Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan W. van RavesteynToulon, 6 april '48
Waarde van Ravesteyn,
Gistermiddag in het bezit gekomen van uw, ddo 31 maart door Voorbeytel gereëxpedieerd geschenk, waarvoor onzen hartelyken dank. Wy hebben er, schilderachtig en beeldsprakig gezegd, geen gras over laten groeien, en ons avondmaal, bestaand uit jonge tuinboontjes - product van myn vrouws landbouw-nyverheid - opgeluisterd door de toevoeging van dobbelsteentjes rotterdamsch rookspek. Un délice! Vanmorgen hadden wy by de thee (waarvan de verkoop sedert een dag of 14 vry is), sneedjes geroosterd brood gezalfd met hollandsche roomboter... ùw rantsoen vrees ik!, en vanmiddag, by manier van five o'clock, zal Drostes cacao worden getapt in plaats van thee. Nogmaals, many thanks to your missus and yourself. Van victualiën gesproken! Van Wiessing, die, zooals u weet, voor een tydje uit logeeren is by een van zyn zoons, in Amerika, kregen wy, | |
[pagina 503]
| |
verleden week, een omvangryk pakket proviand, en hy schryft dat hy, gedurende zyn verblyf in God's own country, overvloeiend van melk en honing, deze ‘geste’ nog een keer of wat denkt te herhalen. W. is my, in weerwil van alles wat ons, ideologisch gesproken, onverzoenlyk van elkaar scheidt, in weerwil ook van de mynerzyds vinnige, vaak al te vinnige, mondelinge en schriftelyke, uiterst-persoonlyke poemiek, onveranderd trouw gebleven, een wèl vermeldenswaardige bizonderheid in onzen, in het ‘teeken van Kaïn’Ga naar eindnoot1 staanden tyd! En nu over uw brief ddo 8 maart. Gy zegt daar, o.m., dat ‘de man van Lunshof, na uw rectificatie, zyn vergissing in zake myn vereenzelviging met prof. Gustave CohenGa naar eindnoot2 heeft hersteld in een volgend no van het Dagblad, ‘dat ik (schryft Gy) geloof u niet te hebben gezonden’. Gy hebt dit, tot myn spyt, inderdaad nagelaten. Verder schryft Gy: ‘In ieder geval was er dit bereikt, dat eenige menschen, waaronder een oude schoolkameraad van u, er opmerkzaam op waren gemaakt dat Gy nog leeft. Hebt Gy daarvan geen teeken ontvangen?’ No, I have not! Maar wèl ben ik uiterst benieuwd iets naders te hooren van dien, door u niet genoemden oud-schoolkameraad. Wie kan dat zyn? Waarom, beste vriend!, stuurt u my dergelyke, my onmiddellyk-betreffende en u in handen gekomen knipsels niet spontaan toe Ik schreef intusschen aan Veersema, de man van het Dagblad, om hem op een àndere vergissing - zyn verwarring van my, als correspondent van indische bladen, met een zekeren ‘Hugo Reynst’, pseudoniem waaronder hy my verscholen onderstelde - te wyzen, en ik verzocht hem metéén toezending van zyn rectificatie, die ik evenwel tot nu toe niet heb ontvangen. Maar misschien komt die nog. (Hierby zyn aan u geadresseerd briefje terug, plus uw artikel in Elsevier dat ik met belangstelling en instemming las.Ga naar eindnoot3 Met instemming, tenminste wat betreft uw oordeel over ‘hun’ stommiteiten in de w.f.t.u. Hier, in Frankryk, hebben ‘zy’, in de laatste maanden, veel terrein verloren, en veel in-vloed, o.a. by het Syndicat National des Instituteurs - ik weet niet of dit de juiste benaming is, of was, van deze vakvereeniging -, waar zy, kort geleden nog, den baas speelden, en waar zy nù uitgegooid zyn, met c.g.t. en al! Het Syndicat - verheugend verschynsel! - zal voortaan autonoom ‘zyn, m.a.w. zich by géén politieke Party, welke ook, aansluiten. A la bonne heure! Daar moet het heen!) Natúúrlyk is de staatsgreep in PraagGa naar eindnoot4 óók weer een ‘politieke stupiditeit’ van het Kremlin geweest, die, zooals u zegt, op het juiste moment ‘het schip van MarshallGa naar eindnoot5 een flinke stoot heeft gegeven om het glad van | |
[pagina 504]
| |
stapel te doen loopen’. D'accord! Maar wat my verwondert, my by de lezing van uw laatsten brief al verwonderd had, is dat u aan Jan Masaryks zèlfmoord gelooft.Ga naar eindnoot6 Ik heb geen seconde geloof gehecht aan dit fabeltje! Voyons, Ravesteyn! Uit-het-venster-springen - of zich ophangen, tenzy hy, ‘in verzekerde bewaring’, geen àndere gelegenheid ziet een eind aan zyn leven te maken - doet geen mensch van Masaryks stand en opvoeding. Die jaagt zich een kogel door den kop, snydt zich, in een warm bad, de polsaderen door, of slikt een doodelyke dosis van een of ander slaapmiddel. Maar tenzy hy plotseling krankzinnig is geworden, springt hy niet uit een vierde verdieping met het risico nièt op de plek dood te blyven, en misschien uren lang, dagen lang, de ondragelykste pyn te lyden voor Thanatos zich over hem ontfermt. Uit het venster springen doen vertwyfelde arme bliksems, pessimistische dronkaards, rumoerige-ruzie-ten-aanhooren-van-belangstellende-buren-met-hun-vrouw-hebbende proleeten (ik zeg nièt ‘proletariërs’!) met de berekening hun troostelooze weduwe in opspraak te brengen, op de manier van den traditioneelen Chinees, die, om een hem antipathiek medeburger een poets te bakken, zich op 's mans drempel den hals afsnydt. Maar een man als Jan Masaryk, hoe demokratzig-gezind anders ook, maakt op aristocratischer wyze een eind aan zyn leven als hem dit ondragelyk is geworden. En hy riskeert de kans niet met verbryzelde ledematen in handen van zyn belagers te vallen, en, ad hoe opgelapt, in extremis door een proletarisch-dictatoriaal veemgericht naar de galg te worden verwezen. Myn idee, van begin af aan, was dat GottwaldGa naar eindnoot7 en Cie, bevreesd dat Masaryk, in navolging van den Pool Micholajczyk,Ga naar eindnoot8 zou pogen te ontvluchten, om, veilig beland in Engeland of Amerika, à l'instar van Kravtchenko, Micholajczyk en ànderen, een ‘boekje open te doen’ over den toestand in Tchèko-Slovakye, hem vergiftigd en zyn lyk op de binnenplaats van zyn Ministerie, onder zyn venster, hebben dóen deponeeren. En wat schryft nu de praagsche correspondent van Le Monde, die, zooals duizenden àndere personen, Jan Masaryk van zeer naby in zyn ceremonieus te-pronk-gestelde kist zagen liggen? Dat de opmerkelyk rustige gelaatstrekken, noch ook onbedekte handen van den doode ook maar de geringste sporen van kwetsuur of kneuzing vertoonden! Verrassend bevind van zaken, dunkt u niet? Daar is dan ook, zegt de bedoelde correspondent, in Praag geen sterveling die aan Masaryks zèlfmoord gelooft. Que voulez-vous! Men kan niet aan alles denken en | |
[pagina 505]
| |
‘zy’ hebben, in de gauwigheid, vergeten hun fabeltje een beetje aannemelyker te maken door een zaakkundig grimeeren van het lyk. In uw artikel in Elsevier spreekt Gy, in het voorbygaan, meewarig van Bénesj... ‘de ongelukkige president die blykbaar ziek en machteloos is gemaakt’Ga naar eindnoot9 Ik beklaag den idioot niet, die, even als de messianistische ontwapenaar Blum, de germanophile Ramsay MacDonald en de gallophobe Lloyd George, min of meer direct mede-aansprakelyk is geweest voor de uitbarsting van den twééden Wereldoorlog... in afwachting van de dèrde universeele slachting! Hy, Bénesj, was de man, die, kort voor de overrompeling van Oostenryk, in den loop van zeker een half-dozyn interviews, urbi et orbi te kennen heeft gegeven dat hy - dit lètterlyk! den Anschluss verkoos boven den terugkeer van de Habsburgers in Weenen! De crétin is op zyn wenken bediend geworden! De Anschluss, geografisch gesproken, dat was de reddelooze omsluiting van Bohemen en ommelanden weinigen tyd daarna zonder slag of stoot - Staline Batioeschka, die iets had kunnen doen voor het slavische broedervolk, verroerde geen vinger - verzwolgen, en onderworpen aan een oneindig despotischer, ‘protectoraat’Ga naar eindnoot10 betiteld, régime, dan de, sedert decennia verslapte, en zeker niet tirannieke heerschappy van Oostenryk. Wat Bénesj bezielde by zyn openlyke verdoeming van de Habsburgers, dat was zyn maçonniek, rabisch anti-catholicisme, en zyn: ‘liever den Anschluss dan de Habsburger in Weenen!’, mutatis mutandis een ‘Eerder turksch dan paapsch!’ Gy zult zeggen dat Hitler, ook zònder Bénesj' impliciete instemming, Oostenryk zou hebben overweldigd. Misschien wél! Maar de zékerheid die hy nù had, dat noch de Tsjechen, noch, achter de Tsjechen, hun beschermheer Staline bezwaar zouden hebben tegen de annexatie van Oostenryk, heeft ongetwyfeld bygedragen tot het overwinnen van zyn laatste aarzelingen. Bénesj en zyn aanhang hebben dezelfde ‘stupiditeit’ begaan als, in 1914, aan den vooravond van den ‘frischen und fröhlichen (maar niettemin “aufgezwungenen”) Krieg’, de BormsenGa naar eindnoot11 en consorten in België, die den man met de verticale knevels, Wilhelm ii, de overtuiging bybrachten dat hy en zyn Heldenkrieger door de verdrukte Vlamingen verwelkomd zouden worden als hun verlossers van het ondragelyke juk der Franskiljons! Om terug te komen op Jan Masaryks ‘zelfmoord’. Dat dit weer een stommiteit is geweest van de ThugsGa naar eindnoot12 op het Kremlin, dat valt niet te betwyfelen. Ofschoon... wat ‘leert’ de menschheid eigenlyk iets, wat opent haar de willens en wetens verblinde oogen? Niéts! Het matte, | |
[pagina 506]
| |
afgeleefde, uitgeleefde Europa - Amerika, noord en zuid, heeft mogelykerwyze nog een beetje respyt! - beantwoordt met den dag méér aan een definitie van Baudelaire: ‘Une oasis d'horreur dans un désert d'ennui’.Ga naar eindnoot13 De zichzélf vergodende, godvergeten en godverlaten ‘massa’, de horde, ‘amoureux du fouet abrutissant’ (re-Baudelaire), wentelt zich wellustiglyk in het stof voor zyn, den geesel zwaaiende beulen. Laat my deed ik dat vroeger al niet eens? - het heel quatrain voor u afschryven:
Le bourreau qui ricance, le martyr qui sanglote,
La fête qu'assaisonne et parfume le sang,
Lepoison du Pouvoir énervant le despote,
Et le peuple amoureux du fouet abrutissant!Ga naar eindnoot14
Zoo ver is het nu gekoomen, zoo is het nu gestéld, en zoo zal het, naar ik met groote vreeze vrees, tot het einde toe blyven. Hoé dit einde zal zyn, hoe het zich zal voltrekken, wie zal het zeggen? Door een universeele zèlf-exterminatie vermoedelyk, logische ‘aboutissante’ van den niet te keeren, niet te beteugelen ‘Wetenschappelyken Vooruitgang’, die gelyken tred houdt met de geestelyke en ethische regressie, voire haar voorby galoppeert. Waarom ik my dan ‘druk maak’? Waarom ik schryf? Waarom ik, onvermoeid, en onontmoedigbaar, vecht? Parce que je suis ainsi fait! Ik vecht uit behoefte aan uiting! Myn stryd is een ononderbroken stryd tégen, niet vóór dit of dat! En ik lach, met een wel is waar grimmigen lach en zonder haar al te zeer te beklagen, om de verdwaasde ‘kudden’, die, hier, daar en overal zich zèlf in het gareel spannend, zich zèlf het juk om den gekromden nek leggend, door de bruutste, bloedigste despoten, vice-despoten en Ersatz-despoten, vandaag onder de ééne, morgen onder de àndere bedriegelyke, haar eigen knechtschap bestendigende en verzwarende leuzen, [zich] tot de ignobelste daden laten dryven. (A propos van de ‘despoten’! Ziet Gy qualitatief verschil tusschen Staline en Hitler?). Uw idee den uitgever-to beGa naar eindnoot15 van uw essay over Swift te suggereeren een bloemlezing uit de geschriften van den ‘Dean’ in het licht te geven, en daar myn vertaling van zyn Instructions to Servants in op te nemen, lykt my uitstekend. En dat Gy niet volstrekt wanhoopt aan de mogelykheid myn vyf, tout ce qu'il [y] a de plus natuurlyke kinderen ergens onderdak te brengen, verheugt my. Dat Gy, voor een en ander, uw uiterste best doet, dat is een Geloofsartikel voor my. | |
[pagina 507]
| |
Wat ik nog vergat u te vragen! Wat is er aan de hand, of aan de hand gewéést met kameraad Koejemans,Ga naar eindnoot16 van wien Gy, in een vroegeren brief, schreeft dat hy van Moscou uit, op zyn ‘vingers getikt’ was? Ongehoorzaam geweest? Tot kettery vervallen? Vader Stalines levensgroot conterfeitsel uit zyn studeercel of uit het redactie-bureau van De Waarheid verwyderd? Ik las, een paar dagen geleden, in een fransche krant dat hy zyn ontslag als communistisch lid van de Eerste Kamer had ingediend, ‘á cause de son désaccord avec la politique de Moscou’. Dus tóch een fatsoenlyk man, die van de Maarschalks-waardigheid in spe heeft afgezien wegens gewetensbezwaren? Wèl een witte raaf dan in de roode gelederen! Met zeer vriendelyke groeten, ook namens myn vrouw
t. t. C. p.s. ddo 10.iv - ‘De man van Lunshof’ heeft my, tot nu toe, de ‘rectificatie’ nièt toegezonden waarom ik hem een dag of 10 geleden, heb verzocht. Mag ik die nu van u ontvangen? |
|