niet te zeggen hoe prettig ik het vind als redebutant in de nederlandsche Pers ook weer een beetje ‘in de verdiensten’ te komen.Ga naar eindnoot7 Pourvu que cela dure! | |
[pagina 600]
| |
Binnen kort, d.w.z. de eerst-volgende keer dat ik naar de stad ga, Henri, retourneer ik je, aangeteekend, de artikels die je my een poos geleden hebt toegezonden, en die ik - een paar daarvan voor de tweede keer - met ware belangstelling heb gelezen. Het polemisch-bèste stuk daarvan is je aftakeling van den politiegeneraal Van 't Sant.Ga naar eindnoot8 (Ik voor my heb het land aan alle politiegeneraals, onder wélke hemelsbreedte ook opereerend!). Een magistrale ‘uitkleeding’! Wat ik betreur, is dat koningin Wilhelmina (door jou toch ook, tenzy ik my sterk vergis, als een supérieure vrouw beschouwd?) door dit vuige heerschap, ès qualité van particulier secretaris, een ietsje is beduimeld. Je in memoriam Henriëtte Roland Holst is in het algemeen menschelyk-gevoelig, en hier en daar zelfs lief.Ga naar eindnoot9 Maar zy had ten slotte alles by je verkorven door (horresco referens!) éérst ‘afvallig’ en daarna geloovig te worden. Je hebt je verloochening van de vroegere medestrydster nadrukkelyk beteekend door het schrappen, met een krachtige pennestreek, van de woorden: ‘aan een groote vriendin van vele jaren’, aan het slot van het boven je stuk in de Groene geplaatste redactioneele ‘hoofdje’. Met bizondere sympathie (en groote verrassing dit stuk daar te zien opgenomen), las ik het nobele, ontroerende artikel: Judaeorum in memoriam door Aug. Cuypers, in ‘De Linie’ van 21 december 1951, en, in hetzèlfde nummer, de vriendelyke, onbevangen-eerlyke beoordeeling, door een tegenstander, van je werk en je persoonlykheid... gemotiveerde appreciatie, met een ‘stille hulde’ in fine, die my groot plezier heeft Van je Een koffiemaaltyd by Coenen, in De Gids van januari j.l., heb ik je, in myn vorigen brief, grosso modo al gesproken, en gezegd dat ik het stuk heel aardig vond, en belangwekkend.Ga naar eindnoot10 De perzik smaakt naar méér! Ik vind wèl (wat ik je vroeger, toen je in je Nieuwe Kroniek van haar sprak, al heb gezegd) dat je Carry van Bruggen een beetje ‘trop pardessous la jambe’, d.w.z. uit de hoogte beschouwt. Een vraag: heeft het je niet verdroten dat Van der Goes, toen jy en hy elkaar op een keer op straat kruisten, deed alsof hy je niet zag? Ik denk dat ik, in jouw plaats, gegeven delui vroegere relatie, dit beroerd zou hebben gevonden. Maar hy was een sociaal-demokratische sectair! Met alle liefs van Kaya en my voor Rosy en jou
Sandro
Amitiés a Suze |
|