Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd[Brieven 1949]Aan H. KuijperToulon, 2 juni 1949
Beste vrienden,
Wy hadden geen prettiger bericht van u kunnen ontvangen dan dì t: dat Gy, uw vacantie-nemen verhaastend, vyf of zes weken éérder hier zult zyn dan uw oorspronkelyk voornemen was. Myn vrouw was opgetogen, toen ik haar dit zei, en zy betreurt het alléén maar dat de kersentyd voorbỳ en het vỳgentydperk nog niet ààngebroken zal zyn op 19 dezer, den dag dat Gy uw (in het minst niet plechtigen) intocht in onzen Egelshof zult houden. Natuurlyk zal ik aan het station zyn! 9 uur 15 - d.w.z. 8 uur 15 zonnetyd - is toch niet lààt! En al kwam uw trein ook tégen of nà middernacht aan, zoudt u my daar tòch vinden. Hoe zou ik u, ingelicht door min of meer met onze buitenwyk bekende menschen, blootstellen aan de gebeurlykheid misschien uren lang om te zwalken in een u volkomen vreemde stad. Nee, hoor! Uw mededeeling dat Gy beiden, wat de accomodatie betreft van uw kamer hier, geen hooge eischen stelt, heeft ons, zooals dat heet, een pàk van het hart genomen. Wy vreesden namelyk wel een beetje dat u, vermoedelyk gewénd aan allerlei (niet buitensporige) commoditeiten, waaraan wy-zèlf al sedert jaren òntwend zyn, uw verblyf misschien wat àl te summier zoudt vinden. Maar u krygt een ruime, frissche, zindelyke kamer, een goed bed - wel het voornáámste, waar u ter-plaatse, immers | |
[pagina 517]
| |
alleen maar sláápt - en de noodige meubelen. Wy hebben u zoo dicht mogelyk by ons willen hebben, en daarom voor die kamer gezorgd by vriendelyke, dienstvaardige buren, wier huis ongeveer 50 meter van het onze is gelegen. Ik weet niet of zy betaling zullen verlangen, en ik betwyfel dit. Maar de menschen zouden buitenmate in hun schik zyn, als u hun, afgescheiden dà àrvan, een rood alkmaarsch kaasje offreerde. Zoudt u voor ons een klein notemuskaat-raspje willen meebrengen? Daar valt my iets in! Hoe herkè n ik u beiden, of béter gezegd, hoe pik ik u ùit in den min of meer dichten drom reizigers? Ik heb er een oogenblik aan gedacht, vriend Kuyper, te suggereeren by manier van hoofddeksel een cylinderhoed, alias ‘hooge dop’ te dragen, maar dit zou èn te warm èn te opzichtig zyn. Laat ons afspreken dat u een pakje kranten - van onverschillig welke politieke schakeering! - in uw linkerhand houdt. Dat myn vertaling van Swifts ‘Directions to Servants’ vermoedelyk niets zal zyn voor de Hollandia-Drukkery, verwondert my niet. Dat ik aan Contact heb gedacht kwam hièrdoor, dat ze daar een reeks: ‘De Onsterfelyken’, in het licht geven, in boekdeeltjes, misschien, van klein formaat en beperkten omvang, à l'instar van de Wereldbibliotheek, een publicatie die u natuurlyk wel gekend hebt. Bestààt die nog? Dan willen ze het daar misschien wel hebben. Enfin!, daarover, en ook over een eventueele hèreditie v/d Uitingen spreken wy hier wel.
Van Wiessing heb ik nu sedert ruim een maand - 21 april - weer niets gehoord, zoodat ik niet weet hoe het met de (verkorte) hèruitgave van de Paradox staat, waarvoor de tekst, plus Inleiding ‘eind juni persklaar’ moest zyn, W. zal het, vermoed ik, bar druk hebben met zyn nieuwe blaadje,Ga naar eindnoot1 waarvan ik de àànkondiging las op de laatste blz. van de Vrye Katheder van mei j.l., en op p. 10, een zuurzoete, redactioneele noot, waarin wordt kond gedaan dat de ‘nieuwe journalistieke bezigheid van Mr Wiessing een uitgesproken persoonlyk karakter (zal) hebben en hy daarom de eenige (is), die er de verantwoordelykheid van (bedoeld zal zyn: “voor”!) zal dragen.’ Wat, m.a.w., zooveel wil zeggen als: ‘Wy, orthodoxe stalineezen, verwerpen by vóórbaat de aansprakelykheid voor elken vorm van kettery, waaraan onze hoogelyk-gewaardeerde en vuriglyk-beminde kameraad-redacteur van de Nieuwe Kroniek zich, als zoodanig, schuldig zou kunnen maken’. Ik brand van benieuwdheid naar het, volgens de aankondiging ver- | |
[pagina 518]
| |
leden zaterdag, 28 mei, verschenen veertiendaagsche blaadje van myn ouden vriend Wiessing, dat ik, tot nu toe, niet heb ontvangen. Is uw voornemen hem nog te bezoeken voor uw vertrek? Ingesloten brief zult u hem zeker wel doen toekomen.
En nu gaan wy, myn vrouw en ik, aan het aftellen: nog zestien dagen, nog 15 dagen, nog 14 dagen enz., enz. Met heel veel hartelyks, en, erkentelyks voor uw onuitputtelyke minzaamheid,
t.à.v. Cohen
p.s. Wilt u voor my een dozyn niet al te harde gewóne, twéé blauwe en twéé roode potlooden meebrengen?
2e p.s. Myn vrouw draagt my nadrukkelyk op u te zeggen, dat Gy, op 19 dezer, vóór wy u uitleveren aan onze vriendelyke buurvrouw, op een eenvoudig koud, (maar warm en hartelyk-bedoeld) avondmaal zult worden onthaald. Uw ‘noenmaal’ (styl n.r.ct.) zult Gy, vermoed ik, in den trein hebben genuttigd. |
|