Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd[Brieven 1948]Aan W. van Ravesteyn‘Clos du Hérisson’, Chemin des Fours-a-Chaux, (Les Routes) Toulon, 14.1.48
Waarde Ravesteyn,
Morgen zal het juist een maand zyn geleden dat ik Wiessings kaart ontving, waarin hy my, ter illustratie van Uw: ‘voor ons geschreven, prettig gesteld stuk over de Paradox’, verzocht de Hoofdredactie van de Vrye Katheder een photo van my toe te zenden. Ik dééd dit, ofschoon ik, zooals ik U schreef, by voorkeur de eenige dagen later terug-gevonden omslag-teekening van de P. gereproduceerd had willen zien. Waar, tot nu toe, Uw door Wiessing aangenomen artikel nièt in de v.k. is opgenomen, vraag ik my af - tout comme vous-même peut-être? - of zy daar niet van plan zyn het te ‘vergeten’, het ‘verloren’ te laten gaan, m.a.w. het te vermoffelen, het eventueel zóó lang te laten liggen dat het alle actualiteit ingeboet zal hebben en dus, kwansuis, ‘niet meer voor publicatie in aanmerking’ kan komen. Het stuk was immers geschreven naar aanleiding van een ‘historisch gebeurtenisje, het van-stapel-loopen van myn brander op 6 november 1897, een halve eeuw geleden dus op 6.11.'47. En als ‘ze’ het nu een maand-of-wat konden ‘vergeten’, en U het dan retourneeren met de opmerking dat het hun, na ryp beraad, verkieslyker voorkomt met de publicatie van Uw (dan ad hoe gewyzigd) ‘In Memoriam’ te wachten tot 6 november a.d. 1997, dan, n'est-ce pas?, zouden ze daar een doorn in het vleesch kwyt zyn. Want zy hebben, begrypelykerwyze, niet de geringste neiging hun kuddeke te herinneren aan het nog bestààn, noch, vooral, aan de geschriften van den individualist en onverzoenlyken anti-‘massa- | |
[pagina 497]
| |
mensch’, die, twintig jaar geleden al, het communisme, hun Geloof, heeft gequalificeerd als een ‘kannibaalsche gelykheids-bestialiteit’. Wiessing heeft Uw stuk aangenomen, met blykbare instemming! Hy is, in weerwil van de omstandigheid dat wy ‘sedert het uur van onze eerste ontmoeting in alles tegenvoeters’ zyn geweest (zie de opdracht, aan hèm, van myn boek In Opstand), myn vriend gebleven, een indulgente vriend, zonder blyvende wrok jegens my in weerwil ook van de harde, de schrynende waarheden die ik hem, in den loop van ruim 40 jaar, en, in feller taal dan ooit te voren, in de laatste twee decennia naar het bolsjewistisch-verdwaasde hoofd heb gegooid. Maar ik weet nièt of hy, buiten zyn overvloedige copy, als mede-Hoofdredacteur veel heeft in te brengen aan de v.k. Wat ik wèl weet is dat kameraadske Mr P.E. Eldering, de 1 1/2 (anderhalfsche) Hoofdredactrice, de pest aan my heeft gezien. Maakt zy nu gebruik van Wiessings afwezigheid - hy is onderweg naar de u.s., waar hy een zoon heeft wonen - om Uw door W. aangenomen stuk te vermoffelen? It looks like it! En ik behoef U zeker niet te zeggen dat de verwézenlyking van dezen slinkschen toeleg my zeer zou verdrieten. Maar hoe dit te voorkomen? Bestaat er éénige kans, indien U het stuk terug mocht vragen - in welk geval ik U by dezen machtig de door my op Wiessings verzoek aan de Hoofdredactie van de V.K. toegezonden photo op te vorderen... afbeeldsel dat ik U dan gaarne offreer - bestaat er, zeg ik, de geringste kans dat een ander blad of tydschrift het artikel opneemt? Elsevier retourneerde het U, ‘ofschoon (schryft Gy) Hiltermann,Ga naar eindnoot1 de hoofd-redacteur, beweerde u (my) zeer te waardeeren’. De Uitkyk? Maar de hoofd-redacteur van dat ‘onafhankelyke’ orgaan, die my, via U, liet weten dat het hem ‘groot genoegen’ zou doen indien ik ‘te bewegen zou zyn’ (hem) ‘iets ter publicatie af te staan’, heeft tot nu toe niet geantwoord op myn hem door U toegezonden briefje ddo 30 december. En hy zal vermoedelyk wel blyven zwygen! Ja, ja!, zoo zyn de ‘degelyke’ Hollanders, door myn vriend Wiessing in zyn brieven aan my by herhaling geroemd als even zooveel voortreffelyke tegenstellingen met betrekking tot de wufte Franschen. ‘Wy zyn hier degelyk!’ Nou!, alsjeblieft. (Voor ik dit vergeet: Indien u by de V.K. mocht informeeren naar het aan Uw stuk over de Paradox beschoren lot, laat dan duidelyk uitkomen dat dit artikel formeel is aangenomen door den hoofd-redacteur Mr H.P.L. Wiessing, hetgeen o.a. blykt uit zyn ddo 13 december aan A.C. gerichte briefkaart, waarin hy (Mr W.) de publicatie van dit ‘vriendelyk gestelde stuk’ aankondigt en A.C. verzoekt om toezending, aan | |
[pagina 498]
| |
de hoofd-redactie, van een by Uw artikel te reproduceeren photo. Als ‘zy’ weten dat Gy dit weet, dan zal hun dit, indien hun voornemen was het stuk te verdonkermanen, mogelykerwyze beletten dit te doen. Want het zou hen in een scheeve verhouding (heet dit zoo niet?) brengen met betrekking tot Wiessing, die nu wel voor een paar maanden wèg is, maar met wien ik in schriftelyke relatie blyf (hy gaf my zyn adres in Amerika op) en die zich een dergelyke wegcyfering van zyn hoofdredactioneele waardigheid niet zal laten welgevallen. Après tout is hy toch óók Hoofdredacteur!) Met myn hartelyke groeten,
t.à.v. C.
Bygaand uitknipsel, dat ik vergat by een van myn vroegere brieven in te sluiten, geeft U een apergu van Blum's scherpzinnige politiek. ‘L'ennemi no 1’ is de Gaulle, maar met de communisten - die zyn strop al klaar hebben liggen! - moet de definitieve breuk voorkomen worden!Ga naar eindnoot2 Après tout, ce sont des frères n'est-ce pas? |