Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 22.11.'52
Lieve menschen,
Eindelyk! - zeer vertraagd antwoord op jelui brief ddo 27.1. - weer nieuws van de twee Egels, plus een artikel voor MandrillGa naar eindnoot1, als de brave Boost dit gebruiken kan, wat ik te hartgrondiger wensch waar ik geen kans hoegenaamd zie ergens anders dan by hèm copy van myn hand onderdak te brengen, en een duit in het zakje, m.a.w. 25 gulden, my uiterst welkom zouden zyn. Het leven wordt hier met den dag duurder, en de pryzen van alles gaan, met een duizelingwekkende snelheid, aanstonds onbereikbare hoogten in. Het blyft de eeuwige kringloop: verhoogde loonen, met de daarop onmiddellyk gevolgde verhoogde pryzen van alle consumptie-artikelen, tarieven etc. Daarby komt, dank zy de chantage-politiek der s.f.i.o.-socialisten de voortdurende toename van het aantal fonctionnarissen, van gouverneurs in de afgelegenste contreien van zwart-Afrika, tot en met leegloopers in allerlei Staats-bedryven: spoorwegen, arsenalen, electriciteit, gaz, Bankwezen etc. Sedert de zgn. ‘nationalisaties’, die | |
[pagina 573]
| |
van alle baliekluivers onaantastbare, onschendbare ambtenaren heeft gemaakt, gaat het land nog wat gauwer naar de verdommenis. (Ik ken hier een Bank, waar, vóór de nationalisatie, één directeur den scepter zwaaide. Nu, d.w.z. sedert een paar jaar, zyn er drie! Drie directeuren by één provinciale succursale van een groote, parysche bank). Wie per trein reist en zyn oogen de kost geeft, merkt dat op de 10 passagiers er gemiddeld 3 of 4 in het genot zyn van een ‘permis’, anders gezegd gratis reizen. Het personeel van het (genaaste) Electriciteitsbedryf, zyn, van den hoogste tot den laagste, vry van betaling voor hun consumptie van electriciteit... en daar zyn er zoo tienduizenden. De Assurances Sociales, waarvan het personeel - óók duizenden aan de ruif vretenden -, een staat in den Staat vormen, zyn één groote, milliarden stelende, milliarden tekort-komende instelling, een spelonk van Ali Baba, met oneindig méér dan veertig roovers. Politiquement... elke drie maanden, of elke zes weken, een ministerieele crisis, die niet is opgelost voor de oud-nieuwe cabinetsformeerder het klaar heeft gespeeld de heethongerigste parlementaire kliek-leiders met een portefeuille, een halve portefeuille (onder-secretariaat) of een volslagen overbodig ‘ministerie van Staat’, den opgesperden muil te stoppen. Het tegenwoordige (voor hoe lang ‘tegenwoordige’?) cabinetGa naar eindnoot2 telt 42 (zegge twee-en-veertig leden! (Poincaré had er 14 of 15). Maar genoeg van deze godvergeten zwynery, waarover ik niet ophoud my te ergeren. En al myn excuses jelui daarmee te vervelen. Je brief van 27 januari herlezend, Henk!, ga ik dien nu, punt na punt, beantwoorden. 1o. Nee, je hebt my niet gezegd dat je het critiekje van Van Duinkerken hebt ontvangen, en dus ook nietje oordeel daarover, dat ik toch heel graag zou willen kennen. V.D. qualificeert my als ‘de meest meeslepende stylist onder de dagbladschryvers van myn tyd’, en dat is een lof waarmee ik tevreden kan zyn. Maar voor de rest takelt hy my - die my zelf allerminst onberispelyk acht en makkelyk myn feilen en tekortkomingen erkèn - voor de rest takelt hy my, of eigenlyk myn karakter, waarvan hy feitelyk niets weet, af, en dicht my o.a. ‘cynisme’ toe, maar een cynisme dat ‘voor hem (my) inneemt’. Hy zal ‘scepticisme’ bedoeld hebben, en dat had aannemelyk kunnen klinken. Maar, innemend cynisme! Zyn stukje is, in het algemeen, slecht geschreven. Zoo spreekt hy, b.v. van myn zwakke, waar hy zwakheid had moeten zeggen. Maar wat ik weten wil is jouw oordeel over dit critiekje, Henk. Je onbevangen, my eventueel niet sparend oordeel. | |
[pagina 574]
| |
2o. Ik weet niet (meer) welke copy van my de Vry in handen heeft, of heeft gehad. Daar is natúúrlyk verouderd spul onder, waarvan ik geen publicatie meer verwacht. Heb je hem ook myn pastiches van Doris Klungelbos gegeven, of heb je daar de copy nog van. Zooja, zou je dan by gelegenheid niet willen probeeren die by DavidsGa naar eindnoot3 voor de Groene, onderdak te brengen? (Lastige kerel, die vent in Toulon, n'est-ce-pas?). 3o. Het ‘pakjes’-probleem. - Ja, het zou zeker wel prettig voor ons zyn, nu en dan weer eens een homp ‘oude Leidsche’, een brok rookspek, een kilo boter e.d. te ontvangen. Maar gegeven de niet-te-overtreffen onverschilligheid, de luiheid en de daaruit voortspruitende willekeur by het, met de taxatie van de waarde der uit het buitenland afkomstige artikelen van allerlei aard belaste douane-personeel, dat, den éénen keer, laat my zeggen, 300 francs, een ànderen 1200 of 1500 francs, van my zou eischen (zy slaan er maar een slag in), maakt het verkieslyker van het hervatten van deze zendingen af te zien. Daarby komt dat wy hier nu vrywel alles kunnen krygen, al zyn veel artikels erg duur. En met de 300 gulden (27.576 frs netto, den laatsten keer: je zending in januari) kunnen wy er, wys zooals Kaya is en sober zooals wy beiden zyn, best ‘komen’. Maar hoe kryg jy, beste kerel, elke 3 maanden 300 fl. by mekaar? Van Wiessing kreeg ik, een paar weken geleden, een heel lieve kaart, waarin hy my o.m. van mevrouw Van Vliet, in Blaricum sprak, en my zei dat haar man nu ook bydroeg tot het ‘potje’. (Dit geneerde my wel een beetje... voor die paar zendingen olyfblaadjes, waar zy immers toch al 2× 15 gulden hadden betaald, wat veel meer was dan de kosten van inkoop en verzending bedroegen). Wiessing heeft één nobele karaktertrek: hy koestert geen wrok! Aardig dat Zoethout - zien jelui hem nog wel eens? - een oud-mede-Leeuwarder van my, heeft ontmoet, van wiens bestaan ik my, uit den aard der zaak, niets herinner. Niet ééns den naam: Reitsma.Ga naar eindnoot4 In feite heb ik myn geboorteplaats definitief verlaten in 1882 (was, in 1887, nog een maand of 5, 6 ‘thuis’) en waar die Reitsma 8 jaar jonger is dan ik, was hy 10 jaar oud toen ik, in september '82 naar Indië ging. Vriendelyk van hem je een ‘bydrage’ toe te zenden. Ook ik ben benieuwd of hy gevolg zal geven aan zyn voornemen ons een bezoek te brengen. Ik zal dan het mondjevol friesch dat ik my nog herinner met gepaste trots ten toon spreiden. Ik zit in spanning te wachten op Boost's beslissing ‘inzake’ het overnemen van het in e.d. ‘naamloos’ gepubliceerde artikel tegen den waanzinnigen technischen Vooruitgang. | |
[pagina 575]
| |
Hierby een ander stuk, waarover ik graag je oordeel zou willen vernemen en dat je zeker wel aan Boost zult willen voorleggen. Ik hoop dat hy het niet te ‘politiek’ zal vinden voor Mandril. Maar de abonnés van dit maandblad, voor het groote meerendeel voor-geen-kleintje-vervaarde ‘intellectueelen’, zullen myn antikannibaalsche uitvallen wel kunnen slikken. Dunkt je ook niet Half-februari hebben we nu al weer een week achter den rug en nu nog een maand of vier en wy zien jelui weer hier. Wy kunnen den tyd niet afwachten, en dat moet toch wel. Kaya maakt het vry goed en is - o, wonder! by al het werk dat zy doet, minder vermoeid dan een maand of wat geleden. Dat zégt zy, tenminste. - Wat my betreft, ik verga letterlyk van de rhumatiek. Daar is geen lid aan myn arrum lyf dat my geen pyn doet, by nacht en by dag. En niets aan te doen! Monsieur Bernard, die even hier was en net de deur uitgaat, draagt my op jelui heel hartelyk te groeten. - Christine (het kippetje) - is onlangs overweldigd, d.w.z. onteerd, door een bruut van een haan, een echte kinderbeul. Zy heeft ons te hulp gekakeld, maar wy kwamen te laat en haar schande was onherroepelyk voltrokken. Al myn verontschuldigingen voor deze 4 bladzyden gekrabbel. Groet de Wiessings voor ons, als jelui die spreekt. Alle liefs van
Kaya en Sandro.
Laat gauw iets van jelui hooren. |
|