Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 568]
| |
[Brieven 1952]Aan H. KuijperToulon, 18.1.'52
Lieve menschen,
Nu moet het toch weer eens een brief worden, in weerwil van de géén-huizen-als-kasteelen-bouwende, dringend te betrachten zuinigheid. En ik heb, dézen keer, ook veel meer te vertellen - in den zin van ‘keuvelen’, wel te verstaan! - dan de beperkte plaatsruimte van een briefkaart toelaat. Om te beginnen, een herhaling nog eens van myn vraag: is myn brief van eenige weken geleden, waarin ik een afschriftje sloot van prof, van Duinkerkens critiekje van myn Telegraaf-artikels, in jullie bezit gekomen? En is v. D's boekwerk over de nederlandsche Pers, waarin de bedoelde bespreking voorkomt, al verschenen? Vervolgens: Ik weet niet meer of ik jelui de ontvangst heb bericht van Marnix Gysens Telemachus in het DorpGa naar eindnoot1, en daarvoor bedankt? Zoo nièt, dan doe ik dat by deze. Ik heb het sierlyk uitgegeven, in alle opzichten aantrekkelyke boekdeeltje in één adem en in een stemming van ononderbroken opgetogenheid gelezen. De styl was my een verkwikking, die ik hard noodig had. Myn brouille met W. blyft my verdrieten en is een van de redenen, de voornaamste wel, hoewel ik ook physiek niet in blakenden welstand verkeer, waarom ik in de laatste tyden niets heb kunnen schryven. Het hier ingesloten artikel, eindelyk gepubliceerd in het Kerst-nummer van Eindhovens Dagblad, dagteekent, zooals jelui weet, van maanden geleden.Ga naar eindnoot2 Over de correctie heb ik alle reden tevreden te zyn, en het ‘zetten’ volgens de door my vermaledyde vereenvoudigde spelling, heeft my niet buiten mate ontstemd. Wat my, - begrypelykerwyze, niet waar? - heeft geërgerd, is dat men de onderteekening heeft weggelaten by de publicatie van dit artikel, dat ik beschouw als het béste dat ik in tyden heb geschreven. Ik had er myn gemoed in gelucht tegen den waanzinnigen, breidellozen, ‘Technischen Vooruitgang’, waaraan het menschdom - dat my, ‘en bloc’ genomen, weinig interesseert, hoewel ik, onder de plus minus 2000-millioen kinderen van Onzen Lieven Heer, wel een half-dozyn vrienden tel, wat een heel aardige en zèldzame proportie is! - moreel tegronde gaat. Met my ééns zullen er maar | |
[pagina 569]
| |
weinigen zyn. Maar deze overtuiging is voor my geen reden tot zwygend instemmen. Het wèglaten van myn naam onder het bedoelde stuk in e.d. had niets exceptionneels, noch opzèttelyks. Géén der medewerkers onderteekent daar zyn bydragen. Maar ik had myn ‘Voorheen tegen Heden en Morgen’ oneindig liever gratis gepubliceerd willen zien dan anoniem, ofschoon ik zoo'n 25 gulden, nu en dan, bést kan gebruiken. Oppervlakkige beoordeelaars van myn wézen zullen in deze voorkeur weer een bewys van myn ‘ydelheid’ en myn ‘zelfvervuldheid’ zien. Maar is een schilder die zyn doeken ‘teekent’, is een architect die zyn naam vermeldt op een gevelsteen, per se een praler? Klets! Ik ben altyd van oordeel geweest, en ik heb my, gedurende de vyf-en-zestig jaar van myn, anno 1887 begonnen, professioneele werkzaamheid, daaraan gehouden, dat een strydbaar journalist, een polemist, achter de door hem geschreven artikels moet staan, m.a.w. die met naam en toenaam dient te onderteekenen. En honni soit qui mal y pense! De naamlooze publicatie van dit stuk heeft my te méér verdroten, omdat het een ‘vècht’-artikel was, van strekking recht ‘tegen den draad in’, ik bedoel: tegen de uitzinnige vergoding van den zgn. ‘technischen vooruitgang’, met betrekking waartoe ik, in myn 88ste jaar, nog even onverzoenlyk ben als ten opzichte van zooveel àndere verslavingen, waaraan, ik wéét het, geen remedie is, maar die ik toch wil blyven bestryden tot het eind toe. Nu ben ik op een gedachte gekomen waarvan de verwezenlyking my groote satisfactie zou schenken. Ziehier, Henk! Hèrlees het hier ingesloten artikel (waarvan de oorspronkelyke copy, maanden geleden al, door je handen is gegaan), en als je dan, ook zonder het geheel of gedeeltelyk, met my ééns te zyn, tot de conclusie komt dat het, professioneel gesproken, een goed stuk is, en laat my zeggen ‘geknipt’ voor een publiek als dat van Mandril - een kléine élite, maar een élite! - leg het dan, zoodra je over een beetje tyd kunt beschikken, vóór aan den braven Boost, die my by voortduring zooveel welgezindheid heeft betoond. Vindt hy, na lezing, het stuk geschikt voor het maandblad, laat hem dan aan den hoofd-redacteur van Eindhovens Dagblad vergunning vragen het óver te nemen. Verkrygt hy deze autorisatie - mynentwege, als e.d. dit mocht eischen, tegen vergoeding van het my betaalde honorarium (25 gulden), in welk geval Mandril my natuurlyk niets verschuldigd zal zyn - dan is alles in orde en reproduceert Boost | |
[pagina 570]
| |
het, dezen keer met naam en toenaam van den schryver onderteekende artikel tegen den breidelloozen ‘Technischen Vooruitgang’, die, wéérwraak van de materie, den mensch tot slaaf maakt van het door hemzèlf geschapen werktuig. Waar B. alléén misschien niet te beschikken heeft over het wèl-of-nièt-opnemen van copy, en de kans bestaat dat een ander lid der redactie bezwaren heeft tegen de overname van elders reeds verschenen bydragen, zou ik B., via jou, Henk!, in overweging willen geven éérst aan Eindhovens Dagblad te schryven en pas na de verkregen vergunning tot overname op de proppen te komen met myn artikel, dat ik, als B. dit wenschelyk acht, met genoegen wil over-tikken. Ik denk niet, dat er, onder de abonnés van Mandril, veel zullen zyn die dat eindhovensche blad lezen en kennis hebben van myn daar in het Kerst-nummer opgenomen, niet onderteekende stuk. Tot zoover over dit onderwerp, dat ik wel een beetje uitvoerig heb moeten bespreken, en waaromtrent ik sterk benieuwd ben naar Boost's beslissing, in afwachting waarvan ik, wetend, nu dat Mandril, ‘ry het wellicht wat schokkerig, vóórt zal gaan te verschynen’, in den loop der aanstaande week, wil trachten weer iets op de helling te zetten. Van de Vry, die vermoedelyk niet geslaagd is in zyn pogingen nog àndere van myn artikels onderdak te brengen, en die het, denk ik, verdrietig vindt my dat te zeggen, heb ik niets meer gehoord. Breng hem, als je hem mocht ontmoeten, myn hartelyke groeten over. Hier is alles by het oude, d.w.z. zonder veel vertier. Te-zamen komen wy ééns in de week de deur uit, naar de markt in de stad. De gewone dagelyksche boodschappen doe ik op myn ééntje, tenzy ongesteldheid, en, somtyds, hevige rugpyn, my dit beletten, in welk geval Kaya, die tóch al niet veel tyd over heeft, ook dat nog moet doen, wat ik heel beroerd vind. De Bernards zien wy vaak, de Scaveniussen wat minder dikwyls, de familie Taladoire een énkelen keer. Verder hebben wy, onlangs, by toeval kennis gemaakt met drie dicht by ons wonende dames, één jeugdige, pas getrouwde, twee ‘middensoort’, en alle drie even hartstochtelyk republikeinsch en demokratzig als wy. A propos daarvan, van de demokratzigheid, bedoel ik: hoe vinden jelui het hier heerschende régime, dat het land elken dag een schrede nader tot den ondergang voert? De Party-pest heeft alles aangevreten, en een regeering, dag-in, dag-uit belaagd, zooals zy dat wordt, door heethongerige | |
[pagina 571]
| |
erfgenamen, blyft nooit langer aan het bestuur dan énkele maanden, somtyds wééken maar, en moet dan de plaats inruimen aan een àndere ploeg bende-hoofden, op hun beurt weer bestookt door de wèggewerkte voorgangers, die, een semester of een kwartaal daarna, weer opduiken aan de oppervlakte van het democratische riool. Intusschen holt dit rampzalige land, waarom géén dezer politieke gelukzoekers zich bekommert, naar de verdommenis. Kaya en ik vinden, nét als Christien, dat jelui vacantie in Holland overdreven lang duurt. Maar we zyn nu al vast weer half-januari en dat is een troostryke gedachte, ofschoon jelui ballingschap hier altyd zo kortstondig is. Is daar nu geen mouw aan te passen, zóó, bedoel ik, dat jelui 350 dagen van het jaar aan de zoele zuiderstranden en 15 (zegge: vyftien!) in de Plantage-Middenlaan 51Ga naar eindnoot3 doorbrengt? ‘Prakkezeer’ daar eens ernstig over, jongus! Een dag of wat geleden heb ik het zevende en laatste deel ontvangen van Menno ter Braaks, ruim 5000 compact-gezette bladzyden beslaand Verzameld Werk, in de intermittente lezing waarvan ik my sedert eenige maanden al, verlustig. Ik zal jelui, binnen kort, een afschrift toezenden van de, zich tot één brief van weerszyden zich beperkt hebbende correspondentie, die ik met ter Braak heb gevoerd, eenige weken na zyn bespreking in Het Vaderland ddo 21.3.'37, van myn 2de deel Herinneringen: Van Anarchist tot Monarchist. Even als in deze critiek, steekt ter Braak in zyn brief van 4 april '37, den draak met myn monarchisme. Ben ik daar boos om geworden, of ook maar ontstemd? Geen sprake van! Ik kan heel goed bona fide critiek verdragen, en beschouw myn opvattingen van politieken en philosofischen aard niet als onaantastbare geloofsartikels, en den twyfel daaromtrent als heiligschennis. Wat my, sedert den dageraad van myn ‘jaren des onderscheids’ met een onoverkomelyken af keer heeft vervuld, dat was (en is) het sectarisme, de anders-denkenden-verdoemende geestdryvery, waartegenover ik - ‘furieus partydig’ en ‘tot in het komieke toe onverdraagzaam’ volgens professor van Duinkerken - als de geïncarneerde onverzoenlykheid sta. Dag!, lieve, lieve menschen. Laat ons nu gauw ook weer eens wat van jelui hooren.
Kaya, Sandro
Hierby ingesloten een daar nét door Kaya voor Christien geplukte bloesem van onzen, dit jaar voor het éérst in-bloei-en-vrucht staanden | |
[pagina 572]
| |
citroenboom, plus drie dichtsels (fragmenten van zyn poétischen lintworm), dezer dagen kwytgeraakt door myn ouden vriend Clinge Doorenbos, die ik by gelegenheid graag terug zou willen hebben.
p.s. De citroenbloesem is uiteengevallen en onverzendbaar. Ze wordt dus vervangen door een narcis-bloesem, waarop wy beiden een kus hebben gedeponeerd voor Christien, die de kus bedoelen wy - niet al te verwelkt de Plantage Middenlaan zal bereiken.
Beste Henk. - Zou je bygaand briefje willen adresseeren aan: Mevrouw Van Vliet-Pauw, Berkenlaan 17, Blaricum. En haar het adres opgeven, in Amsterdam, waar de door my bedoelde thee te krygen is. Merci! (Aftreksels van olyfbladen zyn een zeer aanbevolen remedie tegen te hoogen bloeddruk).
p.s. 21.1 - De ‘Zilvervloot’, ddo 10.1. door je aangekondigd, is hier nog niet gesignaleerd. |
|