Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 28 april '52
Lieve menschen,
Sedert gisteren in het bezit van jelui als altyd aardigen en welkomen brief, dien ik zonder vertraging wil beantwoorden. Na ryp beraad en overleg hebben Kaya en ik besloten de redenen waarom jelui bezoek dézen keer aanmerkelyk later plaats zal hebben dan ‘gewoonlyk’ te laten gelden als verzachtende omstandigheid. En | |
[pagina 576]
| |
dus verwachten we jelui nu in de allereerste dagen van juli, en ga ik, op stel en sprong, de zangzieke weduwe, die tranen in de lodderoogjes krygt als zy naar Henk informeert, waarschuwen, zoodat jelui bedje zonder mankeeren gespreid zal zyn als het zoover is. Ik zal haar op het dag-en-nacht van onbevredigde liefde popelende hartje drukken, dat zy, op Henks verzoek, niet naar hem moet komen kyken, terwyl hy op de pot zit, maar dat zy hem 's avonds wèl mag komen toedekken en ‘instoppen’. Après tout is dit een aangelegenheid van intiemen aard, waarmee ik my verder niet bemoei, en Christien is ongetwyfeld ruim genoeg van opvatting om een oogje toe te drukken wanneer de omstandigheden dit gebieden. Ik zal myn uiterste best doen, Henk!, het bedrag van 40 gulden, dat de brave Sjoerd je ter-hand stelde in betaling van een door my ‘nog te schryven artikel’ te verdienen door het leveren van een bydrage aan zyn krant, waaraan ik trouwens bezig ben, zonder dat dit erg vlot. Maar voor het E.D. zet ik geen létter meer op papier, na de vuile streek die men my daar heeft gelapt door het verdonkeremanen van myn naam onder myn éérste daar opgenomen artikel. Dat zy Cricri alléén met myn voorletters teekenden, en dat plus minus één dèrde van de copy in pastei is gevallen, kan my geen zier scheelen. Want Cricri, après tout, was maar, laat my zeggen een verhaaltje, zonder ‘strekking’ van eenigen aard, behalve van een sneer, hier en daar, met betrekking tot de republikeinsche en demokratzige opvoeding van de fransche dorps-school-jeugd. Maar myn éérste in e.d. gepubliceerde stuk (een van de béste die ik in langen tyd heb geschreven), was een betoog tegen den waanzinnigen, technischen vooruitgang, een betoog waarmee ‘men’ het al of niet ééns kan en mag zyn, maar een logisch-gedacht en tot nadenken prikkelend betoog. En het wegmoffelen van myn naam onder dit stuk, een onbetamelykheid waarover ik aanvankelyk luchtigjes héén was gestapt, komt my, nader beschouwd, en ronduit gesproken, als een berekende gemeenheid voor. R. bevestigde my, in een vanmorgen ontvangen kaart, zyn voornemen a.s. woensdag, dus overmorgen, in gezelschap van zyn vriendin by ons te komen. Je hebt hem ontmoet en zegt hem ‘niet zoo te kunnen waardeeren’. Best mogelyk dat hy my, in het gebruik, óók minder of in het gehéél niet bekoort, maar dan zal het ‘leed’ gauw geleden zyn, want hy en zyn reisgezellin blyven maar weinige uren hier, één etmaal op den kop af! En waar zy in de stad logeeren!... Zyn brieven - ik ken hem alléén daaruit - waren hartelyk en hy lykt my, in zekere mate, toch wel | |
[pagina 577]
| |
een interessante persoonlykheid. Of ik hem sympathiek of onsympathiek zal vinden is een questie van directe aanraking. Het amusante van het geval is, dat R. en ik, stadgenooten van geboorte, tot nu toe niets van eikaars bestaan wisten. Ik had nooit van hem, die een jaar of tien jonger is dan ik, gehoord, hy wel van my door myn geschriften, en hy was verwonderd van Zoethout te vernemen dat ik nog in leven was. De rest is je bekend. Ik weet, van hemzèlf, dat hy geprononceerd duitschgezind is en hy heeft zich, wetend dat ik fèl antimof ben, deswegen ‘verontschuldigd’. Ik denk dat wy dit onderwerp niet zullen aanroeren. Verleden dinsdag hadden wy bezoek van Cornelis Wiessing - een broer van onzen wederzydschen vriend - en zyn jonge vrouw, die Kaya en ik charmante vonden. Zy arriveerden, in den namiddag, onder een stroomenden regen, die tot en met hun vertrek, om tien uur 's avonds, bleef neerplassen. Zy hadden zóó-of-zóó den trein naar Marseille gemist, doordat de tramkameraden dien avond geen zin hadden te ryden. Gelukkigerwyze, terwyl wy met ons vieren stonden te weeken, konden wy een particuliere auto, die net aan kwam tuffen, praaien, en zoo kwam, op het nippertje, de redding. Wy hadden een heel plezierige dag, een halve eigenlyk gezegd, met de visite. Cornelis Wiessing - hebben jelui hem nooit ontmoet? - is een goedhartige, gulle kerel met geprononceerd-communistische sympathieën maar zonder éénig sectarisme en met wien dus te discutééren valt. Hy en zyn vrouw waren in Nïmes, waar hy een professionneel congres had bygewoond, en hy kwam naar Toulon zonder àndere reden dan ons een bezoek te brengen en zyn vrouw kennis met ons te laten maken. Zy vertrouwde Kaya toe dat zy ‘heel bly’ was naar ons toe te zyn gekomen. En de blydschap was wederkeerig. Beste vriend Henk, zou je inliggenden brief plus volmacht, die ik, wegens de porto, niet in een tweede enveloppe sluit, willen doorzenden aan het volgende adres: den Heer Arnold Cohen, Uiterwaardenstraat 63iii, Amsterdam-Z.? Je zult, denk ik, wel instemmen met de schikking, die ik, wat het overmaken van de my nog tegoed-komende erfenisportie aangaat, aan dien man (dien ik niet kèn en die my niet in het minst interesseert) suggereer. Jy hebt op deze wyze niet wéér met hem te maken, en je krygt, by gelegenheid - haast is er niet by! - het bedoelde bedrag, zeker niet hoog! van myn nicht Truus. Vind je dat zóó goed? Binnen kort, d.w.z. na het bezoek van R. van wien ik den nauwkeurigen tekst denk te krygen, zal ik jelui, en ook Wiessing, een afschrift | |
[pagina 578]
| |
sturen van myn, door een verdekt-opgestelden anoniemusGa naar voetnoot* aan de (nieuwe) Elseviers Lexicon (Oud-Winkler Prins) geleverde biographie. Zóó eerlyk, zóó onbevangen! Daar zullen jelui van opzien. Aanstonds méér daarover.
Of ik boeken zou willen koopen voor die 40 gulden van de Vry? Nee!, voor het moment zou ik niet weten waar die te bergen. Ik moet eerst een nieuw boekenrek timmeren, waarvoor ik het hout al heb, en hoop dat in elkaar te zetten voor jelui komst. Wy maken het vry goed, gezwegen van de rhumatiek waar ook Kaya last van heeft en pyn lydt aan haar linker-pols. Erger is dat haar gezicht sterk verzwakt is in den laatsten tyd, en begrypelykerwyze verontrust haar dit. Niets kon my meer welkom zyn dan je mededeeling, Henk!, dat W's gevoelens ten mynen opzichte ‘zeer hartelyk’ zyn. Hy kent geen wrok, en dat Is een groote (en vry-zeldzame) deugd. En nu, lieve menschen, Salut et Fraternité!, zooals de roemryke Titanen van de ‘Groote, Fransche Revolutie’ elkaar begroetten vóór zy elkander naar de guillotine stuurden. Maar dit ligt niet in onze bedoeling, wat jelui betreft. Geen sprake van, hoor! Met alle liefs van Kaya en my... en met de verzuchting: ‘Nog twéé lange maanden wachten!’
Sandro.
p.s. - Ik kryg daar, tegelyk met je kaart, het februari-maart-nummer van Mandril, met myn anti-kannibalistische ontboezeming, dat je my gestuurd hebt. Lief van je, Henk!, dit onmiddellyk te doen. Aardig ook van Boost het zoo gauw op te nemen. Maar ik heb wèl een beetje de p. in omdat ze, dézen keer, myn copy ‘vereenvoudigd’ hebben. De correctie, ook wat den franschen tekst (Viviani's vrydenkerig geouwehoer) betreft, is onberispelyk. Groet en bedank Boost hartelyk voor my als je hem spreekt. |
|