Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan H. KuijperToulon, 15.viii.'48
Geachte heer Kuyper
U zult myn betrekkelyk lang stilzwygen wel willen verontschuldigen wanneer u weet dat ik, als een hygend hert van één kamer in de àndere opgejaagdGa naar eindnoot1 door een noesten proletaar, die ons, door de bombardementen van de jaren '42-'44 een beetje ontredderd logies is komen ‘opknappen’, in de laatste 14 dagen geen rustig oogenblik heb gehad. Tusschen zons-òpgang en zons-òndergang, wèl te verstaan! De man is nu sedert gisteren wég, en ik wil, ofschoon wy nog midden in een soort verhuisrommel zitten, niet langer wachten met het beantwoorden van uw zoo hartelyke laatste twee brieven. 1o - Om te beginnen met het begin! Het relaas van uw wedervaren met het kranten-vrouwtje in Parys, dat u nàliep om u een te-veel betaalde franc terug te geven, en met de twee café-bedienden waarvan de één u nièt had afgeblaft toen u hem een, in uw eigen oogen te geringe fooi gaf, en de ànder u vyftig francs, aanvankelyk te véél afgehouden wisselgeld, restituteerde (met de noodige excuses) dit relaas, zeg ik, heeft ons goed gedaan. De Franschen, individueel, zyn, en wàren, tot voor betrekkelyk korten tyd nog, voor het groote meerendeel fatsoenlyke, ik bedoel: ‘eergevoelige’ menschen, en, ongetwyfeld, het innerlyk beschaafdste volk in Europa. Maar de demokratzigheid, het politiseerende, baantjes-jagende socialisme, en nu, sedert drie decennia, de bestiale communistische leer, hebben de ‘massa’ vergiftigd en verpèst. Helaas! Heelaas! 2o - Of u ons nog eens een pakje ‘als het voorgaande’ zult sturen? Nee!, doe dat maar niet. En in géén geval per luchtpost! Dat kost u veel geld en wy ontvangen het toch geen dag eerder dan wanneer het eenvoudigweg per spoor wordt geëxpedieerd. In Nice ‘ontscheept’, blyft | |
[pagina 511]
| |
zoo'n zending daar gewoonweg liggen tot er eens een goederentrein voorby komt. Uw tonnetje haring heeft tien dagen noodig gehad om ons te bereiken, en het was blykbaar een dag of wat bestraald geworden door de subtropische zon vóór dat de kameraden in Nice het doorzonden naar Toulon. Van de 100 deugdelyk-gesyndikeerde employés in Staats- of Gemeentedienst, hier te-lande, zyn er op zyn bést laat my zeggen 15% die hun plicht doen en fatsoenlyke menschen zyn. De rest is een bende aanmatigende vlegels, wier voornaamste bezigheid bestaat in nietsdoen, werkstaken, vergaderen, opslag-eischen-en-afdreigen van laffe regeerders waaronder niet één ‘man’ is, en die in hun schulp kruipen elken keer dat de ‘erkende en beproefde’ leiders van het noeste proletariaat een grooten bek opzetten, wat aan de orde, of, beter gezegd, aan de wànorde van den dag is. Of de Gaulle de ‘man’ zal zyn, waarnaar zooveel Franschen, de zwynery beu, uitzien? Ik weet het niet, maar ik verwacht weinig van hem. Hy is het die ons opnieuw een verbond met Rusland (het soviétistische Rusland!) op den hals gehaald, d.w.z. by manier van strop om den hals gelegd heeft. Hy is het die zes communisten tot ministers heeft gekozen, een imbecilliteit die de ‘Party’, in de oogen van de stomme ‘massa’, een ongehoord en onverwacht prestige verzekerd heeft.Ga naar eindnoot2 Hy klopt zich nù wel op de borst, brandmerkt de communisten als ‘separatisten’, erkent dat hy zich heeft vergist toen hy hen voor goede Franschen en oprechte patriotten hield - zy, van hùn kant, noemen hem nu een ‘verrader’! - maar het door hem in zyn verdwazing, zyn verblinding, zyn stommiteit gestichte kwaad, woekert voort en zal moeilyk te herstellen zyn. Wat my aangaat, ik verwacht geen heil, geen redding van een min of meer langdurige dictatuur. Alleen het herstel van de monarchie, de èrfelyke monarchie, zou het aan den rand van den afgrond belande Frankryk kunnen behoeden voor den algeheelen, definitieven ondergang. Als het daarvoor maar niet te lààt is! 3o - (Ik schryf hier nu een gedeelte van uw brief ddo 10 juli af:) ‘....Maar als ik bedenk dat uw boeken in Nederland alleen nog antiquarisch te verkrygen zyn, dan moet er toch ook hier een groep zyn die zich voor uw werk interesseert. En daarom heb ik my wel eens afgevraagd of een uitgave zooals b.v. de Uitingen niet mogelyk is, als zich een aantal van uw vrienden en bewonderaars hier zich daarvoor inspanden. Persoonlyk zou ik daar met plezier aan meedoen en was ik ook maar eenigzins bekend met uw relaties in Holland dan zou ik zeker trachten een aantal personen warm te krygen voor dat plan. Copie voor zoo iets moet u wel overvloedig hebben, etc.’ | |
[pagina 512]
| |
Laat my u, geachte en beminnelyke heer Kuyper, in de allereerste plaats ontgoochelen met betrekking tot uw onderstelling dat ik op een aantal ‘vrienden en bewonderaars’ in Holland kan bogen. Och, Heere, nee! En hoe zou iemand als ik, de gepersonifieerde, niets en niemand ontziende, op ‘linksch’ en ‘rechtsch’ gelykelyk vurende polemist een noemenswaardig aantal vrienden kunnen hebben? Buiten en behalve u-zèlf nu, wiens my warm-aandoende sympathie ik door myn geschriften heb verworven, heb ik geen hàlf-dozyn ‘vrienden’ in het land waar eens myn wiegje stond. De oudste daarvan - onze relaties dagteekenen van het jaar Onzes Heeren 1905! - is Mr H.P.L. Wiessing, 461 Kerkstraat Amsterdam, met wien ik het, op politiek zoowel als op philosofisch gebied, in niets hoegenaamd eens ben. Mr W. is, wat u misschien weet, een overtuigd communist, en ìk een onverzoenlyk ‘anti’! Maar wy waardeeren eikaars karakter, en hy heeft my, sedert het oogenblik van onze kennismaking en in wèerwil van myn laaienden àfkeer van al wat hỳ hoogschat en lief heeft, altyd de grootste toegeeflykheid en een onbeperkte toewyding betoond. Ik schreef hem onlangs over u, naar aanleiding van de door u aan den dag gelegde sympathie voor myn geschriften, en voor myn persoon, en van uw herhaalde vriendelykheden in stoffelyken vorm. Hy was met een en ander zeer ingenomen, en hy zou u ongetwyfeld hartelyk ontvangen indien u hem een bezoek zoudt willen brengen om dit of dat door u ontworpen schema my aan litteraire bezigheid in Holland te helpen te bespreken. Naar aanleiding dààrvan. Copy gerééd-liggen, behalve dan een stuk of wat geweigerde en nu alle actualiteit verloren hebbende artikels heb ik nièt. Maar myn hoofd zit vòl copy, felle, strydvaardige, vechtlustige, agressieve copy, die, gecondenseerd als stoom in een papiniaansche pot, een uitweg zoekt. Het liefst zou ik een schotschriftje willen publiceeren, op, als het kàn, gerégelde, en, ànders, op òngeregelde data te verschynen, en in den geest - en het formaat: 16 pagina's van 12 by 16 centimeter - van wylen de Paradox, waarvan ik geen enkel los nummer meer bezit en u dat dus ook niet kan toezenden. Ik weet niet of myn vriend Wiessing, die een geheelen inboedel, boekwerken en àndere geschriften incluis, te-loor heeft zien gaan in het gebombardeerde en gedeeltelyk in vlammen opgegane Arnhem, nog over een collectie van de Paradox beschikt. Vermoedelyk niet! Maar misschien kent hy den een of ander onder zyn vrienden, die dit van ruim 50 jaar geleden dagteekenende bundeltje bezit en het u ter-inzage wil geven. In elk geval kunt u op bladzyden | |
[pagina 513]
| |
133-149 van myn tweede deel herinneringen: Van Anarchist tot Monarchist, een aantal uittreksels van dien ‘brander’ vinden, een paar niet langademige artikels en een reeks beknopte, min of meer vinnige maar gewoonlyk goedgeluimde ‘charges’. Het is een dergelyk geschriftje dat ik in het leven zou willen roepen en in het licht geven, en indien u, waaraan ik niet twyfel, en zooveel rédenen heb niet te twyfelen, tot het verwezenlyken van dezen wensch wilt bydragen, dan zoudt u my in de hoogste mate verplichten. Mogelyker-wyze zult u, zooals u zegt, ‘eenige personen’ (voor dit plan) ‘warm kunnen krygen’, en zullen ‘de kosten, verdeeld over de koppen’, inderdaad blyken ‘gering te zyn’??? Wat de uitvoering van dit plan betreft, stel ik my die als volgt voor: Ik schryf hier de copy, zend u die toe, en u zorgt voor de uitgave (druk, verspreiding, etc.), met dien verstande dat ik de drukproeven ter correctie kryg en u die onmiddellyk retourneer. Een oplaag van 200 à 300 exemplaren, zal, wat de eerste paar nummers aangaat, wel voldoende zyn. U ziet dat ik my geen torenhooge illusies schep, noch ook my ‘gouden bergen’ voorspiegel. Wat de abonnements-prys, voor item zóóveel nummers, en ook de prys per ‘los’ nummer aangaat, heb ik zelfs niet het geringste idee, en laat het vaststellen daarvan geheel aan u over. De vraag, de primaire vraag!, is: hoe krygen wy het geschriftje, dat ik de Antikannibaal wil noemen,Ga naar eindnoot* en dat, zonder eentonig en exclusief te zyn, voornamelyk aan de bestryding van democratie en communisme [gewyd zal zyn] - beginselen, een en ander, van verderf en dood! - hoe krygen wy, zeg ik, myn pamphlet ‘er in’? Met andere woorden: hoe vestigen wy er de aandacht op? Het zal, denk ik, aangekondigd dienen te worden door middel van een paar advertenties, waarvan ik den tekst zou redigeeren en u toezenden. Wat myn honorarium betreft - laat my dit zoo noemen, en er onmiddellyk bỳ zeggen dat de Paradox my niet alleen niets heeft ingebracht, maar dat het blaadje zyn kosten niet eens heeft gedekt - wat myn honorarium aangaat, zou ik genoegen nemen met een bedrag van 50 gulden per nummer. Of vindt u dit te veel? Zeg my dit dan zonder éénigen schroom! Als ik maar schryven kan, en de ‘massa’, de Horde, de verdwaasde, zèlfmoorddadige Horde, voor den kop stooten en doen steigeren. En haar aanvoerders, de kuddedryvers, prikkelen tot machtelooze verbittering en toomelooze woede. | |
[pagina 514]
| |
Het spreekt wel van zelf, niet waar?, dat myn vriend Wiessing, die, in zyn hoedanigheid van oud-uitgever, u ongetwyfeld van raad zal kunnen dienen als u dit noodig oordeelt, de hand niet zal kunnen leenen tot de verwezenlyking van myn plan, hoe ‘ruim’ - exceptionneel-ruim - zyn denkwyze overigens is. Zỳn overtuigingen en mỳn levensbeschouwing druisen daarvoor te zeer tegen elkaar in. En mocht u hem raadplegen, laat my u dan verzoeken - wat hy-zèlf stellig niet zal doen - daar met niemand over te spreken. 4o - Hoe zou ik ook maar het geringste bezwaar kunnen hebben tegen uw pogingen - ‘buiten my om’, zegt u! - copy van myn hand, in casu: de door my aan den heer van Ravesteyn toegezonden kinderstudietjes - hier of daar geplaatst te krygen? Niéts kon my aangenamer zyn, en ik ben u erkentelyk voor de toewyding ook op dit gebied aan den dag gelegd. Vry Nederland zal dus een van myn verhaaltjes opnemen: ‘Félix, de Negro-Annamiet’?Ga naar eindnoot3 Misschien zal het ys nu gebroken zyn, en vind ik, wie weet?, een uitgever die het kleine bundeltje: ‘Een handvol Kinderen’, in het licht wil geven. Voor 100 gulden - of lykt dit u te veel geëischt? - sta ik de copy af. Maar ik zou er prys op stellen dat myn tekst gedrukt werd zooals ik dien schreef, d.w.z. volgens de ‘oude’, niet-‘vereenvoudigde’ z.g.n. ‘nieuwe spelling’, waarvan ik, niet uit conservatisme, noch ook uit per se non-conformistische overwegingen maar om redenen van zuiver-logischen (en philologischen) aard een tegenstander ben. (Zie inliggend paskwil) - een van myn geweigerde artikels - waarin ik gepoogd heb de ongerymdheid aan te toonen van de officieel-voorgeschreven, ‘nieuwe spelling’, die, dunkt my, verbysterend moet zyn voor een kind dat lezen leert. Hoe immers kan zoo'n stakkertje weten waar het ‘regènt’ en waar het ‘régent’ moet uitspreken, ‘ont êren’ en ‘ ènteren’, ‘kantélen’ en ‘kà ntelen’, ‘ré genjas’ en ‘regentè s’, ‘bédelen’ en ‘bedélen’, ‘kraké len’ en ‘kà kkelen’, ‘rékel’ en ‘rebè l’, ‘bevélen’ en ‘hévelen’ enz., enz. Het is al dwaasheid wat er à àn is! En waar dient het, in 's hemels naam, toe? Tot het uitsparen van een letter hier en daar? Tot het ‘demokratiseeren’ van de mooie, ryke nederlandsche taal. En te zeggen, beste heer Kuyper, dat u daar aan mee doet! (Mag ik het stuk, na lezing... en overpeinzing, by gelegenheid terug-ontvangen?)Ga naar eindnoot4 | |
[pagina 515]
| |
18.viii
Ik vind daar in myn brievenbus een ex. van Vry Nederland, my blykbaar door de redactie toegezonden, en inhoudend Félix, de Negro-Annamiet. Dat is vlug gegaan, en ik vind het prettig dat u zich niet voor niets moeite hebt gegeven. Ze hebben het schetsje daar natuurlyk volgens de officieel-voorgeschreven tégen-natuurlyke, ‘vereenvoudigde’ spelling gezet, wat my in een krant, een soort ééndags-vlieg, niet zooveel kan scheelen, waar het my, in een door my geschreven boek, in de hoogste mate zou ergeren. Maar waarom hebben ze myn onderteekening verminkt, vyf letters van myn vóórnaam geamputeerd? Een làfheidje, vermoed ik! De lezer kan nu zoo'n beetje in twyfel blyven verkeeren met betrekking tot den schryver, wiens authentieke naam het be-za-dig-de, overleden-vischjes-consumeerende, hollandsche publiek nog altyd schynt af te schrikken: ‘Alex’ Cohen! Mislyk!... Zeg er maar niets van aan de menschen van Vry Nederland, die misschièn - ik herinner my niet of het daar gepubliceerde schetsje, dat deel uitmaakt van een vyftal, afzonderlyk door my onderteekend was - te goeder trouw dom zyn geweest? Maar mocht het u gelukken een ànder van myn vyf Kinderen hier of daar onderdak te brengen, onderteeken het schetsje dan met myn naam voluit, voulez-vous? A propos daarvan: onnoodig het te probeeren by Elsevier of de Groene. Doe dus dààr geen moeite. Maar zou ‘Hans, de Napoléonide’, niets zyn voor Kompas?Ga naar eindnoot5 Wat Vry Nederland aangaat, wil ik u nog zeggen dat ik het een uitstékend blad vind, zonder politieke geestdryvery in wélke richting ook, goed geredigeerd, goed geschreven in het algemeen, ruim van opvatting, zonder grofheden van éénigen aard, en ‘opvoedend’ in de beste beteekenis van het woord. Het zou my dus niet verwonderen als het betrekkelyk weinig lezers had, en my verheugen het tegendeel te vernemen.Ga naar eindnoot6 Tegelyk met dezen adresseer ik u een prospectus van myn twééde deel herinneringen (Van Anarchist tot Monarchist), inhoudend een aantal beoordelingen van het éérste deel: In Opstand, plus een brochure, dagteekenend van 1912, en waarvan de lezing u de verklaring zal geven waarom myn geschriften, door de hollandsche pers in het algeméén en van de meest-uiteenloopende, politieke schakeeringen, in welwillende termen besproken, door de Neue Rotterdamsche Kurant stelselmatig zyn ‘afgekamd’,... tot myn amusement trouwens. (Zie blzn. 349, 413-14 en 283 van Van An. tot Mon. en blz. 18 van In Opstand). | |
[pagina 516]
| |
Verder zie ik niets meer voor vandaag, leg dus de pen wèg, of juister, zet de schryfmachine op zy, en groet u en uw vrouw heel hartelyk, ook namens mỳn missus. t.à.v.
Alexandre Cohen p.s. - Mr. Wiessing, voor wien ik géén geheimen heb, noch wàt ook ànders voorstel dan het is, weet natuurlyk van welke ‘strekking’ het geschriftje zou zyn dat ik wensch in het licht te geven. U kunt hem dus zonder terughouding daarover spreken. |
|