Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan W. van RavesteynToulon, 12 mei '48
Waarde van Ravesteyn,
Sedert 3 dezer èindelyk in het bezit van uw ‘rectificatie’ in het Dagblad van 3 maart, heb ik, om myn door de kennisneming daarvan ontstane gevoelens tyd te gunnen tot op een zeker peil te bezinken, en u dus nietGa naar eindnoot1 ab irato te schryven, eenige dagen gewacht. Laat my u nù zeggen wat ik op myn gemoed heb. Maar éérst dit: hoe hebt Gy ook maar één oogenblik kunnen onderstellen, dat ik, na myn zonder herhààldelyk succes by u aandringen my het bedoelde stuk toe te zenden, op 21 april ten antwoord had gekregen dat u de krant waarin uw rectificatie was opgenomen niet terug kondt vinden... hoe hebt u, zeg ik, kunnen denken dat ik, my tevreden stellend met deze, zoo onmiskenbaar uw gêne verradende uitvlucht (pas-sez-moi le mot!), niet zou trachten langs ànderen wegGa naar eindnoot2 het stuk machtig te worden? | |
[pagina 508]
| |
(Wat zou u immers gemakkelyker zyn gevallen, dan, ten mynen behoeve, een twééde ex. van het Dagblad op te vragen of het my door de krant, te laten toezenden?) Nu de hoofdzaak! Ik had u, eenigen tyd geleden, gezegd dat ik dringend wérk noodig had, vertaalwerk desnoods (ik sprak u, naar aanleiding daarvan, van den uitgever StolsGa naar eindnoot3 in den Haag), en dat wy, als ik dit niet binnen kort kreeg, onherroepelyk te-gronde zouden gaan. Ook had ik u - in denzèlfden of in een voorgaanden brief? - toevertrouwd dat wy, gegeven de materieele onmogelykheid waarin wy verkeerden ons, aan levensmiddelen, iets hoegenaamd te verschaffen buiten en behalve de schaarsche proviand door de Voedselvoorzieningsdienst (Ravitaillement) verstrekt, somtyds ‘tegen den muur opvlogen van den honger’Ga naar eindnoot4, [wat] een figuurlyk op te vatten, schilderachtig, populair gezegde is. En ik drukte u op het hart - ik herinner my dit duidelyk! - deze verdrietige confidentie niet ‘aan de groote klok’ te hangen! En nu gaat Gy, in een krant,Ga naar eindnoot5 vertellen dat wy ‘hongerlyden in den letterlyken zin van het woord’, wat natuurlyk door een ieder is opgevat als een beroep op het walgelyke medelyden van het publiek. En Gy dikt dit nog eens aan door van myn ‘ouden dag’ te gewagen! En de idioot, die uw tekst commenteert, maakt het nog erger en nog vernederender voor my door my aan te bevelen in de gunst en recommandatie van eventueele edele gevers, die van ù myn adres kunnen krygen! Afschuwelyk! Mon cher Ravesteyn, je me sens profondément humilié et attristé.
C. p.s. - Ik stuurde u, een paar dagen geleden, een no van France-Dimanche plus een paar daarby ingesloten knipsels, die u, verwacht ik, wel zullen interesseeren. |
|