Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan W. van RavesteynToulon, 29.ix.'52
Beste Ravesteyn,
Al myn dank voor uw felicitaties, waarvan de hartelyke toon my zeer heeft getroffen, en die ik by dezen reciproceer naar aanleiding van de gelyktydige verjaring van uw vrouw, die de verjaring van myn missus juist één dag is voorafgegaan! (Myn gemalin is gisteren, 28 dezer, 81 jaar geworden), en zy heeft daarvan ruim 59 (zegge negen-en-vyftig!) in myn niet altyd opvrolykend gezelschap doorgebracht! Ja, ami Ravesteyn, ‘geestelyk’ kan ik nog vrywel méé, maar wat my, met betrekking tot deze exceptioneele begenadiging, ergert, is de omstandigheid, dat ik, behalve in het, met korter of langer tusschenpoozen verschynende ‘maand’-schrift Mandril, nergens het zwart-op-witte bewys daarvan kan leveren. Voor myn nog onverzwakt-onstuimige, hoewel meestal goedgehumeurde, ejaculaties biedt, in uw land van overleden-visch-consumenten, géén krant of tydschrift gastvryheid. En zoo zal het, denk ik, wel tot het eind toe - t.w. myn eind - blyven.Ga naar eindnoot1 Que voulez-vous faire à cela? Wat den schryver v/d twee, myn werk betreffende artikelsGa naar eindnoot2 in het Utrechtsch Dagblad aangaat, ik wist, een maand of tien geleden, van 's mans bestaan zelfs nièts. Hy is smoorlyk op my verliefd geworden - un véritable ‘coup de foudre’! gedurende de lezing van den bundel Uitingen van een reactionnair hem aanbevolen door R.J. Zoethout. Hy en ik zyn toen in briefwisseling geraakt, en, vergezeld door een vriendin, heeft hy ons, op 1 mei j.l., een bezoek gebracht. | |
[pagina 587]
| |
Ik stel er prys op, Ravesteyn, u de verzekering te geven, dat zyn beide artikels in het Utr. Dagblad hem niet door my zyn geïnspireerd. Het was, vóór hy zyn pelgrimstocht naar onzen ‘Egelshof’ ondernam, al tusschen hem en de redactie v/h blad afgesproken, dat hy daar verslag zou geven van de ontmoeting. De gegevens voor zyn artikels, voor zoover die myn schryvery betreffen, heeft hy in myn boeken gevonden. Zyn, aan het slot van zyn twééde stuk tot uitdrukking gekomen ‘toeleg’ was, een of ander, met smaak en onverschrokkenheid begaafden, nederlandschen uitgever te bewegen een hèreditie van myn diverse geschriften in den omloop te brengen. Hy heeft, sedert dien niet stilgezeten en menig uitgever gepolst en aangepord dit waagstuk te ondernemen. Tot nù toe zonder gunstig resultaat... even zooals de démarches, met hetzèlfde objectief, van myn vrienden H.P.L. Wiessing en H. Kuyper. Waar het, by slot van rekening, op aan komt, en wel in de éérste plaats, dat is het byeenbrengen - conditio sine qua non! - van de zgn. ‘waarborgsom’, zonder welke vorm van ballast géén uitgever zich bereid zal toonen in zee te gaan met myn opgewarmde ontboezemingen van allerlei aard aan boord. Een begrypelyke schroom, trouwens, gegeven de by voortduring stygende prys van al wat daarby te pas komt: papier, drukloon etc., etc. - Reitsma slooft zich nu uit om het bedoelde bedrag-x? byeen te harken. Tot zóó ver over dit onderwerp, dat my sterk interesseert. Minder, mon cher Ravesteyn, om de Pactolus, die my, in geval van succès, zou toevloeien, zonder, naar alle waarschynlykheid, véél gouddeeltjes te kruien, dan wel wegens de voldoening van myn algemeen bekende (en gelaakte) auteurs-ydelheid, waarvoor ik ‘cynisch’ uitkom en die my, met tal van àndere fouten en ondeugden, onderscheidt van het deugd-zame-en-viooltjesachtig-bescheiden gros der confraterneele Mentoren. -Ga naar eindnoot3 Que voulez-vous, je suis comme ça! Wat nog méér? Ja, de volgende bizonderheid zonder groot belang voor de buitenwereld, t.w. dat ik,Ga naar eindnoot4 physiquement parlant gegeven myn leeftyd -, weinig heb te reclameeren en niet véél te klagen, behalve dan over de felle rhumatische pynen die myn arme lyf zonder respyt teisteren, wel het ergst by het voorover-zitten aan myn schryftafel. Maar lóópen, eenmaal weerGa naar eindnoot5 ‘dérouillé’, kan ik nog goed en vlug, wat myn vrouw tepas komt, waar ik de diverse boodschappen doe, waarvoor zy van 's morgens vroeg - 7 uur of daaromtrent - tot laat in den avond geen tyd heeft. Behalve met de eigenlyk-gezegde, strikt-‘huiselyke’ bezig- | |
[pagina 588]
| |
heden, houdt zy zich, gegeven de volstrekte onmogelykheid wat ook in loondienst te doen verrichten, onledig met werken in den moestuin, poot aardappels, verpoot sla-en-àndere plantjes, herstelt, keert, en, by gelegenheid, confectionneert ab ovo - als dit zoo gezegd mag worden? - haar en myn kleeding. En zy is en blyft by, en onder dit alles, onverstoorbaar gelykmoedig en moedig ‘zonder meer’. Onze kennismaking dateert van het jaar Onzes Heeren 1893, en ons samenzyn in deze ± 60 (zegge zestig!) jaar is alleen nu en dan par ‘force majeure’, t.w. een min of meer langdurige gevangenschap van ondergeteekende, onderbroken geweest. En voilà pour aujourd'hui! (Heb ik my goed gehouden of niet?) Met veel hartelyks en al onze wenschen voor uw beider gezondheid t.à.v.
C.
p.s. Uw Wording v/h CommunismeGa naar eindnoot6 heb ik met belangstelling gelezen. Maar ik had verwacht en gehoopt er iets meer anecdotische bizonderheden over de verschillende protagonisten in te vinden. Hier zyn, op het oogenblik, de kameraden-kopstukken bezig elkaar te verguizen en van verraad te betichten. MartyGa naar eindnoot7 is een schurk van het onzuiverste water, en tot voor kort, een sieraad van de Party. Zyn medebeklaagde, Tillon,Ga naar eindnoot8 behoorde tot het half-dozyn kameraden, door den driemaal-overgehaalden idioot de Gaulle tot ministers uitverkoren, in zyn (de G's) eerste cabinet. Tot vice-voorzitter v/d Ministerraad had hy Thorez aangesteld. Haar prestige heeft de Party aan dien crétin (de G.) te danken gehad. Nu verscheuren de ‘leiders’ elkaar. En ik verkneukel my. |
|