Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
Aan W. van RavesteynToulon, 16 october 1937.
Waarde Heer van Ravesteyn,
Vóór my ligt het gisteren door bemiddeling van myn uitgever ontvangen Critisch BulletinGa naar eindnoot1 met Uw recensie van myn boek, een bespreking waarvan de uiterst-sympathieke toon my te méér trof, waar, onder de door my gehavende personen, er althans één is: Jean Jaurès, door U hoogelyk vereerd. Uw warm-aandoende onpartydigheid, ten-opzichte van den beeldstormer die ik ben, does you great credit! Uw beoordeeling van myn laatste werk behoort tot de gunstigste die my te-beurt vielen. Allerprettigst stemde my, in Uw recensie, de onmiskenbare, en, trouwens, zonder voorbehoud beleden gemeenschappelykheid van Uw en myn ‘passies, afkeeren en voorkeuren’ op velerlei gebied. En ik heb hartelyk gelachen om Uw, hyper-ónhollandsche, goedkeuring van myn londensche straf-expeditie naar 30 Hugo-Road, Tufnell-Park, N.w., door U, op gevaar af van voortaan te worden aangezien als een niet-ernstig man, zonder blikken of blozen ‘kostelyk’ genoemd. Ik word zoo langzamerhand gerehabiliteerd in de oogen der hollandsche ‘élite’! Menno ter Braak, in het Vaderland, rechtvaardigde myn ‘schelden’, U, in het Critisch Bulletin, myn ‘forsche manieren’. Een trede of wat lager in de litterair-critische hiërarchie, durft de Haagsche PostGa naar eindnoot2 - de hallemannetjesachtig-fatsoenlyke Haagsche Post! - afdrukken dat ik ‘een knappe, heftige kerel’ ben, en myn boek ‘een der scherpste en amusantste boeken die sinds Multatuli zyn geschreven.’ Heftigheid als een deugd geprezen in de Haagsche Post!Ga naar eindnoota Où allons-nous, Seigneur? - Van de h.p. gesproken! De recensent in questie was, blykbaar, van oordeel, dat zyn voor de rèst ruim gemeten lof niet heelemaal onvermengd diende te blyven, en hy besloot dus zyn artikel met de paragraaf, die ik, voor Uw geestelyke dilectie, hier insluit. Wat de man daar vertelde was volslagen idioot! Maar hy verschafte my de gretig aangegrepen gelegenheid myn ouden vriend Govert G. nog even in het o-tje te nemen, en hem,Ga naar eindnootb coram populo, nog belachelyker te maken dan ik dit in myn boek deed. (Zie myn repliekje,Ga naar eindnoot3 door den onnoozelen recensent opgenomen, en dat Govert G. vermoedelyk de classieke verzuchting heeft afgeperst:Ga naar eindnootc ‘Dieu me garde de mes amis!’ - Hoe vindt U den ‘zeever’, zooals de Vlamin- | |
[pagina 402]
| |
gen zeggen voor ‘ouwehoerdery’, by manier van dooddoener onder myn ‘Wederwoord’ gedeponeerd? Wee! n'est-ce pas?) Iets dat ik graag van U zou willen weten: Is het artikel: Een Individualist, in de Dageraad ddo 26 juni j.l. opgenomen, van Uwe hand? Ik meen Uw styl en Uw argumentatie daarin te hebben ontdekt. Laat my U zeggen, voor het geval dat een ander dan U de auteur van het stuk is, dat het, myn ideeën-in-het-algemeen latend voor wat zy zyn, zeer vriendelyk oordeelt over myn styl en myn temperament, en, tout, comme vous, den nadruk legt op myn, zeker niet onder stoelen en banken gestoken afkeer van Duitschland en van de sociaal-democratie. En dan is daar ook het uiteenzetten, met een milde critiek van myn ‘romantisch monarchisme’, van myn groote liefde voor Frankryk.Ga naar eindnootd Et puis, et puis encore... het verwytje - waar ik best tégen kan: evenwicht = eentonigheid! - van ‘onevenwichtigheid’, dat my herinnert aan een passage in een van Uw eerste brieven en aan den slotzin van Uw critiek over In Opstand, (in het Volk), waar ik als een ‘onberedeneerde persoonlykheid by uitstek’ word gequalificeerd. Toe! laat my eens weten of U de schryver van dit stuk bent.Ga naar eindnoote Si non! il vous ressemble comme un frère! En hy is my even sympathiek, qua recensent, als de conservator der rotterdamsche Bibliotheek. Waar ik óók nieuwsgierig naar ben: ben ik pretentieus als ik U de vraag stel of de lezing van myn boek Uw oordeel over... laat my, melliflu! zeggen: het internationaal-politieke beleid, van Jean Jaurès en van Aristide Briand, niet een beetje heeft gewyzigd? Voyons! Aristide's onderhoud met den vos Stresemann (zie pag. 303 sqq van myn boek) en zyn ‘fonds-secretière’ voedering van zwermen binnen- en buitenlandsche sportulaires?Ga naar eindnootf Cela ne vous apprend-t-il rien sur le personnage? En Jaurès' verblindheid voor de perfidie der ‘frères allemands’, waar-van ik, feiten en data à l'appui, de onomstootelyke bewyzen lever? Toen ik myn boek schreef wist ik nog nièt - ik heb geen geld om boeken te kóópen, en zoo was my, o.a. ook het werk van Charles AndlerGa naar eindnoot4, over Lucien Herr, ontgaan! - toen ik myn boek schreef wist ik nog niet dat de duitsche Parteifraktion, in 1913 - één jaar voor de Groote Slachting! - met algemeene stemmen het door den Grooten Generalen Staf geëisch- te buitengewone Kriegskredit van anderhalf milliard mark ingewilligd had na ruggespraak mèt en toestemming van Jaurès, die, daarna en in weerwil daarvan, voortging, met de heele socialistische vertegenwoordiging in de Kamer, tégen de inwilliging van het budget der Nationale Verdediging te stemmen! Dementia of nièt? En kan ik myn bewering | |
[pagina 403]
| |
dat Jean Jaurès voor een groot deel mede-aansprakelyk is geweest voor de uitbarsting van den Wereldoorlog, verantwoorden of nièt? U hèbt, geloof ik, het boek van Charles Andler, die dit feit - het gekonkel tusschen Jaurès & Cie en Bebel und Co - onthult en het qualificeert als eenGa naar eindnootg ‘fait enorme qui discreditera le socialisme international.’ PeguyGa naar eindnoot5 had gelyk, waar hy schreef:Ga naar eindnooth ‘Il n'y a qu'une politique, la politique de la Convention Nationale. Mais il ne faut pas se dissimuler que la politique de la Convention Nationale, c'est Jaurès dans une charrette et un roulement de tambour pour couvrir cette grande voix.’ Daar had ik byna iets vergeten! Uw opmerking dat myn boek wel ‘aan myn vrouw opgedragen had kunnen zyn’. Zeker! Maar zy wilde dit niet, omdat ik den bundel: Uitingen van een reactionnair al aan haar had gewyd: ‘Voor Kaya, in grenzenlooze dankbaarheid voor vyf-en-dertig jaar geduld’. Het is waar: ik had daar nù van kunnen maken: voor drie-en-veertig jaar geduld! De hoogste lof! Maar zy wilde niet! Zy wist ook niets van myn voornemen haar portret als frontispice in het boek te plaatsen. - Ik geef U deze uitlegging omdat Uw verwytje my heeft getroffen als een mooi-menschelyke uiting van sympathie voor myn U onbekende ‘levensgezellin’. Met heel veel vriendelyks U zeer toegenegen
Alexandre Cohen
Ik stuurde U onlangs een aantal krantenknipsels, van allerlei aard. Interesseeren de letterkundige opstellen van Daudet U? Si oui, je continue a vous en envoyer.
Zou de redactie van het Critisch Bulletin van de uitgevers gedaan kunnen krygen dat zy my een ex. van het C.B. met Uw artikel toezenden? U moet weten dat ik de verschillende critieken in een cahier plak, wat ik niet kan doen met aan weerszyden bedrukte pagina's. |
|